Vonnis van 23 februari 2011
KG no. 188 van 2011
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
Vonnis in kort geding tussen:
[werknemer],
wonende te Aruba,
EISER, hierna ook te noemen: [werknemer],
gemachtigde: de advocaat mr. C.R. Foy,
de naamloze vennootschap
VALERO ARUBA REFINERY N.V.,
gevestigd te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: Valero,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 28 januari 2011;
- de griffiersaantekeningen van de behandeling ter openbare terechtzitting op 10 februari 2011, waar de gemachtigden van partijen het woord hebben gevoerd aan de hand overgelegde pleitnotities met (op voorhand al toegezonden) bewijsstukken en waar zij op elkaars stellingen hebben gereageerd.
2.1 [werknemer] is op 31 januari 1994 in dienst getreden van Valero. [werknemer] werkte vanaf 2005 als Crane Operator.
2.2 Op 15 oktober 2009 heeft een incident plaatsgevonden waarbij een rijdende hijskraan schade heeft veroorzaakt aan een auto. [werknemer] was ten tijde van dit incident de bestuurder van de hijskraan. Bij brief van 22 oktober 2009 heeft Valero [werknemer] meegedeeld dat hij wordt geschorst en is [werknemer] tevens gewaarschuwd dat indien hij in de toekomst nog eens de bedrijfsregels overtreedt, Valero disciplinaire maatregelen zal nemen, waaronder mogelijk het beëindigen van de arbeidsovereenkomst.
2.3 Op 17 oktober 2010 heeft een incident plaatsgevonden waarbij een stalen bak tegen een lichtpaal is aangebotst, die daardoor beschadigd raakte. [werknemer] was ten tijde van dit incident de bestuurder van de hijskraan waaraan de stalen bak hing. [werknemer] heeft het incident niet direct bij zijn superieuren gemeld.
2.4 Verschillende betrokken personen (waaronder [werknemer] en de rigger [rigger]) hebben in eerste instantie allen verklaringen afgelegd waaruit kan worden afgeleid dat schade aan een lichtpaal is ontstaan doordat [rigger] de stalen bak naar zich toe trok, waarbij deze bak de lichtpaal raakte.
2.5 [rigger] heeft op 23 oktober 2010 een herziene verklaring afgelegd, waarin hij stelt dat hij uit morele overwegingen niet wil doorgaan met het verbergen van feiten en gebeurtenissen die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. In deze verklaring heeft [rigger] vervolgens kort gezegd ondermeer verklaard dat de schade in werkelijkheid is ontstaan doordat [werknemer] bij het bedienen van de kraan fouten maakte en een stopsignaal van hem negeerde. Verder heeft [rigger] verklaard dat hem was verzocht een andere verklaring af te leggen, omdat [werknemer] anders in de problemen zou komen. Uit de verklaring van [rigger] blijkt verder nog dat [xxx] de dag na het incident een riggercertificaat voor [rigger] heeft gemaakt omdat bleek dat hij daarover niet beschikte en dit mogelijk problemen zou opleveren bij het onderzoek naar het incident. [werknemer] was daarbij aanwezig.
2.6 Naar aanleiding van de verklaring van [rigger] van 23 oktober 2010 is een nieuw onderzoek naar het incident gestart en is [werknemer], hangende dit onderzoek, geschorst met behoud van salaris. [werknemer] is, ook in dit nieuwe onderzoek, bij zijn eerder afgelegde verklaringen gebleven.
2.7 [werknemer] is bij brief van 29 oktober 2010 op staande voet ontslagen. In deze brief wordt, kort gezegd, vermeld dat [werknemer] op staande voet wordt ontslagen omdat uit door Valero verricht onderzoek zou zijn gebleken dat [werknemer]: a) op 17 oktober 2010 de aanwijzingen van de rigger niet heeft opgevolgd waardoor schade en een potentieel gevaarlijke situatie zijn ontstaan; b) dit incident niet onmiddellijk heeft gemeld aan zijn superieuren; c) tijdens het onderzoek naar het incident onjuiste informatie heeft verstrekt en d) wist dat een aannemer tijdens het onderzoek onjuiste informatie had verstrekt over de oorzaak van het incident terwijl [werknemer] dit niet aan zijn superieuren heeft gemeld. Bovendien wordt in de ontslagbrief gerefereerd aan het incident van oktober 2009 en de waarschuwing die [werknemer] toen heeft gekregen. In de ontslagbrief van 29 oktober 2010 staat verder vermeld dat het vertrouwen van Valero in [werknemer] ernstig is geschaad en dat voormelde omstandigheden (onder a tot en met d) ieder op zichzelf, maar ook in onderling verband en in verband met het eerdere incident uit oktober 2009 een dringende reden opleveren voor ontslag op staande voet.
