ECLI:NL:OGEAA:2012:BZ4276

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 november 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
AR 2196 van 2011
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Retentierecht in het kader van een managementovereenkomst en de eigendom van een auto

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, stond de vraag centraal of de naamloze vennootschap Aruba Restaurant N.V. recht had op de afgifte van een auto die in het bezit was van [gedaagde]. De procedure volgde op een managementovereenkomst tussen Aruba Restaurant en Chez Mathilde, waarbij de auto aan Chez Mathilde ter beschikking was gesteld. Na het faillissement van Chez Mathilde vorderde Aruba Restaurant de auto terug, maar [gedaagde] beroept zich op een retentierecht. De rechter oordeelde dat Aruba Restaurant eigenaar was van de auto, maar dat [gedaagde] zich terecht op het retentierecht kon beroepen. Dit recht kan ook tegen derden worden ingeroepen, mits er een voldoende verband bestaat tussen de vordering van de schuldeiser en de zaak. De rechter concludeerde dat het retentierecht van [gedaagde] voortvloeide uit de arbeidsovereenkomst met Chez Mathilde, waardoor zij het recht had om de auto te behouden totdat haar loonvordering was voldaan. De rechter wees de vordering van Aruba Restaurant af om de auto ter beschikking te stellen, en compenseerde de proceskosten tussen partijen. Het vonnis werd uitgesproken op 28 november 2012.

Uitspraak

Vonnis van 28 november 2012.
Behorend bij AR 2196 van 2011.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
De naamloze vennootschap ARUBA RESTAURANT N.V., gevestigd te Aruba,
EISERES in conventie en GEDAAGDE in reconventie, hierna: Aruba Restaurant,
gemachtigde: de advocaat mr. R.A. Wix,
tegen:
[gedaagde], wonende te Aruba,
GEDAAGDE in conventie en EISERES in reconventie, hierna: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd.
1. DE PROCEDURE
Voor het verloop van de procedure wordt verwezen naar het tussenvonnis van 22 februari 2012, waarbij een comparitie van partijen is gelast welke heeft plaatsgevonden op 5 april 2012 en waarvan een proces-verbaal is opgemaakt. Partijen hebben vervolgens vonnis verzocht.
2. DE VASTSTAANDE FEITEN
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, alsmede op grond van de inhoud van de overgelegde producties voorzover niet of onvoldoende bestreden, staat tussen partijen onder meer het volgende vast.
2.1 Aruba Restaurant had een management overeenkomt met de naamloze vennootschap Chez Mathilde, die een restaurant voerde.
2.2 In het kader van de managementovereenkomst heeft Aruba Restaurant een Toyota, model Corolla, bouwjaar 1998, chasisnummer AE111 – 0028439 (de auto) aan Chez Mathilde ter beschikking gesteld.
2.3 [gedaagde] was als in dienst bij Chez Mathilde. [gedaagde] kreeg in het kader van het dienstverband de auto ter beschikking gesteld door Chez Mathilde.
2.4 Op 24 november 2011 is Chez Mathilde failliet verklaard. Aruba Restaurant heef daarop de management overeenkomst opgezegd.
2.5 [gedaagde] heeft een loonvordering op Chez Mathilde van Afl. 55.475,58.
2.6 Aruba Restaurant heeft na opzegging van de managementovereenkomst aan de curator van Chez Mathilde afgifte van de auto gevorderd. De curator heeft daarop aan [gedaagde] afgifte van de auto gevorderd. [gedaagde] heeft die afgifte geweigerd met een beroep op een retentierecht op de auto.
