ECLI:NL:OGEAA:2011:2

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 oktober 2011
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
1552 van 2011
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en doodslag door verdachte op echtgenote en haar vader met vuurwapen en plastic zak

Op 14 oktober 2011 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte, na een ruzie met zijn echtgenote, heeft geprobeerd haar te doden. De ruzie ontstond op the Palm Island naar aanleiding van een bericht dat de echtgenote van een andere man had ontvangen. Verdachte besloot haar te doden en heeft, na bemoeienis van vrienden, een vuurwapen gepakt toen zijn echtgenote thuis kwam om kleren op te halen. Hij schoot meerdere keren op haar, maar door een mankement aan het vuurwapen mislukte dit. Vervolgens heeft hij geprobeerd haar te verstikken met een plastic zakje. Ook heeft hij geprobeerd haar vader te doden door op hem te schieten, wat eveneens niet lukte door het mankement van het wapen. De rechter oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot moord, poging tot doodslag en verboden wapenbezit. De feiten zijn gepleegd met grote koelbloedigheid, en de rechter heeft rekening gehouden met het onherstelbare leed dat aan de slachtoffers is toegebracht. De verdachte toonde geen berouw en de rechter oordeelde dat een gevangenisstraf van vijftien jaar passend was, gezien de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de samenleving. De in beslag genomen revolver en munitie werden onttrokken aan het verkeer, evenals een honkbalknuppel die bij de verdachte thuis was aangetroffen.

Uitspraak

Strafzaken over 2011
Parketnummer: P-2011/02326
Zaaknummer: 1552 van 2011
Uitspraak: 14 oktober 2011

GERECHT IN EERSTE AANLEG

S T R A F V O N N I S
in de zaak van het Openbaar Ministerie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1976 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
thans gedetineerd in het Korrektie Instituut Aruba.

Onderzoek van de zaak

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 26 september 2011.
De rechter heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez, naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd de verdachte ter zake van de tenlastegelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de dagvaarding. Hiervan is een fotokopie gemerkt A aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.

Bewezenverklaring

De rechter acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte ten laste is gelegd, in dier voege dat de rechter bewezen acht en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de tenlastelegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering de verdachte niet in zijn verdediging is geschaad, de inhoud van de (uitgestreepte) tenlastelegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
De rechter acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

