ECLI:NL:OGEAA:2012:BY4627

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
E.J. no. 1062 van 2012
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op uitbetaling van niet genoten vakantiedagen na nietig ontslag

In deze Arubaanse zaak heeft [verzoeker], die in loondienst was bij de naamloze vennootschap Stork Wescar Aruba N.V., verzocht om uitbetaling van niet genoten vakantiedagen na een nietig ontslag. Op 27 april 2009 werd [verzoeker] op staande voet ontslagen, maar dit ontslag werd later nietig verklaard wegens het ontbreken van een dringende reden. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 1 december 2009. [verzoeker] stelde dat hij recht had op betaling van 25 vakantiedagen, maar Stork betwistte dit en stelde dat hij slechts recht had op 15,35 dagen, die al betaald zouden zijn.

Tijdens de procedure heeft [verzoeker] zijn vordering onderbouwd met argumenten over de opbouw van vakantiedagen, zelfs in de periode dat hij niet werkte vanwege het onterecht ontslag. Het gerecht oordeelde dat [verzoeker] inderdaad recht had op de opbouw van vakantiedagen, ook al was hij niet aan het werk. Het gerecht heeft vastgesteld dat [verzoeker] in totaal recht had op 24,34 dagen, waarvan 15,35 dagen al door Stork waren betaald. Dit resulteerde in een vordering van 8,99 dagen die Stork nog aan [verzoeker] moest uitbetalen.

Daarnaast heeft het gerecht geoordeeld dat Stork ook wettelijke rente en vertragingsrente verschuldigd was over de niet betaalde vakantiedagen, met ingang van de datum van ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De rechter heeft Stork veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker]. De beschikking werd uitgesproken op 30 oktober 2012 door mr. J.F. Haeck, rechter in het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba.

