ECLI:NL:OGAACMB:2025:97

Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
3 november 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
CUR202501111
Instantie
Gerecht in Ambtenarenzaken van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.M. Martinez
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van disciplinair ontslag van een docent wegens gebrek aan bewijs en onderbouwing

In deze zaak heeft klager, een docent in vaste dienst bij de Dienst Openbare Scholen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur, Wetenschap en Sport, bezwaar gemaakt tegen zijn ontslag dat op 15 februari 2025 inging. Het ontslag was gebaseerd op beschuldigingen van plichtsverzuim, maar klager betwistte deze beschuldigingen en stelde dat de Regering geen bewijs had geleverd ter onderbouwing van de verwijten. Tijdens de zitting op 12 augustus 2025 werd vastgesteld dat de Regering geen stukken had overgelegd die de beschuldigingen ondersteunden, wat in strijd was met de goede procesorde. Het Gerecht oordeelde dat het ontslagbesluit niet kon standhouden vanwege het gebrek aan bewijs en vernietigde het besluit. Hierdoor herleefde de aanstelling van klager als docent, met terugwerkende kracht, en werd de Regering veroordeeld tot betaling van de proceskosten van klager. De uitspraak werd gedaan door rechter N.M. Martinez op 3 november 2025.

Uitspraak

GERECHT IN AMBTENARENZAKEN VAN CURAÇAO

uitspraak
in de zaak van:

[Klager],

wonende in Curaçao,
klager,
gemachtigde: mr. E.A. Knoppel, advocaat,,
tegen

de Regering van Curaçao,

verweerster,
hierna: de Regering,
gemachtigde: mr. S.M. Concincion-Quirindongo.

Inleiding

1.1.
Klager heeft op 1 april 2025 bezwaar gemaakt tegen het landsbesluit van 12 februari 2024 op grond waarvan hij met ingang van 15 februari 2025 is ontslagen (het ontslagbesluit).
1.2.
De Regering heeft een contramemorie ingediend.
1.3.
Klager en de Regering hebben nadere producties ingediend.
1.4.
Het bezwaar is op 12 augustus 2025 ter zitting behandeld. Klager is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. De Regering heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

