ECLI:NL:OGEAA:2011:BQ8930

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SR KG 4 van 2011
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot rechtsbijstand voor gedetineerden in Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben vier gedetineerden een verzoek ingediend tot toegang tot rechtsbijstand. Dit verzoek is gedaan op basis van artikel 43 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), dat bepaalt dat in gevallen waar het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt, een verzoek kan worden gedaan door de verdachte of degene met een rechtstreeks belang. De gedetineerden, die zich in de fase van executie van hun straf bevonden, stelden dat hun toegang tot rechtsbijstand beperkt was door de regels van het Korrektie Instituut Aruba (KIA). Het verzoekschrift werd ingediend op 28 februari 2011, en de behandeling vond plaats op 8 maart 2011, waarbij de raadsman, mr. J.F.M. Zara, en de gedetineerden het verzoek toelichtten.

Het Openbaar Ministerie (OM) was ook aanwezig en voerde aan dat er geen bewijs was dat mr. Zara namens de gedetineerden optrad, en dat er geen officieel verzoek was gedaan om hem te spreken. De gedetineerden erkenden dat zij in de eerste twee weken na een incident op 20 februari 2011 geen verzoek hadden gedaan om mr. Zara te spreken, maar gaven aan dat zij dat wel hadden gewild. De rechter oordeelde dat, hoewel de gedetineerden aanvankelijk niet ontvankelijk waren, zij hun verzoekschrift hadden bekrachtigd door te bevestigen dat zij mr. Zara wilden spreken.