2.7 Op 9 september 2011 is met verlof van het gerecht conservatoir beslag gelegd op de auto met sequestratie.
3. DE VORDERINGEN EN STANPDUNTEN IN CONVENTIE EN IN RECONVENTIE
3.1 Aruba Restaurant vordert in conventie dat het gerecht, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht zal verklaren dat de auto aan Aruba Restaurant in eigendom toebehoort en, zo begrijpt het gerecht de vordering, te bevelen dat [gedaagde] de auto ter vrije beschikking aan Aruba Restaurant zal afgeven, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2 [gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de vordering in conventie, dat strekt tot niet ontvankelijk-verklaring dan wel afwijzing van de vordering met veroordeling van Aruba Restaurant in de proceskosten. In reconventie vordert [gedaagde] dat het gerecht, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Aruba Restaurant zal veroordelen tot betaling aan [gedaagde] van Afl. 500,00 per maand, althans een door het gerecht te bepalen bedrag, vanaf 9 september 2011 tot [gedaagde] weer in het bezit wordt gesteld van de auto, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen tot aan de voldoening en met veroordeling van Aruba Restaurant in de kosten van deze procedure.
3.3 Aruba Restaurant heeft verweer gevoerd tegen de vordering in reconventie, strekkende tot niet ontvankelijk-verklaring van [gedaagde], dan wel tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
4. DE BEOORDELING
In conventie:
4.1 Aruba Restaurant legt aan haar vordering ten grondslag dat zij eigenaar is van de auto en dat [gedaagde] zich ten onrechte op een retentierecht beroept. [gedaagde] heeft niet betwist dat Aruba Restaurant eigenaar is van de auto, zodat de vordering dit voor recht te verklaren zal worden toegewezen.
4.2 Met betrekking tot het ingeroepen retentierecht wordt als volgt geoordeeld. Gelet op het tussen partijen gevoerde debat gaan zij kennelijk ervan uit dat het eigendomsrecht van Aruba Restaurant op de auto ouder is dan de loonvordering van [gedaagde] op Chez Mathilda. Het gerecht neemt dit daarom bij de verdere beoordeling tot uitgangspunt.
4.3 Artikel 3:291 lid 2 BW geeft de schuldeiser (in het onderhavige geval: [gedaagde]) het recht haar retentierecht ook in te roepen tegen een derde (in dit geval: Aruba Restaurant) die een recht heeft op een zaak dat reeds bestond bij het ontstaan van de vordering van de schuldeiser, indien de vordering voortvloeit uit een overeenkomst die de schuldenaar (in dit geval: Chez Mathilde) bevoegd was met betrekking tot de zaak aan te gaan, of indien de schuldeiser geen reden had om te twijfelen aan de bevoegdheid van de schuldenaar om de overeenkomst aan te gaan. Waar deze bepaling spreekt van de bevoegdheid om de overeenkomst aan te gaan, doelt de bepaling op de bevoegdheid van de schuldenaar (Chez Mathilde) in zijn verhouding tot de derde met het oudere recht (Aruba Restaurant) (zie HR 16 juni 2000, NJ 2000/733). Gesteld noch gebleken is dat Chez Mathilde in haar verhouding tot Aruba Restaurant niet bevoegd zou zijn geweest de auto in het kader van de arbeidsovereenkomst aan [gedaagde] ter beschikking te stellen, of dat [gedaagde] reden had om te twijfelen aan die bevoegdheid. Het gerecht neemt daarom als vaststaand aan dat Chez Mathilde bevoegd was tot het ter beschikking stellen van de auto aan [gedaagde].
4.4 Aruba Restaurant heeft onder verwijzing naar HR 5 maart 2004, NJ 2004/548 gesteld dat het retentierecht alleen kan worden uitgeoefend indien er voldoende verband bestaat tussen de vordering van de schuldeiser en de zaak die het betreft. Zij stelt dat de loonvordering van [gedaagde] geen betrekking heeft op de auto van Aruba Restaurant en dat er daarom onvoldoende verband is. [gedaagde] heeft dit betwist. Hierover wordt als volgt overwogen.
