In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een docente, eiseres, en haar werkgever, Stichting MIDDELBAAR ONDERWIJS ARUBA (SMOA), gedaagde. De docente had een arbeidsovereenkomst met SMOA en was sinds 16 november 2011 arbeidsongeschikt. SMOA heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd per 30 september 2013, met als redenen langdurige arbeidsongeschiktheid, boventalligheid en gebrek aan vertrouwen. De docente was het niet eens met het ontslag en vorderde in kort geding haar wedertewerkstelling en doorbetaling van salaris.
De rechter heeft vastgesteld dat de ontslaggronden ondeugdelijk zijn, maar dat dit niet betekent dat het ontslag kennelijk onredelijk is. Een ontslag kan kennelijk onredelijk zijn als het is gegeven op basis van een valse of voorgewende reden of als de gevolgen voor de werknemer te ernstig zijn. In dit geval heeft de rechter geoordeeld dat, hoewel de ontslaggronden niet deugen, het ontslag niet kennelijk onredelijk is omdat SMOA aannemelijk heeft gemaakt dat er een vertrouwensbreuk was en dat het belang van de werkgever bij beëindiging van het dienstverband zwaarder weegt dan het individuele belang van de docente.
De rechter heeft de vorderingen van de docente afgewezen en haar in de kosten van de procedure veroordeeld. Dit vonnis benadrukt het belang van de procedurele mogelijkheden die de docente had, zoals het indienen van beroep bij de Commissie van Beroep, die zij niet heeft benut. De uitspraak onderstreept de noodzaak voor werknemers om gebruik te maken van beschikbare rechtsmiddelen bij onvrede over ontslag.