2.1.
Beoordeling van het ontslagbesluit voert tot de conclusie dat het bezwaar gegrond is en dat het ontslagbesluit dient te worden vernietigd.
Wettelijk kader
3.1.
Op grond van artikel 88, eerste lid, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (Lma) kan de ambtenaar, die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt, of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, deswege door het bevoegde gezag disciplinair worden gestraft. Op grond van het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van iets, hetwelk een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
3.2.
Op grond van artikel 89, eerste lid, aanhef en onder i, van de Lma is ontslag een van de disciplinaire straffen, welke kunnen worden toegepast.
3.3.
Op grond van artikel 91, eerste lid, van de Lma wordt de straf niet opgelegd dan nadat de ambtenaar in de gelegenheid is gesteld zich, ter keuze van de tot het opleggen van straffen bevoegden, mondeling of schriftelijk, binnen zeven dagen tegenover deze te verantwoorden. Bij zijn verantwoording mag de ambtenaar van de hulp van anderen gebruik maken.
Op grond van het derde lid geldt dat, indien de ambtenaar zulks verlangt, hij en degene, van wiens hulp hij bij zijn verantwoording gebruik maakt, in de gelegenheid worden gesteld kennis te nemen van de ambtelijke rapporten of andere bescheiden, welke op de hem ten laste gelegde feiten betrekking hebben, met uitzondering echter van de stukken tegen welker kennisneming het openbaar belang zich bepaaldelijk verzet.
3.4.
Op grond van artikel 92, eerste lid, van de Lma geldt dat de straf, behalve die van schriftelijke berisping, niet ten uitvoer wordt gelegd, zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij onmiddellijke tenuitvoerlegging naar het oordeel van de tot straffen bevoegden door het dienstbelang wordt gevorderd.
3.5.
Op grond van artikel 103, eerste lid, van de Lma geldt dat buiten de gevallen, hier voren of bij andere wettelijke regelingen bepaald, de ambtenaar slechts kan worden ontslagen op grond van:
a. verlies van een vereiste bij de aanstelling voor de benoembaarheid gesteld, tenzij het vereiste alleen bij de aanvaarding van het ambt geldt;
b. staat van curatele krachtens onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak;
c. toepassing van lijfsdwang wegens schulden, krachtens onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak;
d. onherroepelijk geworden veroordeling tot vrijheidsstraf wegens misdrijf;
e. blijvende ongeschiktheid voor de vervulling van zijn ambt als gevolg van een ziekte of gebrek;
f. onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken;
g. het niet behaald hebben van het (de) diploma('s) bedoeld in artikel 5, vijfde lid;
h. het willekeurig verbreken van het dienstverband door de ambtenaar.
Wat is van belang om te weten in deze zaak?
4.1.
Klager is bij landsbesluit van 8 juli 2009 benoemd als docent in vaste dienst bij de Dienst Openbare Scholen (DOS) van het ministerie van Onderwijs, Cultuur, Wetenschap en Sport.
4.2.
De Regering heeft een toegangsontzegging opgelegd aan klager op 31 mei 2024.
4.3.
Bij brief van 22 oktober 2024 heeft de Regering aan klager meegedeeld voornemens te zijn hem te ontslaan. Daarbij heeft de Regering nagelaten stukken met betrekking tot de in het ontslagvoornemen genoemde verwijten aan klager te overleggen of hem daarin inzage te geven. Bij brief d.d. 21 november 2024 heeft klager daarover geklaagd en meegedeeld dat hij door deze handelswijze in zijn verdedigingsbelang wordt geschaad en dat hij recht heeft op kennisneming van de stukken. Ook heeft klager betwist zich schuldig te hebben gemaakt aan de gedragingen die hem in het ontslagvoornemen worden verweten.
4.4.
De Regering heeft bedoelde stukken niet aan klager overgelegd en heeft hem ook geen inzage in die stukken gegeven.
4.5.
Op 28 februari 2025 heeft de Regering het ontslagbesluit aan klager uitgereikt. Op grond van dat besluit heeft de Regering klager ontslagen op de volgende gronden.
primair: disciplinair ontslag op grond van artikel 89, eerste lid, aanhef en onder i, van de Lma met onmiddellijke tenuitvoerlegging op grond van artikel 92, eerste lid, van de Lma.
subsidiair: ongeschiktheidsontslag op grond van artikel 103, eerste lid, aanhef en onder f, van de Lma.
meer subsidiair: eervol ontslag wegens vertrouwensbreuk die aan zijn behoorlijk functioneren en/of aan het behoorlijk functioneren van de dienst in de weg staat.
4.6.
Klager heeft vanaf de toegangsontzegging tot aan zijn ontslag geen werkzaamheden uitgevoerd.