De rechter grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat, waarbij ieder bewijsmiddel, ook in onderdelen, telkens slechts worden gebezigd voor het bewijs van het feit waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De navolgende bewijsmiddelen behoren bij het ambtsedige proces-verbaal van het Korps Politie Aruba, administratienummer A-[administratienummer], opgemaakt en op 28 augustus 2011 gesloten en getekend door [verbalisant], brigadier eerste klasse bij voormeld korps.
1. Een proces-verbaal van aangifte (A01-01), in de wettelijke vorm op ambtseed opgemaakt en op 21 juni 2011 ondertekend door [verbalisanten], respectievelijk hoofdagent eerste klasse en brigadier eerste klasse bij voormeld korps, voor zover inhoudende als
verklaring van [slachtoffer] wonende te [woonadres], zakelijk weergegeven:
Op 26 maart 2011 gingen mijn echtgenoot [verdachte] (ik noem hem [bijnaam verdachte]) en ik samen met de twee kinderen naar the Palm Island. Op the Palm Island kregen [verdachte] en ik op een gegeven moment ruzie. Hij gedroeg zich erg agressief jegens mij. Om meer problemen te voorkomen besloot ik weg te gaan en samen met mijn kind [kind] bij mijn vader te gaan overnachten. Mijn vader heeft ons bij the Palm Island opgehaald en naar de woning van mijn ouders gebracht. Op een gegeven moment vroeg ik aan mijn vader of hij ons naar mijn huis kon brengen om kleren op te halen. Hij bracht ons naar mijn woning. Thuis aangekomen zag ik dat een collega van [bijnaam verdachte] genaamd [collega van verdachte] en zijn vriendin in de keukendeuropening met [bijnaam verdachte] stonden te praten. Ik stapte vervolgens uit de auto en begon naar de woning te lopen. Nadat [bijnaam verdachte] mij had gezien, zag ik dat hij uit het huis ging en naar de achterzijde van het huis liep. Via de keukendeur betrad ik mijn huis. Terwijl ik mij in de woonkamer bevond en onderweg was naar mijn slaapkamer, voelde ik op een gegeven moment een harde klap op mijn voorhoofd. Na deze klap was ik op de vloer gevallen en had mijn bewustzijn verloren. Even later kwam ik weer bij. Terwijl ik op de vloer lag kon ik bijna niet ademen. Op een gegeven moment zag ik [bijnaam verdachte]. Hij hield een geel plastic tasje in zijn handen. Hij was bij mij gehurkt en had vervolgens bedoeld plastic tasje over mijn hoofd gedaan. Hierna had hij de uiteinden van bedoeld tasje onder mijn kin aan elkaar vastgebonden. Nadat hij dit had gedaan kon ik niet meer ademen. Ik lag machteloos op de vloer en kon niets doen. Het duurde niet lang dat ik mijn bewustzijn weer verloor. Toen ik weer bij kwam lag ik in een ziekenhuis in Colombia.
2. Een proces-verbaal van aangifte (A02-01), in de wettelijke vorm op ambtseed opgemaakt en op 28 maart 2011 ondertekend door [verbalisant] voornoemd, voor zover inhoudende als
verklaring van [vader slachtoffer], zakelijk weergegeven:
Mijn dochter genaamd [slachtoffer] is getrouwd met [verdachte]. [verdachte] wordt [bijnaam verdachte] genoemd. Op 26 maart 2011, omstreeks 17:30 uur, werd ik thuis opgebeld. Ik kreeg [slachtoffer] aan de lijn. Zij vroeg mij of ik haar bij the Palm Island kon komen ophalen. Zij liet mij weten dat er weer problemen waren. Ik ging haar toen ophalen. Zij was samen met haar zoontje [kind]. Thuis vroeg zij of ik haar even naar haar huis kon brengen om kleren op te halen. Ik bracht [slachtoffer] en [kind] naar hun woning. [bijnaam verdachte] stond in de keukendeur. Buiten op de trap bij de keukendeur stond