ECLI:NL:OGEAA:2013:23

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 oktober 2013
Publicatiedatum
9 oktober 2013
Zaaknummer
Behorend bij A.R. no. 387 van 2011
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte en voortijdige beëindiging huurovereenkomst door verhuurder

In deze Arubaanse zaak betreft het een geschil tussen Boulevard Hotel N.V. en Valcorp N.V. over de huur van een bedrijfsruimte in de Renaissance Mall. De huurovereenkomst, die op 29 december 2006 werd gesloten, had een looptijd van vijf jaar en eindigde op 1 december 2011. De verhuurder, Boulevard Hotel, beëindigde de huurovereenkomst voortijdig op basis van wanbetaling door Valcorp. Boulevard Hotel vorderde betaling van achterstallige huur en andere kosten, terwijl Valcorp betwistte dat er nog huur verschuldigd was na aftrek van een borgsom. De rechter oordeelde dat de tussentijdse opzegging door Boulevard Hotel niet leidde tot aanspraak op nog niet verschenen huurtermijnen, omdat er geen contractuele of wettelijke basis voor was. De vordering tot betaling van een vertragingsrente van 2% per maand naast een boete wegens te late betaling werd als strijdig met de goede zeden beschouwd en nietig verklaard. De zaak werd verwezen naar de rolzitting voor verdere conclusies.

Uitspraak

Vonnis van 2 oktober 2013.
Behorend bij A.R. no. 387 van 2011.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
BOULEVARD HOTEL N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Boulevard Hotel,
gemachtigde: de advocaat mr. P.R.C. Brown,
tegen:
de naamloze vennootschap
VALCORP N.V.,
en
[V]
beiden te Aruba,
hierna ook te noemen: Valcorp c.s., respectievelijk Valcorp en [v],
gemachtigde: de advocaat mr. M.G.M. Schwengle,
alsmede
de rechtspersoon naar vreemd recht
FERRAGAMO LATIN AMERICA INC..
te Miami, Florida, Verenigde Staten van Amerika,
hierna te noemen: Ferragamo,
gemachtigde: de advocaat mr. A.A.D.A. Carlo.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord zijdens Valcorp c.s.;
- de conclusie van antwoord zijdens Ferragamo;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek zijdens Valcorp c.s.;
- de conclusie van dupliek zijden Ferragamo.
Boulevard Hotel en Valcorp c.s. hebben hun zaak doen bepleiten ter zitting van 7 mei 2013, Boulevard Hotel door haar raadsman voornoemd en Valcorp c.s. door hun raadsvrouw voornoemd. Beide raadslieden hebben hun pleitnota overgelegd. De raadsman van Ferragamo was ter zitting als toehoorder aanwezig.
De rechter die dit vonnis wijst is om organisatorische redenen een ander dan de rechter ten overstaan van wie het pleidooi is gehouden.
DE VASTSTAANDE FEITEN
1.1
Bij schriftelijke overeenkomst van 29 december 2006 heeft Valcorp van Boulevard Hotel gehuurd een bedrijfsruimte-unit in de Renaissance Mall in Oranjestad voor de duur van vijf jaar tot 1 december 2011 voor een bedrag van AWG 25.125, per maand, te vermeerderen met een bijdrage aan “Entertainment, Advertising and Promotions” van AWG 1.752, per maand. De boete op vertraagde betaling werd gesteld op 10%, verschuldigd na 8 dagen na ommekomst van de betalingstermijn. De vertragingsrente bedroeg 2% per maand.
1.2
Artikel 27 van de huurovereenkomst bepaalde:

27.INFRINGEMENTSWhen the Tenant should fail to pay the rent or other compensations, when the Landlord has to claim payment of the rent or other compensations, when one or more other provisions of the present agreement are not fulfilled punctually by the Tennant, when a conservation attachment is served on or distress is levied on the movable or immovable goods of the Tenant or on a part thereof; when the Tenant is bankrupt; when the Tenant should die or be placed under guardianship, the Landlord shall have the right through the mere occurrence of one of the circumstances mentioned here above, in its option, to claim without any further demand being made, immediate payment of the installments of rent fallen due, with the costs, or to consider the present lease agreement as dissolved immediately, ipso jure, without any judicial judgment, when the Landlord shall have notified the Tenant by letter that it whishes this dissolution to become operative, without prejudice to its rights in pursuance of Sections 1283-1284 of the Civil Code of Aruba.