2.8 [werknemer] heeft bij brief van 5 december 2010 de nietigheid van het ontslag ingeroepen. Daar heeft Valero niet op gereageerd.
3. DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1 [werknemer] vordert dat het gerecht bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
a. Valero zal veroordelen tot herstel van de dienstbetrekking met [werknemer], op verbeurte van een dwangsom van Afl. 1.000,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan dat Valero in gebreke blijft hieraan te voldoen;
b. Valero zal veroordelen om het aan [werknemer] toekomende loon op de gebruikelijke wijze, dagen en tijdstippen te blijven voldoen vanaf de laatste betaling sinds het gegeven ontslag tot en met de dag waarop de arbeidsovereenkomst op regelmatige wijze zal zijn beëindigd;
c. Valero te veroordelen, mocht sprake zijn van een reeds vervallen betalingstermijn, wegens niet tijdige betaling aan [werknemer] te voldoen de maximale verhoging ingevolge de wet over het aan eiser toekomende loon;
d. Valero te veroordelen tot betaling van wettelijke rente over het totaal aan [werknemer] toekomende bedrag aan loon met verhoging vanaf 29 oktober 2010 tot aan de dag der algehele voldoening dan wel vanaf de indiening van het verzoekschrift en;
e. met veroordeling van Valero in de kosten van deze procedure.
3.2 Valero concludeert dat het gerecht [werknemer] niet-ontvankelijk zal verklaren in de vorderingen, althans die vorderingen zal afwijzen, met veroordeling van [werknemer] in de kosten van de procedure.
4.1 Van spoedeisend belang is genoegzaam gebleken.
4.2 Voor beoordeling van de tewerkstellings- en loonvordering moet de vraag worden beantwoord of nu al voldoende aannemelijk is dat de rechter in een bodemprocedure zal oordelen dat sprake is van een onterecht gegeven ontslag op staande voet. In deze procedure staat alleen ter discussie of sprake is van een dringende reden. Volgens artikel 7a:1615p lid 1 BW worden als dringende redenen beschouwd daden, eigenschappen of gedragingen van de arbeider, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijze niet gevergd kan worden de dienstbetrekking te laten voortduren. De dringendheid van de reden moet niet alleen in objectieve zin aanwezig zijn, maar ook in subjectieve zin: de ontslaggrond(en) moet(en) door deze specifieke werkgever als zodanig dringend worden ervaren dat die het dienstverband onmiddellijk wil beëindigen.
4.3 [werknemer] voert aan dat het enige dat hem kan worden verweten is dat hij het incident van 17 oktober 2010 niet direct heeft gemeld, maar dat dit geen dringende reden oplevert om hem op staande voet te kunnen ontslaan. In de brief van Valero van 29 oktober 2010 wordt vermeld waarom volgens haar sprake is van een dringende reden voor ontslag (zie 2.7). De vraag die aldus ter beoordeling voor ligt is of Valero al dan niet terecht heeft aangenomen dat sprake was van een dringende reden voor ontslag op staande voet.
