ECLI:NL:OGEAA:2013:22

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
4 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
K.G. no. 2075 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van docente niet kennelijk onredelijk ondanks ondeugdelijke ontslaggronden

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 4 oktober 2013 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een docente, eiseres, en haar werkgever, Stichting MIDDELBAAR ONDERWIJS ARUBA (SMOA), gedaagde. De docente had een arbeidsovereenkomst met SMOA en was sinds 16 november 2011 arbeidsongeschikt. SMOA heeft de arbeidsovereenkomst opgezegd per 30 september 2013, met als redenen langdurige arbeidsongeschiktheid, boventalligheid en gebrek aan vertrouwen. De docente was het niet eens met het ontslag en vorderde in kort geding haar wedertewerkstelling en doorbetaling van salaris.

De rechter heeft vastgesteld dat de ontslaggronden ondeugdelijk zijn, maar dat dit niet betekent dat het ontslag kennelijk onredelijk is. Een ontslag kan kennelijk onredelijk zijn als het is gegeven op basis van een valse of voorgewende reden of als de gevolgen voor de werknemer te ernstig zijn. In dit geval heeft de rechter geoordeeld dat, hoewel de ontslaggronden niet deugen, het ontslag niet kennelijk onredelijk is omdat SMOA aannemelijk heeft gemaakt dat er een vertrouwensbreuk was en dat het belang van de werkgever bij beëindiging van het dienstverband zwaarder weegt dan het individuele belang van de docente.

De rechter heeft de vorderingen van de docente afgewezen en haar in de kosten van de procedure veroordeeld. Dit vonnis benadrukt het belang van de procedurele mogelijkheden die de docente had, zoals het indienen van beroep bij de Commissie van Beroep, die zij niet heeft benut. De uitspraak onderstreept de noodzaak voor werknemers om gebruik te maken van beschikbare rechtsmiddelen bij onvrede over ontslag.

Uitspraak

Vonnis van 4 oktober 2013
K.G. no. 2075 van 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
Vonnis in kort geding tussen:
[eiser],
wonende te Aruba,
eiseres, hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. Mr. D. Canwood
en
De stichting
Stichting MIDDELBAAR ONDERWIJS ARUBA
gevestigd te Aruba,
gedaagde, hierna ook te noemen: SMOA
gemachtigde: de advocaat mr. M.A. Kock

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties ingediend op 16 augustus 2013;
- een brief met producties van 19 september 2013 van de zijde van [eiser];
- een brief met producties van 19 september 2013 aan de zijde van SMOA;
- de aantekeningen van de griffier van de behandeling ter openbare terechtzitting op
20 september 2013, waar de gemachtigden van partijen het woord hebben gevoerd aan de hand van de overgelegde pleitnotities en waar zij op elkaars stellingen hebben gereageerd.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De vaststaande feiten

2.1 [
[eiser] heeft van 1 augustus 1998 tot 1 augustus 1999 als tweede graads docente Spaans gewerkt in dienst van SMOA. Vervolgens is [eiser] op 1 september 2003 in dienst getreden bij SMOA als eerste graads Spaans docent.
2.2
In de bijlage bij de akte van benoeming van 30 september 2003 is in artikel 23 bepaald:
“Aan de leraar wordt ongevraagd ontslag verleend als hij,
in ernstige mate ongeschikt blijkt voor de vervulling van zijn ambt;
zich schuldig maakt aan ergerlijk levensgedrag of ernstig plichtsverzuim;
de pensioengerechtigde leeftijd bereikt (…);
op grond van artikel 5 van deze bijlage ( het gerecht; “het aanvaarden van een betrekking aan een andere onderwijsinstelling of het verrichten van nevenwerkzaamheden die zich niet verdragen met zijn functie aan school”);
wanneer de benoemde door de daartoe benoemde Geneeskundige Commissie voor de verdere waarneming van de betrekking als leraar blijvend ongeschikt verklaard.
2.3
Bij brief van 14 juni 2013 heeft SMOA de arbeidsovereenkomst met [eiser] opgezegd per 30 september 2013. Hierin is onder meer vermeld:
“De beëindiging van uw dienstverband is gestoeld op de hierna volgende gronden
(waarvoor geldt dat ieder afzonderlijk, maar in ieder geval gezamenlijk, een reden oplevert voor beëindiging):
1. Uw langdurige en doorlopende arbeidsongeschiktheid. U bent immers vanaf 16 november 2011 onafgebroken arbeidsongeschikt;
2.Uw boventalligheid vanwege het feit dat met ingang van een nieuw schooljaar (2013-2014) een formatieplaats voor een docent Spaans met 1e graads bevoegdheid zal komen te vervallen;
3. gebrek aan vertrouwen. Uw eventuele terugkeer zal een negatieve invloed hebben op de samenwerking en daardoor op (de ontwikkeling van) het onderwijsproces.”
2.4
Bij brief van 9 juli 2013 deelt [eiser] mee dat zij zich niet kan verenigen met het gegeven ontslag.