Uiteindelijk oordeelde de rechter dat, gezien de toezegging van het OM dat mr. Zara op eerste verzoek zou worden toegelaten, er geen dringende noodzaak meer was voor de gevraagde voorziening. Het verzoek werd afgewezen, en de rechter benadrukte dat de meer principiële vraag over de toegang tot rechtsbijstand in de toekomst buiten het bestek van het verzoekschrift viel. De beschikking werd uitgesproken op 9 maart 2011 in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking d.d. 9 maart 2011
SR KG 4 van 2011
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
1. [gedetineerde sub 1],
2. [gedetineerde sub 2],
3. [gedetineerde sub 3],
4. [gedetineerde sub 4],
allen gedetineerd in Aruba in het Korrektie Instituut Aruba,
VERZOEKERS,
in persoon verschenen,
raadsman: mr. J.F.M. Zara,
HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 28 februari 2011;
- de griffiersaantekeningen van de behandeling ter zitting op 8 maart 2011, waarbij mr Zara en verzoekers het verzoek hebben kunnen toelichten (onder andere aan de hand van door mr Zara overgelegde pleitnotities) en waar het openbaar ministerie (hierna: OM), ten deze vertegenwoordigd door Advocaat-generaal mr T.H.W. Stein, op het verzoek is gehoord ingevolge artikel 40 Sv. Ook de Advocaat-generaal heeft pleitnotities overgelegd.
HET VERZOEK EN DE STANDPUNTEN
Verzoekers hebben verzocht bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat meteen na het uitspreken van deze beschikking verzoekers vrij verkeer met mr. Zara, dan wel een andere door hen gekozen raadsman kunnen hebben, zulks onbelemmerd, doch enkel met inachtneming van de gebruikelijke beperkingen met betrekking tot bezoektijden, dan wel enige andere voorziening te treffen.
Verzoekers stellen in het verzoekschrift – kort gezegd – dat zij op 20 februari 2011 naar aanleiding van een demonstratie van gedetineerden in het KIA door leden van het RIOT-Commando Team en bewakers van het KIA systematisch zijn mishandeld terwijl zij zich op dat moment al hadden overgegeven en naakt en geboeid waren. Vervolgens hebben zij verzocht om een advocaat te mogen spreken, waarbij mr. Zara zich daarvoor beschikbaar had gesteld. Zij stellen verder dat mr. Zara vanaf 21 februari 2011 diverse keren heeft verzocht verzoekers te mogen spreken, hetgeen hem steeds is geweigerd.
Het OM bestrijdt de lezing van verzoekers. Volgens het OM is, voor zover thans duidelijk is, doordacht en proportioneel geweld toegepast toen de gedetineerden hun demonstratie niet vrijwillig wilden beëindigen. Het OM heeft tevens bevestigd dat naar de gang van zaken een onderzoek plaatsvindt. Het OM heeft verder aangevoerd dat slechts door één van de verzoekers om een raadsman is verzocht (niet zijnde mr. Zara) en dat daarmee ook contact is gezocht. Niet gebleken is dat mr. Zara voor verzoekers optreedt, zodat zijn verzoek niet ontvankelijk moet worden verklaard, dan wel moet worden afgewezen, aldus het OM.
DE BEOORDELING
<i>Ontvankelijkheid</i>
Artikel 43 lis 1 Sv bepaalt dat in alle gevallen waarin het belang van een goede strafrechtsbedeling een voorziening dringend noodzakelijk maakt en het wetboek zelf daaromtrent geen regeling bevat, een verzoek om een zodanige voorziening kan worden gedaan door de verdachte of degene die daarbij een rechtstreeks hem bepaaldelijk belang heeft. Volgens de memorie van toelichting bij artikel 43 Sv moet onder ‘strafrechtsbedeling’ elk stadium van strafvordering (van opsporing tot en met executie) worden verstaan. Verzoekers zitten in de fase van executie van hun straf. Hun verzoek heeft betrekking op de toegang tot rechtsbijstand, die vanwege het feit dat zij gedetineerd zitten beperkt wordt (door de regels van het KIA). Nu het wetboek van strafvordering geen andere regeling kent op grond waarvan zij hierover een voorziening kunnen vragen, betekent dit dat verzoekers in zoverre ontvankelijk zijn.
Het OM heeft aangevoerd dat niet is gebleken dat mr. Zara namens verzoekers optreedt, zodat van een verzoek van hen feitelijk geen sprake is en het verzoek daarom niet ontvankelijk moet worden verklaard. Ter zitting hebben verzoekers erkend dat zij in de eerste twee weken na 20 februari 2011 geen officieel verzoek hebben gedaan om mr. Zara te spreken. Zij stellen dat zij dat wel hadden gewild, maar dat zij dat niet konden doordat zij niemand mochten spreken. Vervolgens stellen zij wel aan de bewakers van het KIA te hebben gezegd mr. Zara te willen spreken, maar kregen van hen te horen dat dit ‘hun probleem’ was. Mr. Zara heeft ter zitting bevestigd dat hij verzoekers eerst vlak voor de behandeling van deze zaak heeft gesproken, maar hij stelt dat de Commissie van gedetineerden van het KIA hem heeft gevraagd voor verzoekers op te treden.
Gesteld noch gebleken is dat voormelde commissie beschikte over een algemene of bijzondere volmacht om voor verzoekers een advocaat te kiezen, zodat daaruit niet kan worden afgeleid dat mr. Zara gemachtigd is namens verzoekers op te treden. Nu verzoekers tijdens de behandeling van het verzoekschrift echter hebben bevestigd te willen worden bijgestaan door mr. Zara en dat zij achter het verzoek staan om mr. Zara tot hen toe te laten zodat zij met hem kunnen spreken, worden verzoekers geacht het verzoekschrift te hebben bekrachtigd. Aldus zijn zij ook in zoverre ontvankelijk in hun verzoek.
Ter zitting heeft het OM gesteld dat raadslieden toegang krijgen tot gedetineerden indien blijkt dat gedetineerden een daartoe strekkend verzoek hebben gedaan. Omdat tot het moment van de behandeling van het verzoek niet gebleken was van enig verzoek van verzoekers om mr. Zara te kunnen spreken, is mr. Zara niet tot hen toegelaten, aldus het OM. Nu ter behandeling duidelijk is geworden dat verzoekers inderdaad met mr. Zara willen spreken, zal hij op eerste telefonisch verzoek worden toegelaten, aldus het OM. Mr. Zara heeft betoogd dat het probleem nu juist was dat verzoekers de eerste twee weken niemand mochten spreken, zodat zij ook niet kenbaar hebben kunnen maken dat zij hem wilden spreken en hen feitelijk bijstand door een raadsman werd onthouden. Voorkomen moet worden dat een dergelijke situatie zich nog eens voordoet, aldus mr. Zara.
Gelet op de toezegging van het OM dat mr. Zara het KIA slechts hoeft te bellen om een bezoekafspraak te kunnen maken nu duidelijk is dat verzoekers hem willen spreken, is van een dringende noodzaak bij de gevraagde voorziening geen sprake meer. Dit brengt mee dat het verzoek zal worden afgewezen. De meer principiële vraag hoe de situatie zoals door mr. Zara geschetst, in de toekomst kan worden voorkomen, gaat het bestek van het verzoekschrift te buiten.
BESLISSING:
De rechter in dit gerecht:
- wijst de vorderingen af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Haeck, rechter in dit gerecht en werd in het openbaar uitgesproken op woensdag 9 maart 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.