ECLI:NL:OGAACMB:2025:78

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
18 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
AUA202403306
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen afwijzing gratificatie ambtenaar

In deze uitspraak van het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, gedateerd 18 augustus 2025, wordt het bezwaar van klaagster, de Gouverneur van Aruba, tegen de afwijzing van haar verzoek om een gratificatie voor de dienstjaren 2022 en 2023 beoordeeld. Klaagster, die sinds 1 december 2014 ambtenaar is en leiding geeft aan de Hygiënische Dienst van de Directie Volksgezondheid, had verzocht om een gratificatie op basis van functieverzwaring en extra verantwoordelijkheden die zij zou hebben gedragen. De bestreden beschikking van 30 augustus 2024 wees dit verzoek af, omdat er volgens verweerder geen sprake was van bijzondere prestaties.

Klaagster diende op 23 september 2024 haar bezwaarschrift in, waarna de zaak op 9 juni 2025 ter zitting werd behandeld. Klaagster verscheen in persoon, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. T. Loopstok. Het gerecht oordeelt dat het bezwaar ongegrond is, omdat de extra werkzaamheden die klaagster heeft verricht, zoals de handhaving van gezondheids- en veiligheidsprotocollen, binnen de reguliere invulling van haar functie vallen. De rechter concludeert dat de gratificatie terecht is geweigerd, aangezien er geen sprake is van buitengewone prestaties die in aanmerking komen voor beloning onder artikel 75 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma).

De uitspraak benadrukt dat hoewel het werk van klaagster prijzenswaardig is, dit niet automatisch leidt tot de conclusie dat er sprake is van buitengewone prestaties. De rechter verklaart het bezwaar ongegrond en geeft informatie over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

Uitspraak van 18 augustus 2025
GAZA nr. AUA202403306

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op de bezwaren in de zin van
de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La) van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
procederend in persoon,
tegen:

DE GOUVERNEUR VAN ARUBA,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. T. Loopstok (DWJZ).

PROCESVERLOOP

1.1
In deze uitspraak beoordeelt het gerecht het bezwaar van klaagster gericht tegen de beschikking van 30 augustus 2024 (de bestreden beschikking) waarbij verweerder het verzoek van klaagster om aan haar een gratificatie toe te kennen voor de dienstjaren 2022 en 2023, heeft afgewezen.
1.2
Klaagster heeft op 23 september 2024 haar bezwaarschrift ingediend bij het gerecht.
1.3
Verweerder heeft op 24 januari 2025 de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend.
1.4
Het gerecht heeft de zaak behandeld ter zitting van 9 juni 2025. Klaagster is in persoon verschenen. Verweerder zich heeft laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.5
De uitspraak is bepaald op vandaag.