Uitspraak

Beschikking van 30 oktober 2012
E.J. no. 1062 van 2012.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te Aruba,
VERZOEKER,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
procederende in persoon,
tegen:
de naamloze vennootschap STORK WESCAR ARUBA N.V.
gevestigd te Aruba,
VERWEERSTER,
hierna ook te noemen: Stork,
gemachtigde: mr. J. M. de Cuba.
1. HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Dit verloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties ingediend op 17 april 2012;
- een verweerschrift met producties, ingediend op 21 augustus 2012
- de aantekeningen van de griffier van de behandeling ter zitting op 18 september 2012 op welke zitting partijen hun standpunten hebben bepleit en waar zij op elkaars stellingen hebben gereageerd. Daarbij zijn door [verzoeker] producties ingediend, met een korte schriftelijke toelichting, welke reeds bij brief van 26 juni 2012 waren toegezonden, alsmede producties met een korte schriftelijke toelichting welke reeds bij brief van 10 september 2012 waren toegezonden, tevens houdende een akte vermeerdering van eis. Ter zitting is door Stork nog een bankafschrift overgelegd.
Vervolgens is de beschikking bepaald op heden.
2. DE VASTSTAANDE FEITEN
2.1 [verzoeker] is in loondienst geweest bij Stork. Op 27 april 2009 is hij op staande voet ontslagen. De arbeidsovereenkomst werd bij beschikking van 26 november 2009 ontbonden met ingang 1 december 2009. Bij beschikking van 7 januari 2010 is het ontslag nietig verklaard wegens het ontbreken van een dringende reden.
3. HET VERZOEK
3.1 [verzoeker] heeft verzocht dat het gerecht, bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren dat [verzoeker] recht heeft op uitbetaling van 25 niet genoten vakantiedagen conform artikel 10 van de Vakantieverordening, te vermeerderen, zo begrijpt het gerecht, met wettelijke rente en vertragingsrente van 17 april 2009 tot aan de voldoening en met veroordeling van Stork in de kosten van de procedure.
3.2 Ter zitting heeft [verzoeker] bij (op voorhand toegezonden) akte verzocht ‘een eisvermeerdering zoals overgelegd in de overgelegde calculatie (onder Prod.14) van eiser Afl. 1.788,83 thans ook te gelasten’, te vermeerderen met zowel de wettelijke als de vertragingsrente. Het gerecht begrijpt dit aldus dat [verzoeker] zijn vordering wenst uit te breiden met een verklaring voor recht dat Stork aan [verzoeker] een bedrag van Afl. 1.788,83 verschuldigd (naast(vertragings)rente) is.
3.3 Stork heeft geconcludeerd dat de oorspronkelijke vorderingen dienen te worden afgewezen, nu zij de vakantiedagen al heeft betaald. Daarnaast heeft Stork zich verzet tegen de eiswijziging omdat het gevraagde bedrag een andere rechtsgrond kent. Subsidiair heeft Stork zich verweerd tegen de vordering en verzoekt zij afwijzing daarvan.
3.4 Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.
4. De BOORDELING
4.1 Het gerecht staat de eisvermeerdering toe. Artikel 109 van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering bepaalt dat de eiser bevoegd is zijn eis of de gronden daarvan schriftelijk te veranderen of te vermeerderen. De gedaagde kan hiertegen bezwaar maken indien de vermeerdering in strijd is met de goede procesorde. Stork heeft aangevoerd dat de eisvermeerdering berust op een heel andere grondslag, maar dat staat aan de eisvermeerdering niet in de weg, zoals blijkt uit voornoemd artikel. De aan de eisvermeerdering ten grondslag gelegde berekening is eenvoudig en bezwaarlijk kan dan ook worden geoordeeld dat die vermeerdering in strijd is met de goede procesorde. Stork heeft daar bovendien ook inhoudelijk verweer tegen gevoerd.
<i>Vakantiedagen</i>
4.2 [verzoeker] heeft uitvoerig betoogd dat hij recht heeft op uitkering van zijn niet genoten vakantiedagen. Aan de stellingen die [verzoeker] daaraan ten grondslag legt kan evenwel zondermeer worden voorbijgegaan nu Stork in beginsel heeft erkend dat [verzoeker] recht heeft op betaling hiervan. Stork voert echter tegen de vordering aan dat [verzoeker] geen recht had op betaling van 25 dagen, zoals [verzoeker] stelt, maar slechts op betaling van 15,35 dagen en dat de daarmee samenhangende vergoeding allang is voldaan. [verzoeker] heeft daarna zijn stelling onderbouwd door te stellen dat hij niet alleen recht had op betaling van 14,73 dagen die hij had meegenomen van het jaar ervoor, maar dat hij daarnaast ook nog recht had op betaling van 9,92 dagen voor de periode van 27 april 2009 tot en met 30 november 2009 en in totaal dus, afgerond, 25 dagen, zo begrijpt het gerecht. Stork heeft daarop aangevoerd dat [verzoeker] in de periode dat hij thuis zat tot aan de ontbinding geen vakantiedagen opbouwde, omdat vakantiedagen, blijkens de Memorie van Toelichting bij de Vakantieverordening, worden toegekend ‘om de arbeider in staat te stellen physiek en psychisch opzicht te laten herstellen van werk.’ Omdat hij niet heeft gewerkt, heeft hij ook geen recht op de vakantiedagen, aldus Stork. Dit verweer gaat niet op. Anders dan Stork kennelijk voorstaat geeft de Vakantieverordening een limitatieve opsomming van situaties waarin de aanspraak op vakantie vervalt. De onderhavige situatie, waarin [verzoeker] thuis zat omdat hij, naar later is vastgesteld, was ontslagen op staande voet zonder dat daar een dringende reden voor was, valt niet onder die limitatieve opsomming. Dit brengt mee dat [verzoeker] ook in de periode dat hij thuis zat tot het moment van ontbinding van de arbeidsovereenkomst, te weten 1 december 2009, vakantiedagen opbouwde. In die periode heeft hij 9,61 dagen opgebouwd (16 dagen vakantie per jaar : 52 weken = 0,31 per week aan vakantieopbouw. 27 april 2009 tot 1 december 2009 is 31 weken x 0,31 = 9,61), zodat [verzoeker], naast de door hem eerder opgebouwde 14,73 dagen ook deze 9,61 dagen vergoed dient te krijgen en aldus in totaal 24,34 dagen.