1.3
Bij brief van 4 oktober 2010 heeft Boulevard Hotel aan Valcorp geschreven:
Since our notice letter of September 21, 2010, we have not received a concrete plan to cure the breach of contract. Please be advised as follows:  August rent must be settled on October 8  September rent and September utilities must be settled on October 15  October rent and A&P must be settled on October 19  To guarantee the continuation of your contract after October 19, 2010 the negotiations with a new partner must be finalized before that date. Failing above, the lease with VALCORP N.V. will terminate on October 19, 2010 without prejudice of our rights and you will have to vacate the location by October 31, 2010.
1.4
Op 19 oktober 2010 schreef Boulevard Hotel:
We noticed that payments were not made in accordance with our letter of October 4, 2010, Therefore we immediately proceed with the cancellation of the contract as per article 27 in your lease. The space has to be vacated in accordance with the contract and we expect you to leave all furniture and merchandise in place as settlement of your outstanding debt amounting to AWG 84.688,23.
1.5
De bedrijfsruimte is (in de nacht van) 26 oktober 2010 daadwerkelijk ontruimd.
1.6
Bij brief van 4 januari 2011 heeft Boulevard Hotel aan de raadsvrouw van Valcorp kenbaar gemaakt dat de ruimte per 1 augustus 2011 aan een derde was verhuurd.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Boulevard Hotel vordert, na wijziging van eis – uitvoerbaar bij voorraad – veroordeling van Valcorp tot betaling van AWG 65.778,38 aan achterstallige huur c.a., vermeerderd met 2% rente per maand vanaf 1 november 2010, hoofdelijke veroordeling van Valcorp c.s. tot betaling van gederfde huur en promotievergoeding over november en december 2010 ad AWG 60.394,08, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2010 en hoofdelijke veroordeling van Valcorp c.s. en Ferragamo tot betaling van AWG 208.194, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 november 2010, alles met veroordeling van Valcorp c.s. en Ferragamo tot vergoeding van de proceskosten.
2.2
Boulevard Hotel grondt de vorderingen erop dat, kort gezegd, de huur c.a. over de maanden juni 2010 tot en met oktober 2010 (ook na aftrek van de borgsom) tot een bedrag van AWG 65.778,38 niet betaald is. Door de wanprestatie van Valcorp lijdt Boulevard Hotel schade, bestaande uit de niet genoten huur en overige bijdragen over de periode november 2010 en december 2010. Deze schade bedraagt AWG 60.394,08. Daarvoor is [v] uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid mede hoofdelijk verbonden. Voor de gederfde huur en overige bijdragen over de periode januari 2011 tot en met juli 2011 zijn alle gedaagden hoofdelijk aansprakelijk. Valcorp uit hoofde van wanprestatie, [v] uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid en Ferragamo omdat zij misbruik heeft gemaakt van de wanprestatie van Valcorp.
2.3
Valcorp c.s. voeren hiertegen verweer, met vordering – uitvoerbaar bij voorraad – tot veroordeling van Boulevard Hotel in de proceskosten.
2.4
Ferragamo voert eveneens verweer, met vordering – uitvoerbaar bij voorraad – tot veroordeling van Boulevard Hotel in de proceskosten.

3.DE BEOORDELING

Achterstallige huur tot 31 oktober 2010
3.1
Door Boulevard Hotel wordt betaling van een bedrag van AWG 65.778,38 aan achterstallige huur tot 31 oktober 2010 gevorderd. Valcorp c.s. erkennen dat niet alle huur betaald is maar betogen dat na aftrek van de borg ter hoogte van twee maanden huur slechts een bedrag van AWG 28.229,40 resteert. Door Boulevard Hotel is afstand gedaan van een deel van de boete wegens laattijdige betaling van de huur, aldus Valcorp c.s. Zij verwijzen daartoe naar een e-mail van 14 mei 2010 die, voor zover van belang, luidt:
This is to confirm the following: Late fees charges for May rent will be waived(…) As of May (starting with May rent) late fee will be charged in case payments are not receivedbefore the end of the month.We explicitly like to mention that the late fee charges for May rent were the last to be waived.
Volgens Boulevard Hotel is alleen sprake geweest van een tijdelijke en voorwaardelijke tegemoetkoming.