3.De vordering en het verweer

3.1 [
eiser] vordert bij vonnis in kort geding, na wijziging van eis en uitvoerbaar bij voorraad,
PRIMAIR
a. SMOA te bevelen om [eiser], de dag volgend op de datum van dit vonnis, toe te laten tot haar werk en haar de bedongen werkzaamheden te laten uitvoeren, totdat bij onherroepelijk rechterlijk vonnis is beslist over de opzegging en SMOA te bevelen om het salaris van [eiser] door te blijven betalen totdat de tussen partijen bestaande overeenkomst op rechtsgeldige wijze tot een einde is gekomen, op straffe van een dwangsom van Afl. 5.000,00 per dag of gedeelte van een dag dat SMOA in gebreke blijft met aan de veroordeling te voldoen;
b. SMOA te bevelen geen andere docenten Spaans in dienst te nemen totdat bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is beslist over de opzegging;
SUBSIDIAIR
c. SMOA te veroordelen tot betaling aan [eiser] van een voorschot op de in de bodemprocedure te betalen schadevergoeding ad AFL. 345.000,00 dan wel een ander in goede justitia te bepalen bedrag;
d. SMOA te veroordelen in de kosten van de procedure.
3.2 [
eiser] legt aan deze vordering – samengevat – het volgende ten grondslag.
[eiser] kan zich niet vinden in de gronden van de opzegging. Bovendien waren partijen al geruime tijd met elkaar in onderhandeling over de opheffing van een onterechte maatregel. Feitelijk hoefde [eiser] slechts nog de datum van haar terugkeer door te geven. Geheel onverwacht ontving [eiser] de opzegbrief. Door deze onverwachte tournure heeft SMOA er geen blijk van gegeven rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van [eiser]. Het ontslag is kennelijk onredelijk, mede in aanmerking genomen het lange dienstverband, haar leeftijd, de onjuiste manier waarop [eiser] is bejegend en haar slechte positie op de arbeidsmarkt. Om deze reden is [eiser] van mening dat een andere vergoeding dan in geld, te weten wedertewerkstelling, een redelijke vorm van schadevergoeding is.
3.3
SMOA voert gemotiveerd verweer dat, voor zo ver nodig, bij de beoordeling aan de orde komt.