4.5 Het retentierecht van [gedaagde] jegens Chez Mathilde vloeit, krachtens artikel 3:290 BW juncto artikel 6:52 BW voort uit de arbeidsverhouding tussen Chez Mathilde en [gedaagde]. Omdat Chez Mathilde de auto aan [gedaagde] ter beschikking heeft gesteld uit hoofde van de tussen hen (destijds) geldende arbeidsovereenkomst, heeft [gedaagde], nu zij een loonvordering heeft op Chez Mathilde, een retentierecht ten opzichte van Chez Mathilde ten aanzien van de auto. In het door Aruba Restaurant aangehaalde arrest heeft de Hoge Raad echter erop gewezen dat zowel uit de tekst van artikel 3:291 BW als uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het inroepen van een retentierecht jegens derden met een ouder recht in beperktere mate is toegestaan dan jegens de schuldenaar zelf. De strekking van deze bepaling is dat het retentierecht jegens een derde met een ouder recht (Aruba Restaurant) alleen kan worden uitgeoefend als er een voldoende verband bestaat tussen de vordering van de schuldeiser en de zaak die het beteft. Dat moet, zo volgt uit voormeld arrest, derhalve gaan om een nauwer verband dan het verband dat krachtens artikel 6:52 BW nodig is om de schuldeiser ([gedaagde]) een retentierecht te geven jegens de schuldenaar zelf (Chez Mathilde). Het verband tussen de loonvordering en de auto is naar het oordeel van het gerecht voldoende om zich ook jegens Aruba Restaurant op een retentierecht te kunnen beroepen. [gedaagde] heeft immers onbetwist gesteld dat de auto aan haar ter beschikking is gesteld als onderdeel van de arbeidsovereenkomst met Chez Mathilde. De beschikbaarheid van de auto voor [gedaagde] maakte aldus onderdeel uit van de voorwaarden waartegen [gedaagde] haar arbeid verrichtte voor Chez Mathilde. Toen [gedaagde] een vordering kreeg op Chez Mathilde, omdat Chez Mathilde niet voldeed aan haar uit de arbeidsovereenkomst voortvloeiende verplichting tot betaling van loon, had [gedaagde] gelet op het nauwe verband tussen de auto en de arbeidsovereenkomst het recht zich op een retentierecht te beroepen, niet alleen jegens Chez Mathilde, maar ook jegens Aruba Restaurant.
4.6 Aruba Restaurant heeft nog aangevoerd dat [gedaagde] geen rententierecht meer heeft doordat zij als gevolg van het beslag met sequestratie niet langer de feitelijke macht over de auto heeft. Hierin wordt Aruba Restaurant niet gevolgd. Het retentierecht eindigt slechts door het tenietgaan van de verbintenis tot zekerheid waarvan het wordt uitgeoefend, door verhaal op de zaak, of doordat de zaak weer in de macht komt van de schuldenaar of de rechthebbende (zie de artikelen 3:292 en 3:295 BW). Het beslag met sequestratie leidt niet ertoe dat één van deze gevallen aan de orde is, zodat [gedaagde] het retentierecht nog tegen Aruba Restaurant kan inroepen.
4.7 Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering om te bevelen dat de auto ter vrije beschikking aan Aruba Restuarants moet worden afgegeven, zal worden afgewezen.
In reconventie
4.8 [gedaagde] heeft gesteld dat zij schade lijdt doordat zij sinds 9 september 2011 (de datum waarop beslag is gelegd) geen gebruik meer kan maken van de auto. Aruba Restaurant heeft betwist dat [gedaagde] door het beslag schade heeft geleden omdat de auto ten tijde van het beslag niet rijdbaar was omdat die op blokken stond. Zij wijst er bovendien op dat de vordering onvoldoende is gespecificeerd. [gedaagde] heeft hierop gesteld dat de auto wel degelijk reed, maar zij laat na te onderbouwen hoe het door haar gevorderde schadebedrag is begroot, bijvoorbeeld door het overleggen van een verantwoording van de kosten die zij sinds het beslag voor haar vervoer heeft moeten maken. De reconventionele vordering zal daarom worden afgewezen wegens het niet voldoen aan de (nadere) stelplicht.
In conventie en in reconventie
4.9 Nu partijen in conventie en in reconventie over en weer (hoofdzakelijk) in het ongelijk zijn gesteld, zal het gerecht bepalen dat de proceskosten moeten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
5. DE UITSPRAAK
De rechter in dit gerecht, rechtdoende in conventie en in reconventie:
1. verklaart voor recht dat de auto aan Aruba Restaurant in eigendom toebehoort;
2. compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
3. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr J.F. Haeck, rechter in dit gerecht en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 november 2012 in aanwezigheid van de griffier.