een echtpaar. [slachtoffer] stapte uit de auto en begon naar de keukendeur van de woning te lopen. Ik zag dat [bijnaam verdachte] uit de woning liep en achter het huis ging. Ik zag dat [slachtoffer] in de woning was gegaan. [kind] ging met een jongen op het erf spelen. Op een gegeven moment kwam [kind] naar mij toe. Hij zei:“Papa, papa, mi tata ta dal mi mama.” Ik stapte gelijk uit de auto. Ik hoorde toen een knal. Op het erf trof ik een stuk honkbalslaghout en liep daarmee naar de woning. Ik liep naar binnen. Ik zag dat de voor mij onbekende man die daarvoor op de trap stond binnen was. [slachtoffer] lag op de grond in de woonkamer en [verdachte] stond bij haar. Verder zag ik dat [verdachte] een vuistvuurwapen in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat [verdachte] in mijn richting keek. Toen hij mij zag zei hij:”Abo tambe mi ta tira. Mi ta tirabo”. Op dat moment liep ik op hem af. Vervolgens zag ik dat [verdachte] het wapen op mij richtte. Kort hierna hoorde ik dat het wapen ketste. Ik viel hem toen gelijk aan. Er ontstond een worsteling tussen ons. [verdachte] kwam op de grond terecht. Ik had toen de kans gekregen om de honkbalslaghout van de grond te rapen. Ik heb hem toen hiermee geslagen. Vervolgens was ik naar de slaapkamer gerend, doordat [verdachte] het wapen nog steeds in zijn hand had. De voor mij onbekende man was ook in die kamer. Uit angst waren wij naar de “walk in closet” gelopen. Daar hoorde ik dat het wapen dat [verdachte] bij zich had nog vier verschillende keren ketste. Niet lang daarna hoorde ik twee knallen achter elkaar. Toen het stil was geworden liep ik naar de woonkamer. [slachtoffer] lag nog steeds op de vloer in een groot plas bloed en bloedde hevig. [slachtoffer] had een geel plastic zakje over haar hoofd. De uiteinden van het zakje waren onder haar kin aan elkaar vastgebonden. Ik merkte dat zij vanwege het zakje moeite had om te ademen. Ik was toen gelijk naar haar gelopen en had het zakje boven haar mond geplaatst zodat zij kon ademen. Als het wapen niet had geketst, zou [verdachte] op mij hebben geschoten.
3. Een proces-verbaal (G-01), in de wettelijke vorm op ambtseed opgemaakt en op 26 maart 2011 ondertekend door [verbalisant] voornoemd, voor zover inhoudende als
verklaring van [collega van verdachte], zakelijk weergegeven:
Ik ben bevriend met [bijnaam verdachte] en wij zijn tevens collega’s van elkaar (Met [bijnaam verdachte] wordt de verdachte [verdachte] bedoeld. Opmerking verbalisant). Vandaag kreeg ik een pin. In bedoelde pin werd aan mij gevraagd om met [bijnaam verdachte] te praten omdat hij vermoedelijk het oogmerk had zijn vrouw dood te maken en daarna zelfmoord te plegen. Mijn vriendin [vriendin collega] en ik besloten naar het huis van [bijnaam verdachte] te gaan. [bijnaam verdachte] kwam naar buiten. Ik sprak met hem. Ondertussen kwamen ook twee andere collega’s bij [bijnaam verdachte]. Wij probeerden van [bijnaam verdachte] te weten te komen wat het probleem was. Even later kwam de vrouw van [bijnaam verdachte] genaamd [slachtoffer]. Zij was samen met haar vader. [slachtoffer] en [verdachte] begonnen met elkaar te discussiëren. [slachtoffer] zei dat zij kleren kwam ophalen en dat zij in de morgenuren de rest van haar dingen zal komen ophalen. [slachtoffer] ging het huis binnen. Ik zag [verdachte]achter zijn huis gaan. Even later kwam [verdachte] terug en ging naar binnen. Hij begon weer met [slachtoffer] te discussiëren. Op een gegeven moment zag ik