4.3 Stork heeft zich nog verweerd door aan te voeren dat zij de vergoeding voor 15,35 vakantiedagen al heeft voldaan. [verzoeker] heeft betwist hiervoor ooit enig geld te hebben ontvangen, waarop Stork een bankafschrift heeft overgelegd waaruit blijkt dat op 27 januari 2010 een bedrag van Afl. 15.694,70 is overgemaakt aan de toenmalige raadsman van [verzoeker], mr. Faarup, welk bedrag mede een vergoeding omvat voor de vakantiedagen. [verzoeker] is daarna blijven betwisten ooit enig bedrag te hebben ontvangen, maar hij heeft deze betwisting niet verder geconcretiseerd. Het gerecht gaat aan deze betwisting daarom voorbij en neemt als vaststaand aan dat de betaling heeft plaatsgevonden zoals door Stork is aangevoerd. Dat de toenmalige raadsman nooit enig bedrag heeft overgemaakt aan [verzoeker] is een verwijt dat [verzoeker] niet aan Stork kan maken. Omdat [verzoeker] destijds immers werd vertegenwoordigd door mr. Faarup, heeft zij ook bevrijdend aan hem kunnen betalen. Stork heeft verder onbetwist gesteld dat het overgemaakte bedrag van Afl. 15.694,70 tevens een vergoeding inhield voor 15,35 dagen, zodat Stork nu nog 8,99 dagen dient te voldoen (24,34 minus de al betaalde 15,35 dagen). De verklaring voor recht zal in zoverre worden toegewezen.
4.4 Tegen toewijzing van de gevorderde wettelijke rente en vertragingsrente is geen afzonderlijk verweer gevoerd. In aanmerking genomen dat vakantie een recht is, dat door het verrichten van arbeid in loondienst wordt verkregen, behoort ook de aan het einde van de dienstbetrekking voor dat recht in de plaats komende aanspraak op een uitkering in geld als een rechtstreekse vergoeding voor in loondienst verrichte werkzaamheden en derhalve als loon te worden aangemerkt. Dit brengt mee dat ook hierover de wettelijke rente en de vertragingsrente verschuldigd zijn. Deze verklaring voor recht met betrekking tot deze rente zal worden toegewezen vanaf de datum van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst, te weten 1 december 2009, aangezien het met de vakantiedagen gemoeide bedrag eerst op die dag opeisbaar is geworden.
4.5 [verzoeker] heeft de uitvoerbaar bij voorraad verklaring gevorderd van de door hem verzochte verklaring voor recht. Een verklaring voor recht is echter declaratoir van karakter en is naar zijn aard niet voor executie vatbaar. Op dit punt zal de onderhavige beschikking dan ook niet uitvoerbaar bij vooraard kunnen worden verklaard.
<i>Het bedrag van Afl. 1.788,83</i>
4.6 Aan de gevorderde verklaring voor recht dat Stork nog een bedrag van Afl. 1.788,83 verschuldigd is, heeft [verzoeker] een berekening ten grondslag gelegd naar aanleiding van de (onder 2.1 genoemde) beschikking van 7 januari 2010. [verzoeker] stelt dat Stork daarin is veroordeeld tot betaling aan hem van Afl. 20.000,00 (brutoloon over de periode 27 april 2009 t/m 1 december 2009 inclusief Afl. 1.779,20 aan wettelijke verhoging) en Afl. 700,80 (aan brutoloon over de periode van 17 april 2009 tot 27 april 2009), vermeerderd met Afl. 350,40 aan wettelijke verhoging, zodat in totaal Afl. 21.051,20 betaald had moeten worden, vermeerderd met wettelijke rente, aldus [verzoeker]. Hij stelt dat uit de door Stork overgelegde berekening blijkt dat Stork maar Afl. 18.561,17 heeft voldaan. Hierin kan [verzoeker] niet worden gevolgd. Uit de door Stork overgelegde berekening en het overgelegde bankafschrift met betrekking tot betaling aan de voormalige raadsman van [verzoeker], blijkt dat zij de in het vonnis genoemde totaal bedragen wel degelijk heeft uitbetaald, rekening houdend met het bedrag van Afl. 350,40, dat volgens [verzoeker] via de deurwaarder is betaald. Dat deze berekening onbegrijpelijk is of niet klopt is gesteld noch gebleken, zodat de vordering als onvoldoende onderbouwd wordt verworpen.
<i>Proceskosten</i>
4.7 Stork zal als de (gedeeltelijk) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op: Afl. 50,00 aan griffierecht.
5. DE BESLISSING
De rechter in dit gerecht:
- verklaart voor recht dat [verzoeker] recht heeft op uitbetaling door Stork van 8,99 niet genoten vakantiedagen, te vermeerderen met 50% wettelijke verhoging ex artikel 7a: 1614q Burgerlijk Wetboek en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 december 2009 tot aan de voldoening;
- veroordeelt Stork in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op: Afl. 50,00;
- verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.F. Haeck, rechter in dit gerecht en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 30 oktober 2012, in tegenwoordigheid van de griffier.