Oordeel Gerecht

Bezwaar klager tegen producties Regering
5.1.
Artikel 15, eerste lid, van het Procesreglement bestuursrecht 2022 (het Procesreglement) bepaalt dat stukken die zeven kalenderdagen of minder voor de zitting bij de rechter zijn ingediend buiten beschouwing blijven, tenzij de rechter beslist dat deze stukken bij de behandeling van de zaak worden betrokken.
5.2.
Het onderhavige bezwaar is ter zitting behandeld op 12 augustus 2025. De Regering heeft bij het kenbaar maken van het ontslagvoornemen aan klager geen stukken aan klager overgelegd met betrekking tot de verwijten die hem zijn gemaakt in het ontslagvoornemen. Pas op 5 augustus 2025 heeft de Regering een aantal stukken aan het Gerecht gemaild, die het Gerecht op 6 augustus 2025 aan de gemachtigde van klager heeft gemaild.
5.3.
Klager heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat omdat die stukken te laat zijn ingediend het Gerecht ze buiten beschouwing moet laten. De gemachtigde van de Regering heeft toegelicht dat ze bedoelde stukken op dezelfde dag dat zij ze heeft ontvangen, heeft doorgestuurd aan het Gerecht en dat de late indiening daarom niet gesanctioneerd dient te worden met het buiten beschouwing laten van die stukken.
5.4.
Het Gerecht oordeelt als volgt. Vast staat dat bedoelde stukken na het verlopen van de in artikel 15, eerste lid, van het Procesreglement genoemde termijn en dus te laat zijn ingediend. Niet in de laatste plaats omdat hier een ontslag aan de orde is en de Regering, ondanks het uitdrukkelijke verzoek van klager hiertoe, niet eerder stukken aan klager heeft overgelegd, handelt de Regering met de indiening van deze stukken kort voor de zitting in strijd met de regels van een goede procesorde en maakt zij zich schuldig aan schending van artikel 91, derde lid, van de Lma. Dat de gemachtigde van de Regering bedoelde stukken pas op 5 augustus 2025 heeft kunnen bemachtigen, neemt niet weg dat de Regering daar al veel eerder over beschikte. Door deze stukken pas kort voor de zitting aan klager te verstrekken, wordt hij onnodig beperkt in zijn mogelijkheden om daar in overleg met zijn gemachtigde adequaat op te reageren. Daarom zal het Gerecht deze stukken buiten beschouwing laten.
Kan het ontslagbesluit in stand blijven?
6.1.
Vast staat dat stukken ter onderbouwing van de verwijten die in het ontslagbesluit aan klager worden gemaakt ontbreken. Klager betwist dat hij zich aan die gedragingen schuldig heeft gemaakt. Al gelet daarop kan het Gerecht wegens gebrek aan bewijs, althans onderbouwing, daarvan niet uitgaan van de juistheid van de verwijten van de Regering aan klager, zoals opgenomen in het ontslagbesluit. Dat al brengt met zich dat de primaire, subsidiaire en meer subsidiaire ontslaggronden niet aannemelijk zijn geworden. Het bezwaar is daarom gegrond. Het Gerecht zal het ontslagbesluit dan ook vernietigen.

Conclusie en gevolgen

Doordat het bezwaar gegrond is en het ontslagbesluit zal worden vernietigd, herleeft de aanstelling van klager als docent met alle voor hem en de Regering hieruit voortvloeiende rechten en plichten, zoals de verplichting van klager om werkzaamheden ui te voeren en de verplichting van de Regering om zijn loon met terugwerkende kracht tot het moment van stopzetting daarvan door te betalen. Wel wijst het Gerecht op de schorsende werking van een eventueel hoger beroep tegen deze uitspraak.
Het Gerecht ziet aanleiding om, met overeenkomstige toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht, de Regering te veroordelen in de proceskosten van klager. De proceskosten worden vastgesteld op Cg 1.400,-, bestaande uit 2 punten à Cg 700,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting).

Beslissing

Het Gerecht in Ambtenarenzaken:
verklaarthet bezwaar van klager
gegrond;
vernietigthet bestreden ontslagbesluit;
veroordeeltde Regering tot betaling aan klager van zijn proceskosten tot een bedrag van Cg1.400,- geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus gedaan door mr. N.M. Martinez, rechter in ambtenarenzaken, en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2025 in tegenwoordigheid van de griffier, P.N.F. Pereira do Tanque.

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak kunnen alle partijen hoger beroep instellen bij de Raad van Beroep in ambtenarenzaken (RvBAz).
Het hoger beroepschrift moet worden ingediend
binnen 30 dagen:
  • als de indiener van het hoger beroep of zijn gemachtigde bij de uitspraak aanwezig is geweest: binnen 30 dagen na de dag van de uitspraak;
  • in de andere gevallen: binnen 30 dagen na de dag van de toezending of de terhandstelling van een afschrift van de uitspraak.
De indiener van het hoger beroep moet in ieder geval:
  • het hoger beroepschrift indienen in tweevoud;
  • een afschrift van deze uitspraak bijvoegen;
  • vermelden waarom hij het niet eens is met de uitspraak (hoger beroepsgronden).
Partijen kunnen gebruik maken van de mogelijkheid om binnen de gegeven hoger beroepstermijn te volstaan met een pro-forma hoger beroepschrift. Dit betekent dat de hoger beroepsgronden op een later moment kunnen worden ingediend.
Voor het instellen van hoger beroep is geen griffierecht verschuldigd.