ECLI:NL:OGAACMB:2025:89

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
6 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
Gaza AUA202501914 en AUA202501941
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen medisch onderzoek en werkhervatting van ambtenaar na langdurige arbeidsongeschiktheid

Op 6 oktober 2025 heeft het Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba uitspraak gedaan in de zaken AUA202501914 en AUA202501941, waarin klaagster bezwaar maakte tegen een beslissing van het waarnemend hoofd van het Bureau Interne Diensten. Klaagster, die sinds 12 mei 2020 arbeidsongeschikt is, ontving op 27 mei 2025 een brief waarin werd medegedeeld dat zij medisch gekeurd moest worden door de Geneeskundige Commissie voordat zij haar werkzaamheden kon hervatten. Klaagster maakte bezwaar tegen deze beslissing, omdat zij van mening was dat haar aanwezigheid op het werk het onderzoek niet zou beïnvloeden en dat de ordemaatregel onrechtmatig was. Het gerecht heeft beide zaken op 15 september 2025 behandeld, waarbij klaagster werd vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. R.P. Lee, en verweerder door mr. Y. Kaarsbaan.

Het gerecht oordeelde dat het bezwaar van klaagster ongegrond was, omdat zij de wettelijke maximumduur van vier jaar arbeidsongeschiktheid had overschreden en er geen verklaring van de Geneeskundige Commissie was afgegeven die haar werkhervatting mogelijk maakte. De mededeling in de bestreden brief werd als een voor bezwaar vatbare beslissing aangemerkt, omdat deze concrete rechtsgevolgen voor klaagster had. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd eveneens afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor het treffen van een dergelijke voorziening. De uitspraak benadrukte dat klaagster pas haar werkzaamheden kan hervatten na een positieve medische keuring en een landsbesluit tot herstel in activiteit.

Uitspraak

Uitspraak van 6 oktober 2025
Gaza nrs. AUA202501914 en AUA202501941

HET GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het bezwaar in de zin van de Landsverordening ambtenarenrechtspraak (La)
en op het verzoek tot het treffen van een beslissing bij voorraad als bedoeld in artikel 94 van de La van:

[Klaagster],

wonend te Aruba,
KLAAGSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. R.P. Lee,
tegen:

het waarnemend hoofd van het BUREAU INTERNE DIENSTEN,

zetelend te Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.J.S. Poeran (DWJZ).

INLEIDING

1.1
Klaagster is bij brief van 27 mei 2025 (de bestreden brief) door verweerder medegedeeld dat zij, na een periode van vier jaar onafgebroken arbeidsongeschiktheid, medisch gekeurd zal moeten worden door de Geneeskundige Commissie, en dat zij haar werkzaamheden niet kan hervatten zolang het resultaat van de medische keuring niet bekend is.
1.2
Daartegen heeft klaagster op 24 juni 2025 bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is geregistreerd onder zaaknummer AUA202501914.
1.3
Op 26 juni 2025 heeft klaagster zich tevens tot het gerecht gewend met een verzoek
tot het treffen van een voorziening bij voorraad als bedoeld in artikel 94 van de La. Dit verzoek is geregistreerd onder zaaknummer AUA202501941.
1.4
Verweerder heeft op 22 augustus 2025 een contramemorie met stukken ingediend.
1.5
Het gerecht heeft beide zaken ter zitting behandeld op 15 september 2025. Klaagster is verschenen bij haar gemachtigde mr. R.P. Lee. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. Y. Kaarsbaan, occuperende voor mr. J. Poeran.
1.6
De uitspraak is hierna bepaald op vandaag.