3.2
Gezien de tekst van de e-mail van 14 mei 2010 is onvoldoende toegelicht waarom Valcorp c.s. uit deze e-mail heeft moeten begrijpen dat Boulevard Hotel slechts tijdelijk en voorwaardelijk afstand deed van de boete tot en met de over mei verschuldigde huur. Dat en waarom Valcorp c.s. in redelijkheid geen beroep meer op afstand van deze boete kan doen is onvoldoende gemotiveerd, nog los van de omstandigheid dat niet is gesteld dat het beroep op afstand naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
De e-mail is overigens innerlijk tegenstrijdig waar het de boete over de maand mei betreft; in eerste instantie wordt aangegeven dat over de maand mei wel boete verschuldigd zal zijn, in tweede instantie wordt aangegeven dat de boete over de maand mei de laatste zal zijn waarvan afstand gedaan wordt. Die onduidelijkheid zal het gerecht in het nadeel van Boulevard Hotel als opsteller van de e-mail uitleggen. De verschuldigde boete tot en met mei 2010 zal daarom worden afgewezen.
Anders dan Valcorp c.s. betogen, is de omstandigheid dat Valcorp de huur heeft betaald vóór het einde van de maanden mei, juni en juli 2010 niet relevant aangezien de huur c.a. over de desbetreffende maand op de eerste van elke maand moet worden betaald. Bij pleidooi hebben Valcorp c.s. nog een beroep gedaan op afwijkende betalingsafspraken. Dat beroep is tardief. Boulevard Hotel heeft bij pleidooi terecht de vraag opgeworpen waarom niet, althans niet voldoende duidelijk reeds bij conclusie van antwoord op dit punt werd gewezen.
Er is dus vijf maanden te laat betaald. Dat levert een boete op van 5 x AWG 2.780,40 = AWG 13.902,.
3.3
Valcorp c.s. wijzen er voorts op dat de gevorderde rente van 2% per maand excessief is gezien de door het Hof en dit gerecht gehanteerde vuistregel dat 18% rente per jaar het maximaal toelaatbare is. Boulevard Hotel betwist deze vuistregel niet maar wijst erop dat de rente tevens dient om de huurder aan te sporen tijdig te betalen en overigens geen sprake is van 18% rente per jaar maar van 2% per maand.
3.4
In het onderhavige geval heeft Boulevard Hotel reeds een boetebeding in de overeenkomst opgenomen. Een dergelijk beding heeft tot doel de debiteur van een prestatie aan te sporen tot nakoming. Waarom het daarnaast nog gerechtvaardigd is om niet alleen een hoge rente te bedingen maar op betaling daarvan ook aanspraak te maken teneinde datzelfde doel te bereiken vermag het gerecht niet in te zien.
Waarom in het onderhavige geval in relevante mate verschil is tussen het rekenen van 18% rente per jaar in plaats van 2% rente per maand vermag het gerecht, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, evenmin in te zien.
Het gerecht is van oordeel dat het rentebeding in de overeenkomst naar zijn inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden en mitsdien nietig is. Het gerecht ziet, mede in aanmerking genomen dat op te late betaling van de huur c.a. al een contractuele boete staat, geen aanleiding deze nietige rechtshandeling te converteren in een rechtsgeldige.
3.5
Blijkens het in zoverre niet gemotiveerd weersproken door Boulevard Hotel overgelegde overzicht stond op 31 oktober 2010 een hoofdsom aan huur, “Entertainment, Advertising and Promotions” en kosten voor nutsvoorzieningen van AWG 87.027,52 open. Dat bedrag dient te worden verhoogd met de verschuldigde boete ad AWG 13.902, tot AWG 100.929,52. Daarop strekt in mindering de door Boulevard Hotel geïncasseerde waarborgsom van AWG 55.608, zodat uit hoofde van verschuldigde huur c.a. een bedrag van AWG 45.321,52 betaald moet worden.
3.6
Niet gemotiveerd betwist is dat Valcorp voor betaling van achterstallige huur c.a. aansprakelijk is.