4.4 Bij die beoordeling is de voorgeschiedenis van de relatie tussen partijen van belang, nu er volgens vaste rechtspraak geen causaal verband nodig is tussen eerdere gedragingen en de directe aanleiding voor een ontslag op staande voet (HR 15 februari 1991, NJ 1991/340). Voor wat betreft de voorgeschiedenis wordt als volgt overwogen. Valero wijst in haar ontslagbrief en in deze procedure op het incident uit 2009. Volgens Valero heeft [werknemer] toen bij het verplaatsen van een hijskraan een ernstige fout gemaakt door de instructies van een zogenaamde escort vóór hem niet op te volgen, waardoor schade aan een personenauto is ontstaan. Valero stelt dat zij dit hoog opnam en dat zij zelfs een ontslagbrief heeft opgesteld, maar dat zij uiteindelijk besloot [werknemer] niet te ontslaan gelet op zijn leeftijd en lange staat van dienst. Wel is hem bij brief van 22 oktober 2009 bij wijze van disciplinaire maatregel een schorsing opgelegd en is hem te verstaan gegeven dat een volgende overtreding van technische en veiligheidsprocedures onmiddellijk tot nadere disciplinaire maatregelen zal leiden, waaronder mogelijk beëindiging van de dienstbetrekking. [werknemer] voert daar tegen aan dat hij weet dat hij de escort hoort te volgen, maar dat die een route koos waar hij met zijn kraan niet doorheen zou passen, zodat hij zelf een andere route koos en daarbij kennelijk een auto over het hoofd zag die beschadigd raakte. Onweersproken heeft Valero daartegen aangevoerd dat een kraanbestuurder in een geval als dit altijd de escort hoort te volgen en dat, als de escort een verkeerde route kiest, de kraanbestuurder moet stoppen en onder geen beding zelf zijn route mag bepalen. [werknemer] heeft verder aangevoerd dat de schorsingsmaatregel is ingetrokken na vijf dagen, toen zijn raadsman Valero daarom had verzocht. Valero heeft dit echter betwist door aan te voeren dat wel degelijk sprake is geweest van een schorsing, maar dat deze is verkort tot een periode van vijf dagen. Dit is door [werknemer] verder onweersproken gebleven. Daarbij komt dat in de brief waarbij die maatregelen zijn aangekondigd expliciet wordt gewaarschuwd voor het opnieuw begaan van overtredingen van de bedrijfsregels en dat dit kan leiden tot het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Dat deze brief door Valero aan [werknemer] is gezonden is overigens niet betwist. Het wordt er daarom voorlopig voor gehouden dat met betrekking tot het incident van 15 oktober 2009 wel degelijk disciplinaire maatregelen zijn getroffen. Nu de ontslagbrief van 29 oktober 2010 ook melding maakt van het incident in oktober 2009, heeft het voor [werknemer] duidelijk moeten zijn dat bij het ontslag niet alleen het incident van 17 oktober 2010 meewoog, maar ook het incident van oktober 2009.
4.5 [werknemer] heeft met betrekking tot het incident van 17 oktober 2010 aangevoerd dat hij tijdens de onderzoeken over het incident heeft verklaard wat hij van andere heeft gehoord over wat er boven met de stalen bak was gebeurd. Anders dan [werknemer] echter doet voorkomen blijkt uit de door hem afgelegde verklaringen gedurende het onderzoek niet dat hij de gebeurtenissen met de stalen bak niet zelf heeft gezien of dat hij slechts verklaart over hetgeen hij later van anderen heeft vernomen. Door in verschillende verklaringen niet te vermelden dat hij niet heeft kunnen zien wat er boven precies met de stalenbak is gebeurd, zoals [werknemer] nu aanvoert, heeft [werknemer] essentiële informatie achtergehouden en de indruk gewekt zelf te hebben gezien dat niet hij, maar iemand anders een fout maakte. Daarbij komt dat het gerecht op grond van de verklaring van [rigger] (2.5), waarin hij terugkomt op een eerdere door hem afgelegde verklaring, aannemelijk acht dat [werknemer] moet hebben geweten dat anderen ten behoeve van hem onjuiste verklaringen aflegden. De verklaring van [rigger] weegt zwaar. Niet alleen heeft [werknemer] geen argumenten aangevoerd waarom aan de verklaring van [rigger] geen waarde moet worden gehecht, maar ook is gesteld noch gebleken dat [rigger], behalve een schoon geweten, iets te winnen had bij het afleggen van deze herziene verklaring. Sterker nog: door te bekennen dat hij eerst in strijd met de waarheid had verklaard zette [rigger] zijn positie op het spel toen hij alsnog met een andere verklaring over de brug kwam. Zelfs echter indien [rigger] deze verklaring alleen heeft afgelegd omdat hij vreesde voor zijn baan indien de waarheid alsnog aan het licht zou komen, doet dit aan het gewicht van zijn verklaring niet af. Bovendien heeft [werknemer] niet weersproken de stelling van Valero dat [werknemer] betrokken was bij het valselijk opmaken van een certificaat voor [rigger] door [xxx]. Voor zover [werknemer] heeft beoogd aan te voeren dat hij niet bevoegd was met betrekking tot het certificeren en dat hij hier dus niks over te zeggen had, wordt overwogen dat [werknemer] moet hebben geweten dat het ter plekke opmaken van een certificaat (nadat de werkzaamheden al waren verricht) niet in de haak was en dat dit van belang zou kunnen zijn voor het onderzoek naar het incident dat mogelijk zou volgen. Door hier niet over te verklaren nadat het onderzoek naar aanleiding van de verklaring van [rigger] was hervat, heeft [werknemer] essentiële informatie achter gehouden en daardoor zijn plicht jegens Valero ernstig verzaakt, zoals ook Valero stelt naar aanleiding van het door haar ingestelde onderzoek. Het heeft er zo de schijn van dat [werknemer] bepaalde gebeurtenissen heeft willen verhullen.