DE BEOORDELING

2.1
Het gerecht is van oordeel dat het bezwaar van klaagster ongegrond dient te worden verklaard (AUA202501914). Voor het treffen van een voorziening bij voorraad, ter voorkoming van nadeel voor klaagster, bestaat dan ook geen aanleiding. Het daartoe strekkende verzoek zal daarom worden afgewezen (AUA202501941).
2.2
Het gerecht legt hierna dit oordeel uit.
Wat is van belang om te weten?
3.1
Klaagster is als ambtenaar werkzaam bij het Bureau Interne Diensten (BID) in de functie van baliemedewerker.
3.2
Klaagster is sinds 12 mei 2020 arbeidsongeschikt geweest, met enkele onderbrekingen waarin zij tijdelijk werkzaamheden heeft verricht, waarna zij zich opnieuw ziek heeft gemeld.
3.3
De Sociale Verzekeringsbank heeft de hersteldatum van klaagster bepaald 11 mei 2034, vanwege het verstrijken van de maximale duur van vier jaar arbeidsongeschiktheid.
3.4
Bij advies van 27 mei 2024 heeft het Departamento Recurso Humano (DRH) de minister van Algemene Zaken, Innovatie, Overheidsorganisatie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ordening – voor zover hier van belang – geadviseerd om:
de Geneeskundige Commissie opdracht te geven klaagster te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek, teneinde na te gaan of zij medisch geschikt is voor de verdere waarneming van haar ambt, dan wel of diensthervatting niet mogelijk is wegens een opgekomen ziekte van voorbijgaande aard. In dat laatste geval dient de bezoldiging te worden verminderd tot 70%;
de APFA te verzoeken klaagster aan een geneeskundige keuring te onderwerpen, teneinde vast te stellen of zij in aanmerking komt voor een invaliditeitspensioen.
3.5
Bij de bestreden brief heeft verweerder aan klaagster – voor zover hier van belang – het volgende medegedeeld:
“(…)
U heeft op 22 juli 2024 een toestemmingsformulier ondertekend waarmee u de Geneeskundige commissie toestemming verleend heeft om, in het kader van het onderzoek, of werkhervatting na het verstrijken van de maximumduur van vrijstelling van dienst wegens ziekte, zoals bedoeld in artikel 31 en 36, lid 1 en lid 2 van de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren en artikel 98, lid 3 van de Landsverordening materiele ambtenarenrecht, toegang te verkrijgen tot uw medisch dossier bij de Sociale Verzekeringsbank.
Zolang het resultaat van uw medische keuring van de Geneeskundige Commissie niet aan u bekend gemaakt is, kunt u uw werkzaamheden bij de dienst niet hervatten. Aangezien de artsen van de Sociale Verzekeringsbank niet (meer) kunnen oordelen in hoeverre uw medische gesteldheid uw werkzaamheden voor de dienst verhinderen, is het niet verantwoord u uw werkzaamheden bij de dienst te laten hervatten. (…) Gelet op het bovenstaande dient u uw medische keuring van de Geneeskundige Commissie thuis af te wachten.
3.6
Omdat klaagster het er niet mee eens is dat zij haar werkzaamheden niet mag hervatten, heeft zij bezwaar gemaakt tegen de bestreden brief (AUA202501914). Tevens heeft zij het gerecht verzocht deze brief te schorsen en een voorlopige voorziening te treffen die haar toestaat haar werkzaamheden te hervatten (AUA202501941).
Wat is het standpunt van klaagster?
4. Klaagster meent dat zij ten onrechte niet door verweerder wordt toegestaan haar werkzaamheden te hervatten. Haar aanwezigheid op werk kan het onderzoek door de Geneeskundige Commissie immers niet beïnvloeden. Bovendien bevat de bestreden brief een ordemaatregel, namelijk dat klaagster de toegang tot de dienst wordt geweigerd. Verweerder heeft niet de wettelijke bevoegdheid om haar deze ordemaatregel, die op artikel 48 van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (LMA) is grond, op te leggen. Gelet hierop is de bestreden brief onrechtmatig en kan daarom niet in stand blijven.
Wat is het standpunt van verweerder?
5. Verweerder betoogt dat klaagster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de bestreden brief geen beschikking behelst in de zin van artikel 35, eerste lid, van de La. De brief is immers van informatieve aard waaraan geen rechtsgevolgen zijn verbonden. Bovendien is de bestreden brief niet afkomstig van de Gouverneur, die in dit geval het bevoegde gezag is.
Wat zegt de wet?
6. Artikel 35, eerste lid, van de La bepaalt dat een bezwaarschrift kan worden ingediend ter zake dat beschikkingen, handelingen of weigeringen (om te beschikken of te handelen), ten aanzien van een ambtenaar als zodanig, door een administratief orgaan genomen, verricht of uitgesproken, feitelijk of rechtens met de toepasselijke algemeen verbindende voorschriften strijden, of dat bij het nemen, verrichten of uitspreken daarvan het administratief orgaan van zijn bevoegdheid kennelijk een ander gebruik heeft gemaakt dan tot de doeleinden waarvoor die bevoegdheid is gegeven.