4.De beoordeling

4.1
Het gerecht acht het spoedeisende belang, mede gelet op de aard van de vordering , aannemelijk. SMOA heeft dit ook niet tegengesproken. Voor toewijzing van een vordering in kort geding is vereist dat op basis van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht en zonder nadere bewijsvoering, geoordeeld kan worden dat de bodemrechter met grote mate van waarschijnlijkheid de vordering(en) van [eiser] zal toewijzen.
4.2
Een ontslag kan kennelijk onredelijk zijn omdat dit gegeven is onder opgave van een valse of voorgewende reden of omdat de gevolgen voor de betrokken werknemer te ernstig zijn, gelet op de voor hem getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden. Bij de beoordeling dienen alle relevante feiten en omstandigheden, tezamen en in onderlinge samenhang, in aanmerking te worden genomen.
4.3
SMOA is als onderwijsinrichting op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten bevoegd om een arbeidsovereenkomst met een docent op te zeggen zonder dat zij hiervoor toestemming behoeft van de Directeur van de Directie Arbeid. Dat laat onverlet dat SMOA wel gebonden is aan voorschriften die betrekking hebben op het beëindigen van een arbeidsrelatie met een docent. Deze voorschriften zijn onder meer vastgelegd in de artikelen 22 en 23 van de bijlage bij de akte van benoeming van [eiser], die door beide partijen in het geding is gebracht.
4.4
SMOA baseert zich op de eerste plaats op langdurige arbeidsongeschikt van [eiser].
Hiertoe wordt als volgt overwogen.
Op grond van artikel 23 sub e van de bijlage bij de akte van benoeming is een ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid slechts aan de orde indien de ’daartoe benoemde Geneeskundige Commissie [eiser] voor de verdere waarneming der betrekking als leraar blijvend ongeschikt heeft verklaard. Nu gesteld noch gebleken is dat [eiser] is afgekeurd voor haar werk als docente door deze Geneeskundige Commissie, mist deze ontslaggrond een zelfstandige betekenis.
4.5
Op de tweede plaats baseert SMOA de opzegging op boventalligheid.
Hiertoe strekt het volgende.
SMOA heeft deze grond ter zitting toegelicht door te stellen dat voor het nieuwe schooljaar 2013-2014 een formatieplaats docent Spaans met 1e graads bevoegdheid zal komen te vervallen. SMOA heeft evenwel geen stukken overgelegd waaruit de juistheid van deze stelling kan volgen. Daar komt bij dat, zelfs indien deze stelling juist is, SMOA zal dienen aan te tonen dat in dat geval [eiser] degene is die voor ontslag in aanmerking komt. Nu een deugdelijke onderbouwing ontbreekt komt ook deze ontslaggrond vooralsnog geen zelfstandige betekenis toe.
4.5.
Op de derde plaats baseert SMOA de opzegging op het gebrek aan vertrouwen in [eiser]. Deze grond is niet als zodanig vermeld in artikel 23 van de bijlage behorende bij de akte van benoeming. Voor zo ver SMOA van mening is dat het gebrek aan vertrouwen het gevolg is van het feit dat [eiser] in de ogen van SMOA ‘in ernstige mate ongeschikt blijkt voor de vervulling van haar ambt’ zoals vermeld in artikel 23 sub a van de bijlage bij de akte van benoeming, heeft het volgende te gelden. SMOA heeft het ontstane gebrek aan vertrouwen onderbouwd door te verwijzen naar diverse klachten die sinds 2007 bij de schoolleiding zijn ingediend, door onder meer de conrector VWO bovenbouw (productie 5 aan de zijde van SMOA), collega’s (productie 6, 8, 9 aan de zijde van SMOA), ouders van leerlingen (productie 10 aan de zijde van SMOA), de inspecteur van onderwijs (productie 13 aan de zijde van SMOA) en meerdere leerlingen (productie 15, 17).
4.6
Ondanks het feit dat [eiser] de diverse klachten gemotiveerd heeft weersproken, heeft SMOA voldoende aannemelijk gemaakt dat het functioneren van [eiser] bepaald niet smetteloos is geweest. Dit laat onverlet dat op basis van de klachten en de gegeven waarschuwingen thans onvoldoende kan worden vast gesteld dat [eiser] blijvend ongeschikt is voor haar functie. Daar komt bij dat deze stelling onhoudbaar is, nu SMOA tijdens de mondelinge behandeling aangaf dat [eiser] op een ander school Spaans kan geven.
4.7.
Hoewel uit het voorgaande volgt dat de ontslaggronden ondeugdelijk zijn, heeft dit niet tot gevolg dat het ontslag kennelijk onredelijk is. Een ontslag kan kennelijk onredelijk zijn - zoals ook is overwogen in r.o. 4.2 van dit vonnis - omdat het is gegeven op basis van een valse of voorgewende reden (vide artikel 7A:1615s lid 2 sub a BW van Aruba) dan wel omdat de gevolgen voor de werknemer te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij beëindiging (7A:1615s lid 2 sub b BW van Aruba). Daargelaten dat de vordering van [eiser] niet is gebaseerd op het bepaalde in artikel 1615s lid 2 sub a BW, maakt het enkele feit dat de ontslaggronden ondeugdelijk zijn, niet dat deze gronden voorgewend of vals zijn. Immers, een voorgewende reden is een reden die niet de werkelijke ontslag grond is. Een valse reden is een niet bestaande reden. Van beide situaties is hier geen sprake.
4.8
Hoewel aannemelijk is dat de gevolgen van het ontslag voor [eiser] ernstig zijn, is het gerecht voorts - voorshands - van oordeel dat de gevolgen van [eiser] niet te ernstig zijn, in vergelijking met het belang van SMOA bij de beëindiging van het dienstverband. SMOA heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat er geruime tijd sprake is van fricties, die uiteindelijk hebben geleid tot een onherstelbare vertrouwensbreuk tussen partijen. Het enkele feit dat de leden van het rectoraat zijn vervangen, leidt - anders dan [eiser] stelt - niet tot een ander oordeel. De rector verklaarde ter zitting desgevraagd dat er te veel is gebeurd en dat er binnen SMOA voor [eiser] geen plek meer is. Gelet hierop is het gerecht - voorshands - van oordeel dat het belang van SMOA bij de beëindiging van het dienstverband zwaarder weegt dan het individuele belang van [eiser]. Dit heeft tot gevolg dat er - voorshands - vanuit wordt gegaan dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat het ontslag evenmin kennelijk onredelijk is op grond van het gevolgencriterium.
4.9
Uit het voorgaande volgt dat - ondanks het feit dat de opzegging van SMOA bepaald niet de schoonheidsprijs verdient - de vorderingen van [eiser] worden afgewezen, nu niet met grote mate van waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de bodemrechter zal oordelen dat het ontslag kennelijk onredelijk is.
4.10.
Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. [eiser] heeft gekozen voor een procedure op grond van artikel 7A:1615s BW van Aruba terwijl naar het oordeel van het gerecht, een andere procedure meer voor de hand had gelegen. Immers, op grond van het bepaalde in artikel 24 van de bijlage behorende bij de akte van benoeming, had [eiser] binnen 30 dagen nadat het ontslag schriftelijk aan haar ter kennis was gebracht, in beroep kunnen komen bij de Commissie van Beroep. In deze procedure had zij de gronden van het ontslag kunnen laten toetsen terwijl zij - hangende de procedure - recht had op doorbetaling van haar salaris. Deze procedure was - gelet op hetgeen is overwogen ten aanzien van de ontslaggronden - bij voorbaat niet kansloos geweest. Om voor het gerecht onduidelijke redenen heeft [eiser] deze weg niet bewandeld.
4.11 [
eiser] wordt, nu zij in het ongelijk is gesteld, in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.De beslissing

De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
5.1
wijst de gevraagde voorziening af;
5.2
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure aan de zijde van SMOA begroot op
Afl. 1.500,00 voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op donderdag 4 oktober 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.