dat [verdachte] voor iets achter zijn rug greep en een voorwerp op [slachtoffer] richtte. Ik hoorde een klikkend geluid. Ik hoorde [slachtoffer] tegen [verdachte] schreeuwen:“Nee [bijnaam verdachte], Nee [bijnaam verdachte]”. Ik dacht in eerste instantie dat [verdachte] [slachtoffer] met het voorwerp wou laten schrikken omdat het alleen een klikkend geluid gaf. Hierna hoorde ik een luidde klap en zag [slachtoffer] op de grond vallen. Ik zag dat [verdachte] voor [slachtoffer] stond en het vuurwapen weer op [slachtoffer] richtte. Ik begon met [verdachte] te worstelen. [verdachte] richtte het vuurwapen op [slachtoffer]. Ik trachtte het vuurwapen van [verdachte] weg te nemen, maar het lukte mij niet. Ik zag de vader van [slachtoffer] met een honkbalknuppel aankomen. Ik rende toen een kamer binnen. Ik hoorde nog twee luidde klappen. Toen ik met [verdachte] aan het praten was heeft hij aan mij verzocht om in het geval ik zou horen dat iets gebeurd is, ik zijn hond moest komen ophalen en wegnemen.
4. Een proces-verbaal (G-02), in de wettelijke vorm op ambtseed opgemaakt en op 26 maart 2011 ondertekend door [verbalisant], brigadier eerste klasse bij voormeld korps, voor zover inhoudende als
verklaring van [vriendin collega], zakelijk weergegeven:
Heden, omstreeks 19:15 uur, gingen mijn partner genaamd [collega verdachte] en ik naar de woning van [verdachte] om te kijken of alles in orde was (Met [bijnaam verdachte] wordt bedoeld de verdachte [verdachte]. Opmerking verbalisant). [verdachte] was op dat moment alleen thuis. Wij stapten uit de auto. Mijn zoon bleef in de auto zitten. [collega verdachte] en ik gingen met [verdachte] praten. Kort daarna arriveerden twee andere collega’s van [bijnaam verdachte]. Ik hoorde [bijnaam verdachte] zeggen:” Boso sa dimi, cu ora mi hinca un cos den mi cabes, nada no ta sak’e.” (Jullie kennen mij, dat als ik iets in mijn hoofd heb, niks het eruit kan halen.) De twee andere collega’s gingen weg. [collega verdachte] en ik bleven met [verdachte] praten om hem te kalmeren. Omstreeks 19:40 uur kwam [slachtoffer] (Bedoeld wordt [slachtoffer]. Opmerking rechter) samen met haar vader en zoon ter plaatse. [slachtoffer] stapte uit de auto en liep naar ons toe. [slachtoffer] zei tegen [verdachte] dat zij haar lijfgoederen kwam halen. Hierna liep [slachtoffer] via de keukendeur naar binnen. [verdachte] liep naar buiten en ging naar de achterzijde van het huis. Op een gegeven moment zei Kenneth tegen mij om te gaan kijken wat [verdachte] aan het doen was. Onderweg naar de achterzijde van de woning zag ik hem aankomen. Ik zag dat hij aan zijn broek aan het voelen was alsof hij iets verloren had. Vervolgens liep [verdachte] naar binnen. Direct hierna hoorde ik [slachtoffer] schreeuwen:“No, [bijnaam verdachte], No”. (Nee, [bijnaam verdachte], nee.; vrije vertaling verbalisant). Ik rende meteen naar de keukendeur om te kijken wat er gaande was. Ik zag [slachtoffer] en [verdachte] in de woonkamer staan. Ik zag [slachtoffer] een tas in de richting van [verdachte] gooien. Ik zag dat [verdachte] met een kleine zwarte vuistvuurwapen op [slachtoffer] aan het richten was. Plotseling loste [verdachte] een schot op [slachtoffer]. [slachtoffer] zakte in elkaar en viel op de grond. Ik schrok en rende naar de kinderen toe. [collega verdachte] rende naar binnen en pakte [verdachte] van achteren. [collega verdachte] trachtte het vuurwapen van [verdachte] af te pakken, maar het lukte hem niet. Toen ik aan het rennen was hoorde ik wederom het vuurwapen achtereenvolgend klikken en hierna een andere schot. Vanwaar ik stond kon ik goed binnen het huis kijken. De vader van [slachtoffer] stapte uit zijn auto en liep naar binnen. [verdachte] zei tegen de vader van [slachtoffer] dat hij ook op hem zal schieten. Ik hoorde toen nog een keer het vuurwapen achtereenvolgend klikken.