4.6 [werknemer] voert nog aan dat bij het oordeel of sprake is geweest van een dringende reden ook acht moet worden geslagen op zijn persoonlijke omstandigheden, mede gelet op de betrekkelijk geringe ernst van zijn verzuim. [werknemer] wijst daarbij op zijn lange staat van dienst, zijn grote inzet voor Valero, zijn bereidwilligheid om extra uren te draaien, zijn betrekkelijk hoge leeftijd en de omstandigheden dat hij lijdt aan hoge bloeddruk en suiker, dat hij een gezin heeft te onderhouden en dat hij een schuldenlast draagt, waaronder een hypotheekschuld. Bij de beoordeling van de vraag of van een dringende reden sprake is, moeten de omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in het oordeel te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals zijn leeftijd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden, dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is (zie bijvoorbeeld: HR 21 januari 2000, <i>NJ</i> 2000/190, en HR 20 juni 2003, <i>NJ</i> 2003/523). Deze beoordelingsmaatstaf indachtig wordt het volgende overwogen.
4.7 Ongeacht de vraag of [werknemer] een stopteken heeft gemist of genegeerd of dat er nog een andere oorzaak was voor het incident – [werknemer] stelt in deze procedure zelf dat hij niks heeft kunnen zien van wat er boven hem gebeurde en dat hij daarom heeft verklaard wat anderen hem daarover hebben verteld – wordt in het licht van het voorgaande (4.4 en 4.5), in onderling verband en samenhang bezien, geoordeeld dat sprake was van een dringende reden voor Valero om [werknemer] op staande voet te ontslaan. Voldoende aannemelijk is dat het naleven van procedureregels voor Valero, gelet op de aard van haar bedrijf en de eventuele schade (zowel persoonlijke-, bedrijfs- als maatschappelijke schade) die het gevolg kan zijn naar aanleiding van fouten en ongelukken, van essentieel belang is. Valero moet er aldus op kunnen rekenen dat werknemers de door haar opgelegde procedures en regels volgen. Door een incident niet tijdig te melden en naar aanleiding van een incident essentiële informatie achter te houden of te verdraaien wordt effectief onderzoek naar de naleving van deze regels en eventuele aanpassing daarvan ondermijnd. Aldus is dan ook sprake van een ernstige schending van de verplichtingen van [werknemer] jegens Valero. Ook met inachtneming van de door [werknemer] genoemde persoonlijke omstandigheden, is daarom nu niet met voldoende zekerheid te verwachten dat de bodemrechter – in een eventueel later aanhangig te maken procedure – tot het oordeel zal komen dat het ontslag onterecht is gegeven.
4.8 Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen worden afgewezen. [werknemer] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure, aan de zijde van Valero tot op heden begroot op: Afl. 1.500,00 aan salaris advocaat.
De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
- wijst de vorderingen af;
- veroordeelt [werknemer] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Valero tot op heden begroot op: Afl. 1.500,-;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 23 februari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.