ECLI:NL:OGEAA:2011:BV5645
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Executie van een kort geding vonnis en verzoek tot ontruiming in een familierelatie
In deze Arubaanse zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, betreft het een kort geding waarin [eiser] verzoekt om een ordemaatregel die de uitvoering van een ontruimingsvonnis tegenhoudt. De zaak is ontstaan uit een conflict tussen [eiser], de zoon van [gedaagde], en [gedaagde], die het vruchtgebruik van de woning heeft. De procedure begon met een verzoekschrift van [gedaagde] op 29 juli 2011, waarin hij eiste dat [eiser] de woning zou ontruimen. Dit verzoek werd in een eerder kort geding vonnis van 10 augustus 2011 afgewezen, maar in een tweede kort geding vonnis van 9 november 2011 werd de ontruiming toegewezen, met de verplichting voor [eiser] om uiterlijk één maand na betekening van het vonnis te ontruimen.
In het kort geding dat op 12 december 2011 werd behandeld, vroeg [eiser] om kosteloos te mogen procederen en om [gedaagde] te verbieden uitvoering te geven aan het ontruimingsvonnis. De rechter oordeelde dat [eiser] inderdaad kosteloos mocht procederen, maar wees de gevraagde ordemaatregel af. De rechter benadrukte dat de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het tweede kort geding vonnis de bedoeling heeft om [gedaagde] niet langer te laten wachten op het gebruik van haar woning. De rechter stelde dat de rol van de rechter in een executiegeschil beperkt is en dat de beslissing van de rechter die het vonnis heeft gewezen, in beginsel moet worden gerespecteerd.
De rechter concludeerde dat er geen sprake was van een juridische of feitelijke misslag in het tweede kort geding vonnis en dat de gevraagde voorzieningen moesten worden afgewezen. De kosten van de procedure werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg, gezien de familierelatie tussen hen. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J.F. Haeck op 14 december 2011.