5. Een proces-verbaal (G-03), in de wettelijke vorm op ambtseed opgemaakt en op 26 maart 2011 ondertekend door [verbalisant] voornoemd, voor zover inhoudende als
verklaring van [collega verdachte], zakelijk weergegeven:
Ik ben vriend en tevens collega van [bijnaam verdachte] (Met [bijnaam verdachte] wordt de verdachte [verdachte] bedoeld. Opmerking verbalisant). Vandaag werd door onze werkgever een familie dag georganiseerd op the Palm Island. [verdachte] en zijn echtgenote [slachtoffer] waren ook gegaan. Op een gegeven moment kregen zij ruzie. Na afloop van de familie dag zei [verdachte] tegen mij dat hij [slachtoffer] dood zal maken en zelfmoord zal plegen en dat mijn opdracht was om hierna de sleutels van zijn bromfiets te nemen en deze aan zijn zoon te geven. Hij zei verder tegen mij dat als het hem vandaag niet zou lukken om [slachtoffer] dood te maken en zelfmoord te plegen, hij het zal blijven proberen totdat het lukte. Ik zei tegen hem om geen gekke dingen te praten. Een vriend van mij en ik besloten daarna om bij [verdachte] langs te gaan. Bij het huis van [verdachte] kwamen wij [collega verdachte] en haar vriendin tegen. Wij spraken met [verdachte] en gaven hem advies. Ik besloot op een gegeven moment om naar huis te gaan. [verdachte] zei toen tegen mij dat ik al mijn opdracht weet. Ik zei tegen [verdachte] om geen gekke dingen te praten en ging weg.
6. Een proces-verbaal (G-04), in de wettelijke vorm op ambtseed opgemaakt en op 27 maart 2011 ondertekend door [verbalisanten], brigadiers eerste klasse bij voormeld korps, voor zover inhoudende als
verklaring van [getuige], zakelijk weergegeven:
Ik ken [bijnaam verdachte]. (Met [bijnaam verdachte] wordt de verdachte [verdachte] bedoeld. Opmerking verbalisanten.) Gisteravond vóór 18:00 uur had [verdachte] mij een pin gezonden. Hij deelde mij in die pin mede dat hij een probleem met zijn vrouw had gekregen en dat hij vandaag de vrouw en zichzelf zal afmaken. Ik heb hem toen opgebeld. Hij zei tegen mij dat hij zijn vrouw dood zal maken en daarna zichzelf omdat hij erachter was gekomen dat zijn vrouw met een andere man aan het flirten was. Ik trachtte hem te overtuigen om ergens te ontmoeten om met hem te praten, maar hij weigerde.
7. Een proces-verbaal (G-07), in de wettelijke vorm op ambtseed opgemaakt en op 27 maart 2011 ondertekend door [verbalisant] voornoemd, voor zover inhoudende als
verklaring van [verpleegkundige], zakelijk weergegeven:
Ik ben verpleegkundige van beroep. Op 26 maart 2011 had ik avonddienst. Door de Alarm Centrale werd met spoed een ambulance gedirigeerd naar het gehucht Pavilla voor een schietpartij. Ik bevond mij op dat moment samen met een collega in een andere ambulance. Aan ons werd verzocht om te komen assisteren. Wij begaven ons daar naar toe. In de woning trof ik vlak bij de ingang van de woning een vrouw aan. Zij lag op de vloer met haar hoofd in een groot plas bloed. Wat ik heel vreemd vond was dat zij een geel plastic tasje over haar hoofd had. De uiteinden van bedoeld tasje waren aan elkaar vastgebonden. Verder zag ik dat een gedeelte van het tasje boven haar mond getrokken was net alsof iemand deze boven haar mond had gehaald, zodat zij kon ademen. Ik haalde het gedeelte van het tasje nog ietsjes naar boven om haar neus van het tasje te bevrijden. Zij had namelijk moeilijkheden om te ademen.