Bestuurdersaansprakelijkheid
3.7 Naar stelling van Boulevard Hotel is ook [v] voor betaling van het voorgaande aansprakelijk omdat [v] heimelijk voorraden uit de bedrijfsruimte heeft verwijderd en daarmee aan verhaal door Boulevard Hotel onttrok. Verder heeft [v] bewerkstelligd of toegelaten dat “de nieuwe winkel” niet door Valcorp wordt geëxploiteerd en Valcorp om niet afstand heeft gedaan van “haar franchise voor het merk Salvatore Ferragamo” of deze om niet heeft overgedragen en de inventaris en voorraad voor een te lage prijs heeft verkocht, althans bewerkstelligd dat de bank haar fiduciaire eigendom van deze zaken geldend zou maken waardoor geen verhaalsobjecten voor Boulevard Hotel resteerden. [v] heeft bewerkstelligd dat Valcorp vroegtijdig “van de huurovereenkomst (…) afkwam” door de huur niet meer te betalen en aan te sturen op opzegging door Boulevard Hotel en te zorgen voor betaling van slechts één crediteur van de vennootschap, te weten de bank. [v] heeft besloten de huur voor de bedrijfsruimte vanaf augustus 2010 niet langer te betalen omdat hij een aanbod had gehad van de eigenaren van de Palm Beach Plaza om aldaar bedrijfsruimte te huren. [v] heeft de eigenaren van de Palm Bach Plaza in contact gebracht met Ferragamo, wetende dat dit zou leiden tot vertrek van een Salvatore Ferragamo winkel uit de Renaissance Mall. Hij heeft verder bewerkstelligd dat de vordering van Ferragamo op Valcorp is overgenomen door de exploitant van de nieuwe Salvatore Ferragamo winkel in de Palm Beach Plaza, te weten Galeria at the Palm N.V., verder: Galeria.
3.8
Voorop staat dat Boulevard Hotel [v] in dit verband – het gaat hier nog niet om de schade die Boulevard Hotel stelt na 1 november 2010 te hebben geleden – aansprakelijk houdt voor de niet-betaling van de huur c.a. tot 31 oktober 2010 op grond van zijn handelen of nalaten als bestuurder van Valcorp en niet op grond van een eigen onrechtmatige handelen van [v]. [1]
3.9
In zijn arrest van 8 december 2006, NJ 2006, 659 heeft de Hoge Raad beslist dat een bestuurder uit onrechtmatige daad jegens een onbetaald gebleven crediteur persoonlijk aansprakelijk kan zijn. In dat arrest worden twee gevallen van aansprakelijkheid onderscheiden:
1. de bestuurder ging namens de vennootschap een verplichting aan, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen;
2. de bestuurder heeft bewerkstelligd of toegelaten dat de vennootschap haar wettelijke of contractuele verplichtingen niet nakomt. [2] In de onderhavige zaak gaat het om categorie 2. De vraag of Valcorp hiervoor persoonlijk aansprakelijk kan worden gehouden, is afhankelijk van de vraag of hem een ernstig verwijt valt te maken. Bij de invulling van het ernstig verwijt-vereiste voor de gevallen uit categorie 2 wordt de nadruk gelegd op de voorzienbaarheid voor de bestuurder van de benadeling van de schuldeisers van de vennootschap. Van een dergelijk ernstig verwijt zal in ieder geval sprake zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde of toegelaten handelwijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat deze haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Er kunnen zich echter ook andere omstandigheden voordoen op grond waarvan een ernstig persoonlijk verwijt kan worden aangenomen. Het onbetaald laten van een schuldeiser levert niet per definitie een onrechtmatige daad van de bestuurder van een vennootschap op. Onrechtmatig is in ieder geval wel de uit betalingsonwil voortvloeiende weigering van een bestuurder om een verbintenis van de rechtspersoon te voldoen.
Onverminderd geldt vanzelfsprekend de eis dat er een causaal verband dient te bestaan tussen het handelen of nalaten van Valcorp en de door Boulevard Hotel ten gevolge van de wanbetaling geleden schade. De stelplicht met betrekking tot dat causaal verband ligt op Boulevard Hotel.