OVERWEGINGEN

2. Het gerecht is van oordeel dat het bezwaar van klaagster ongegrond dient te worden verklaard en legt dit oordeel hierna uit.
Wat is van belang om te weten?
3.1
Klaagster is sinds 1 december 2014 ambtenaar belast met de leiding van de Hygiënische Dienst van Directie Volksgezondheid (DVG).
3.2
Bij brief van 27 oktober 2023 heeft klaagster om een gratificatie verzocht voor de dienstjaren 2022 en 2023. Klaagster schrijft dat er sprake is van functieverzwaring. Bij brief van 1 maart 2024 rappelleert klaagster.
3.3
Bij bestreden beschikking wijst verweerder het verzoek van klaagster af omdat er geen sprake is van bijzondere prestaties. In de bestreden beschikking staat onder meer:
“(…)
Er is hier geen sprake van bijzondere prestaties in uw functioneren. U bent werkzaam in de functie van hoofd van Dienst Warenkeuring en Hygiëne en de werkzaamheden aangegeven zijn mede hieraan verbonden. Het zijn werkzaamheden die vallen onder het houden van toezicht en handhaving van de meerdere wetten en landsverordeningen. U voldoet derhalve niet aan de eisen verbonden aan het gratificatiebeleid. Uw verzoek is derhalve niet voor inwilliging vatbaar.”
Het wettelijk kader
3.1
Ingevolge artikel 75, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichting door het bevoegde gezag worden beloond.
Ingevolge het tweede lid zijn de beloningen:
a. tevredenheidsbetuiging;
b. gratificatie;
c. bevordering.
Ingevolge het derde lid zal de in het tweede lid onder b bedoelde gratificatie in een kalenderjaar niet meer mogen bedragen dan een som, gelijk aan het per maand genoten inkomen.
Ingevolge het vierde lid, worden de beloningen onder b en c van het tweede lid bedoeld bij gemotiveerde beschikking toegekend.
3.2
Het beleid ter zake het toekenning van gratificatie is vastgelegd in de circulaire van 29 september 2006 [nummer] en houdt - voor zover van belang - het volgende in:
“ (…)
Met betrekking tot punt 2 zij vermeld dat blijkens de formulering van artikel 75 van de LMA een ambtenaar wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichting in aanmerking kan komen voor een gratificatie. Daaruit volgt dat het toekennen van een gratificatie op een bijzondere prestatie moet berusten. Het beperken van gratificatieverlening tot uitzonderlijke gevallen brengt met zich, dat het toekennen van een gratificatie ex artikel 75 van de LMA voortaan alleen mogelijk is, indien er sprake is van een zeer bijzondere prestatie zijdens de ambtenaar.
(…).
Het bezwaar
4. Klaagster is het niet eens met de weigering van verweerder om haar een gratificatie toe te kennen. Zij meent dat zij gedurende 2022 en 2023 extra verantwoordelijkheden heeft gekregen en meer werkzaamheden heeft verricht naast haar reguliere werkzaamheden. Zo heeft zij zorggedragen voor de handhaving en uitvoering van gezondheids- en veiligheidsprotocollen, de coördinering van Taskforce bedrijven, de opstelling en uitvoering van “Aruba Health & Happiness Code” en heeft zij bijgedragen in het controleren hiervan. Ook heeft zij zorggedragen voor de handhaving van de Tabakswet die vanaf 2 mei 2022 in werking is getreden en heeft zij meer verantwoordelijkheden gedragen als gevolg van de covid-19 pandemie.
De beoordeling
5. Het gerecht overweegt dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting niet is gebleken dat er sprake is van een buitengewone verzwaring van de functie waarin klaagster is aangesteld. De door haar aangedragen extra werkzaamheden, zoals handhaving van gezondheids- en veiligheidsprotocollen en de naleving van de Tabakswet vallen naar het oordeel van het gerecht binnen de reguliere invulling van haar functie als hoofd van dienst van de afdeling Dienst Warenkeuring en Hygiëne (DWH) van de Directie Volksgezondheid. Uit de door verweerder overgelegde functieomschrijving blijkt dat klaagster in haar functie: “leiding geeft aan DWH en verantwoordelijk is voor adviserende werkzaamheden, toezicht en controle, en bijdraagt aan beleidsontwikkeling op het gebied van voedsel- en productveiligheid voor consumenten en op de gezondheidsdreigende situatie betreffende de algemene hygiëne ter bescherming van de Volksgezondheid”. Hoewel het verrichte werk prijzenswaardig is, betekent dit niet zonder meer dat er sprake is van prestaties die als buitengewoon loffelijk kunnen worden aangemerkt in de zin van artikel 75, eerste lid van de Lma. Wat de werkzaamheden als gevolg van de covid-19 pandemie betreft, heeft klaagster reeds een gratificatie ontvangen. De conclusie is dat verweerder, gelet op de terughoudende toets die de rechter in dit geval moet aanleggen, de gratificatie heeft mogen weigeren.
6. Het bezwaar is ongegrond.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.C.E. Winfield, rechter in ambtenarenzaken, bijgestaan door M.R. de Cuba, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 augustus 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier is niet in staat deze
uitspraak mede te ondertekenen.
Informatie over hoger beroep
Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.