8. Een proces-verbaal (AH-01), in de wettelijke vorm op ambtseed opgemaakt en op 2 april 2011 ondertekend door [verbalisanten] voornoemd, voor zover inhoudende als
verklaring van de chirurg dr. [chirurg] die het slachtoffer [slachtoffer] na het schietincident heeft geopereerd, zakelijk weergegeven:
Tijdens de operatie van het slachtoffer [slachtoffer] heeft hij een kogel uit haar lichaam gehaald. Bedoelde kogel werd ter hoogte van de linkerzijde van de linkerborst van het slachtoffer aangetroffen. Ter hoogte van de linkerborst heeft hij twee schotwonden waargenomen. Het slachtoffer had ook een schotwond aan haar rechterwang. De kogel van bedoelde schot is door de rechterkaak binnengedrongen en is in de linkerkaak vast komen te zitten. Het slachtoffer heeft ook een ander schot bij haar linkernek opgelopen. De kogel van die schot is bij de linkerzijde van haar nek binnengedrongen en is bij de rechterbovenlijf van het slachtoffer terechtgekomen. De enige kogel die hij uit het lichaam van het slachtoffer kon halen was die bij de linkerzijde van haar linkerborst. Het is duidelijk dat het slachtoffer op een korte afstand werd neergeschoten. Dit gezien de brandverwondingen aan haar gezicht, namelijk in de directe omgeving van de schotverwonding en de brandverwondingen bij haar linkernek.
9. Een proces-verbaal (V01-A), in de wettelijke vorm op ambtseed opgemaakt en op 26 maart 2011 ondertekend door [verbalisanten], respectievelijk brigadier eerste klasse en brigadier bij voormeld korps, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 26 maart 2011, omstreeks 19.35 uur, dirigeerde de dienstdoende wachtcommandant van de Sectie Centrale Post, ons naar [woonadres] voor een schietpartij. Ter plaatse troffen wij een vrouw, die later bleek te zijn genaamd [getuige]. Zij verklaarde dat de man genaamd [verdachte] zijn vrouw zonet met een vuurwapen had geschoten. Ik, [verbalisant], zag dat de door mij bekende man genaamd [verdachte] bijgenaamd [bijnaam verdachte] aan kwam lopen. Hij werd aangehouden. Bij een summier verhoor van de verdachte verklaarde hij dat hij het vuurwapen achter zijn woning had gegooid.
Naar aanleiding van het bovengerelateerde en de verklaring van de verdachte werd een onderzoek verricht op het erf van het perceel ter opsporing van het gebruikte vuurwapen. Een collega had op het achtererf een revolver aangetroffen. Bedoelde revolver werd voor verder onderzoek in beslag genomen.
10. Een proces-verbaal van inbeslagname (AH-02), in de wettelijke vorm op ambtseed opgemaakt en op 31 maart 2011 ondertekend door [verbalisanten], respectievelijk brigadiers eerste klasse en hoofdagent eerste klasse bij voormeld korps, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 31 maart 2011 werd in een hemd in de kast van de hoofdslaapkamer van de woning van de verdachte [verdachte] zes patronen aangetroffen. De hemd met inhoud werd door mij, [verbalisant], in het belang van het onderzoek in beslag genomen.
11. Een proces-verbaal (AH-09), in de wettelijke vorm op ambtseed opgemaakt en op 23 augustus 2011 ondertekend door [hoofdagent KPA], hoofdagent bij voormeld korps, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Na onderzoek is gebleken dat de verdachte [verdachte] geen vuurwapenmachtiging heeft.