7.1
Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Landsverordening vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren (Lvvda) heeft de ambtenaar die wegens ziekte verhinderd is zijn dienst uit te oefenen, tot herstel van zijn gezondheid aanspraak op vrijstelling van dienst wegens ziekte.
Ingevolge het tweede lid is – voor zover hier van belang – de duur van een vrijstelling van dienst wegens ziekte, verlenging daarvan inbegrepen, ten hoogste vier jaren voor een ambtenaar in vaste dienst.
Ingevolge het vijfde lid wordt een opnieuw ingetreden verhindering tot dienstverrichting
wegens ziekte voor het bepalen van de in het tweede en vierde lid genoemde termijnen
als een voortzetting van de vorige verhindering beschouwd, tenzij die verhindering zich
voordoet, nadat ten minste dertig kalenderdagen zijn verstreken, sedert de ambtenaar
zijn dienst volledig heeft hervat.
7.2
Artikel 36, eerste lid, van de Lvvd bepaalt dat de ambtenaar aan wie vrijstelling van dienst wegens ziekte is verleend van drie maanden of meer, de uitoefening van zijn dienst niet mag hervatten, dan nadat uit een verklaring van de geneeskundige commissie, bedoeld in artikel 33, vierde lid, of van een of meer geneeskundige(n) als bedoeld in artikel 33, zesde lid, dan wel indien aan de ambtenaar vrijstelling van dienst is verleend ingevolge een verklaring van een geneeskundige, in dienst van de overheid, uit een door deze afgegeven verklaring blijkt dat de betrokken ambtenaar is onderzocht en in staat is bevonden tot hervatting van zijn dienstuitoefening.
7.3
Artikel 37 van de Lvvd bepaalt dat na eindiging van een vrijstelling van dienst wegens ziekte van meer dan dertig dagen herstel in activiteit bij beschikking is vereist. Deze inactiviteitherstelling geschiedt door het bevoegde gezag.
Wat vindt het gerecht?
8. Het gerecht is – anders dan verweerder – van oordeel dat de mededeling in de bestreden brief wél kan worden aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beslissing. De mededeling heeft immers concrete rechtsgevolgen voor klaagster, nu zij op grond daarvan niet tot haar werk wordt toegelaten en daardoor haar dienstuitoefening niet kan hervatten. Daarmee wordt een rechtens relevant nadeel toegebracht aan klaagster, hetgeen de mededeling het karakter van een voor bezwaar vatbare beslissing verleent. Aldus kan klaagster op grond van artikel 35 van de La worden ontvangen in haar bezwaar.
9. Tussen partijen is niet in geschil dat klaagster de wettelijke maximumduur van vier jaar aaneengesloten arbeidsongeschiktheid heeft overschreden. Evenmin staat ter discussie dat klaagster op 22 juli 2024 toestemming heeft verleend aan de Geneeskundige Commissie om toegang te verkrijgen tot haar medisch dossier bij de Sociale Verzekeringsbank. Daarmee is de medische keuring door de Geneeskundige Commissie, als bedoeld in artikel 33, vierde lid, van de Lvvd, in gang gezet.
Gelet op het bepaalde in artikel 36, eerste lid, in samenhang met artikel 37 van de Lvvd, mag klaagster haar dienstuitoefening pas hervatten nadat de Geneeskundige Commissie een verklaring heeft afgegeven waaruit blijkt dat zij medisch is onderzocht en geschikt is bevonden voor werkhervatting, én nadat haar een landsbesluit is uitgereikt waarbij herstel in activiteit is vastgesteld.
Nu gesteld noch gebleken is dat een dergelijke verklaring is afgegeven, noch dat er een landsbesluit tot herstel in activiteit is genomen, heeft verweerder, uit hoofde van zijn functie, klaagster bevoegdelijk en terecht de toegang tot haar werkzaamheden geweigerd.

CONCLUSIE

10. Het bezwaar is ongegrond (AUA202501914). Voor het treffen van een voorziening bij voorraad bestaat dan ook geen aanleiding zodat het daartoe strekkende verzoek wordt afgewezen (AUA202501941).
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat in beide zaken geen aanleiding.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
in de zaak AUA202501914:
- verklaart het bezwaar ongegrond.
in de zaak AUA202501941:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J. Martijn, ambtenarenrechter, bijgestaan door mr. drs. A.A. Wever, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 6 oktober 2025, in tegenwoordigheid van de griffier.
Informatie over hoger beroep
Tegen de uitspraak in de zaak AUA202501914 kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.
Tegen de beslissing op het verzoek om een voorziening bij voorraad (AUA202501941) kan geen hoger beroep worden ingesteld.