12. Een proces-verbaal van bevindingen (FTO-02), in de wettelijke vorm op ambtseed opgemaakt en op 29 juni 2011 ondertekend door [verbalisant], brigadier eerste klasse bij voormeld korps, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
In verband met de schietpartij die op 26 maart 2011 bij [woonadres] had plaatsgevonden, heb ik op 4 mei 2011 een onderzoek verricht aan de in beslag genomen revolver. Op 31 maart 2011 ontving ik zes patronen die in de woning [woonadres] werden aangetroffen en in beslag zijn genomen. In de naar links draaiende trommel van de revolver zat een huls. Op 4 mei 2011 ging ik met de revolver de in beslag genomen patronen afschieten. Tijdens het drukken van de trekker constateerde ik dat de schot niet afging. Ik zag dat de trommel bleef draaien. Als oorzaak hiervan zag ik dat de pen die op de trommel drukte om deze te stoppen niet functioneerde. Vanwege dit mankement moest ik bij het afschieten van de patronen, de trommel telkens handmatig stoppen. Vervolgens moest ik de kamer waarin de patroon zat, na iedere schot voor de loop perfect plaatsen om de patronen af te schieten. De revolver en de munitie moeten als deugdelijk worden aangemerkt.
13. Een proces-verbaal van bevindingen (FTO-01), in de wettelijke vorm op ambtseed opgemaakt en op 29 juni 2011 ondertekend door [verbalisanten], respectievelijk brigadier eerste klasse en hoofdagent bij voormeld korps, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 26 maart 2011, omstreeks 19:45 uur werd ik, Jansen, door de wachtcommandant in kennis gesteld van een schietpartij die in de woning [woonadres] had plaatsgevonden. Wij gingen ter plaatse voor het instellen van een technisch onderzoek. In de woning zagen wij het volgende. Bij de voordeur van de woonkamer van de woning lag een plas bloed op de vloertegels. Van een verbalisant vernamen wij dat het slachtoffer op deze plaats had gelegen. Zuidelijk van de plas lagen twee hulzen. Op de keukenvloer lag nog een huls. Naast deze huls zagen wij bloedsporen. De bloedsporen gingen in de richting van de keukendeur en vervolgens naar buiten. De hulzen bleken van een revolver te zijn. Op de keukenvloer lagen drie plastic zakken naast de vuilnisbak. Gezien het aangetroffen bloedsporenbeeld in de keuken, moest de verdachte [verdachte] de woning via de keukendeur hebben verlaten. [verdachte] moest voordat hij de woning had verlaten, in aanraking zijn geweest met het bebloede lichaam van het slachtoffer, die al op de vloer lag. De verdachte moest nadat hij had geschoten, enige handelingen met het vuurwapen hebben verricht waardoor de hulzen uit de trommel (cilinder) waren gevallen. Bij een revolver blijven de hulzen na het schieten in de trommel.
14. Een proces-verbaal (V01-03), in de wettelijke vorm op ambtseed opgemaakt en op 30 juni 2011 ondertekend door [verbalisanten], respectievelijk brigadier eerste klasse en brigadier bij voormeld korps, voor zover inhoudende als
verklaring van de verdachte, zakelijk weergegeven:
Jullie confronteren mij met foto’s van de zes patronen die in mijn klerenkast in mijn huis zijn aangetroffen. Deze patronen heeft een vriend van mij enige jaren geleden in een zakje in mijn auto achtergelaten. (De verdachte [verdachte] werd met de revolver die bij zijn woning in beslag werd genomen geconfronteerd) Jullie confronteren mij met een revolver. Ik heb dit vuurwapen samen met de patronen in het zakje dat in mijn auto werd achtergelaten aangetroffen.

Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezene levert op:
1. Poging moord,
strafbaar gesteld bij artikel 302 in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Poging doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 300 in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
3. Overtreding van een bij artikel 3 lid 1 van de Vuurwapenverordening gesteld verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van die landsverordening.
Het bewezene is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

Op te leggen straf of maatregel

Bij de bepaling van de straf heeft de rechter gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezen en strafbaar verklaard, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Meer in het bijzonder heeft de rechter het volgende in aanmerking genomen.
Op die bewuste dag heeft zich in de woning van verdachte een afschuwelijk drama voltrokken. Aanloop daartoe vormt de ruzie tussen verdachte en zijn echtgenote [slachtoffer] op the Palm Island over een boodschap die [slachtoffer] kennelijk van een man op haar Black Berry had ontvangen en waarmee de verdachte niet blij was. Verdachte is toen op the Palm Island tot het besluit gekomen om [slachtoffer] te doden. Vrienden hebben toen getracht om hem tot andere gedachten te brengen. Toen [slachtoffer] echter thuis kwam om haar kleren op te halen ging verdachte achter het huis een vuurwapen halen en heeft vervolgens getracht om [slachtoffer] te doden door verschillende keren op haar te schieten (waarbij hij in verband met een mankement van de revolver telkens een handeling moest verrichten om te kunnen schieten) en vervolgens (toen hij merkte dat zij niet meteen dood ging) een plastic zakje over haar hoofd te doen en de uiteinden van het zakje onder haar kin vast te knopen opdat zij zou stikken. Verdachte heeft ook getracht om de vader van [slachtoffer] te doden door op hem te schieten. Door het mankement van de revolver is het niet gelukt. De wijze waarop deze feiten zijn gepleegd wijst op grote koelbloedigheid. Dat [slachtoffer] niet is overleden en haar vader niet dodelijk is verwond, is in de gegeven omstandigheden een gelukkige omstandigheid die niet aan de verdachte is te danken.
Verdachte heeft zich aldus schuldig gemaakt aan poging tot moord en poging tot doodslag. Ook heeft hij zich daarbij schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Dit zijn ernstige feiten. Verder is acht geslagen op de medische rapporten ten aanzien van [slachtoffer]. [slachtoffer] is, gelet op de medische rapporten, onherstelbaar leed aangedaan. Binnen de familie van [slachtoffer] heeft verdachte groot leed en angst veroorzaakt. Het zoontje van [slachtoffer] genaamd [kind] (die de schietpartij heeft gezien) en de rest van de familie zullen, net als de slachtoffers, met de herinnering aan deze tragedie moeten leven. Ook hebben deze feiten de samenleving als geheel ernstig geschokt. De strafwaardigheid van de feiten is op zichzelf dus allerhoogst. Daar komt bij dat verdachte ook ter zitting nauwelijks heeft laten blijken te beseffen wat hij heeft aangericht en vrijwel geen spijt of andere emoties daarover heeft getoond. Van enig berouw is geen spoor te bekennen. Het gestelde lijden aan geheugenverlies doet aan het laatste niet af, nu hij uit het procesdossier kan afleiden wat hij die avond heeft gedaan en wat de gevolgen zijn geweest.
De aard van de gepleegde feiten, dat enerzijds blijk geeft van een ongeremde agressie en geweldsuitbarsting, maar anderzijds van een zeer koelbloedig optreden en de houding van verdachte ter zitting, maakt dat bij afwezigheid van aanwijzingen van het tegendeel verdachte in staat moet worden geacht nogmaals een dergelijk feit jegens een ander of anderen te plegen. Dit brengt de rechter tot de slotsom dat vergelding en beveiliging van de maatschappij als strafdoelen voorop staan.
Gelet op dit alles moet een gevangenisstraf voor de duur als door de officier van justitie gevorderd naar het oordeel van de rechter te worden aangemerkt als de onder deze omstandigheden minimaal op te leggen straf. Door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zou aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde misdrijven en de generaal preventieve werking van strafoplegging onvoldoende recht worden gedaan. Er zijn in casu geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die strafverminderend zouden moeten werken.

Inbeslaggenomen voorwerpen

De onder verdachte in beslag genomen revolver en munitie/hulzen worden onttrokken aan het verkeer, omdat het voorwerpen betreft met behulp waarvan de feiten zijn begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
De onder verdachte in beslag genomen houten honkbalknuppel wordt ook onttrokken aan het verkeer, omdat deze bij verdachte thuis is aangetroffen terwijl deze kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten (geweldsmisdrijven) en het ongecontroleerde bezit ervan in strijd is met het algemeen belang.
De overige in beslag genomen voorwerpen dienen aan de verdachte te worden teruggegeven, nu deze niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

Toepasselijke wetsartikelen

De oplegging van de straf is, behalve op de reeds aangehaalde artikelen, gegrond op de artikelen 31, 38b, 38c, 38d, 59 en 96 van het Wetboek van Strafrecht.

UITSPRAAK

Het Gerecht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en de verdachte daarvoor strafbaar.
kwalificeert het bewezen verklaarde als bovenomschreven.
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
VIJFTIEN ( 15 ) JAREN
bepaalt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht.
gelast de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen revolver, munitie/hulzen en honkbalknuppel.
gelast de teruggave van de overige in beslag genomen voorwerpen aan de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag, 14 oktober 2011 in aanwezigheid van de griffier.
Dat bij ontstentenis van de griffier alleen door de rechter is ondertekend.