3.1
Met betrekking tot de stelling dat [v] de bedrijfsvoorraad en inventaris heimelijk uit de bedrijfsruimte heeft verwijderd geldt dat niet weersproken is dat deze in fiduciaire eigendom aan de bank toebehoorde en Boulevard Hotel zich daarop niet zou hebben kunnen verhalen. Dat deze zaken een hogere waarde hadden dan de opeisbare vordering van de bank is niet voldoende gemotiveerd gesteld. Weliswaar wordt door de zijdens de bank ingeschakelde taxateur geschat, dat de waarde van de inventaris US$ 150.000, bedraagt, maar de taxateur gaf daarbij meteen te kennen, dat hier sprake is van speciaal voor deze winkel ontworpen zaken waarvan de waarde veel lager is wanneer het zou komen tot veiling. Het gerecht gaat er op die grond vanuit dat de waarde ook veel lager is als de inventaris niet meer in dezelfde bedrijfsruimte kan worden aangewend en deze bovendien niet kan worden aangewend voor een winkel waarin dezelfde merkgoederen worden verkocht als vóór 31 oktober 2010 in de bedrijfsruimte het geval was. Dat Boulevard Hotel schade heeft geleden doordat de inventaris en bedrijfsvoorraad voor US$ 80.000, aan de bank, aan Ferragamo of aan Galeria, zou zijn verkocht is derhalve onvoldoende gemotiveerd.
Nu de bank gebruik heeft gemaakt of ging maken van haar kennelijk reeds langer bestaande verhaalsmogelijkheden, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien hoe [v] heeft bewerkstelligd dat (alleen) de bank werd betaald.
Dat Galeria niet over een vestigingsvergunning zou beschikken is niet relevant voor de verhouding Boulevard Hotel [v], noch daargelaten het bepaalde in artikel 6:163 BW. Ook het causaal verband met de door Boulevard Hotel geleden schade is onvoldoende duidelijk.
Onvoldoende gemotiveerd gesteld is dat [v] direct of indirect (mede) aandeelhouder of bestuurder van Galeria is. Dat hij daar in dienstbetrekking werkzaam is brengt, zonder nadere niet gestelde omstandigheden, niet mee dat [v] als bestuurder van Valcorp onrechtmatig jegens Boulevard Hotel heeft gehandeld.
Dat [v] heeft bewerkstelligd of toegelaten dat “de nieuwe winkel” niet door Valcorp wordt geëxploiteerd en Valcorp om niet afstand heeft gedaan van het “haar franchise voor het merk Salvatore Ferragamo” of om niet heeft overgedragen is in het licht van het verweer onvoldoende gemotiveerd gesteld. Het gerecht neemt daarbij mede in aanmerking dat naar stelling van Boulevard Hotel zelf, Valcorp na betaling van de bank geen verhaal biedt voor schuldeisers. Niet aannemelijk is dat Valcorp dan wel [v] als haar bestuurder aan Ferragamo als licentiegever, althans (mede) exploitant, van het merk Salvatore Ferragamo van begin tot medio 2010 veel eisen kon stellen waar het ging om het openen van een nieuwe winkel. Dat geldt ook het, overigens ook onvoldoende feitelijk uitgewerkte, argument dat [v] als bestuurder van Valcorp betrokken zou zijn bij het afketsen van de onderhandelingen tussen Ferragamo en Angelo Aruba N.V., althans dr. De Luca. Het gerecht overweegt voorts dat met betrekking tot deze drie laatste verwijten het causaal verband met de door Boulevard Hotel geleden schade over de periode tot en met 31 oktober 2010 eveneens onduidelijk blijft.
3.11
De vordering op [v] met betrekking tot de schade door de onverhaalbaarheid van de huur c.a. over de maanden tot 1 november 2010 op Valcorp zal daarom worden afgewezen.
Toekomstige schade (de vordering wegens gemiste huurinkomsten vanaf 1 november 2010 respectievelijk 1 januari 2011).
3.12
Het gerecht stelt in dit verband, zo nodig onder toepassing van het bepaalde in artikel 118 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, voorop dat Boulevard Hotel (terecht) stelt de huurovereenkomst middels de brief van 19 oktober 2010 te hebben opgezegd [3] . Boulevard Hotel baseert die opzegging blijkens de correspondentie op het bepaalde in artikel 27 van de overeenkomst. Artikel 27 ziet naar het oordeel van het gerecht inderdaad op opzegging van de overeenkomst. Dat blijkt uit de omstandigheid dat de beëindiging van de huurovereenkomst niet alleen kan worden gegrond op – kort gezegd – wanbetaling maar ook kan worden gebaseerd op omstandigheden die niet, althans niet zonder meer een tekortkoming jegens de verhuurder meebrengen, zoals wanneer beslag gelegd wordt, bij faillissement en als de huurder sterft of onder curatele wordt gesteld. Het artikel biedt de verhuurder in die gevallen de mogelijkheid “to consider the present lease agreement as dissolved immediately when the Landlord shall have notified the Tenant by letter that it wishes this dissolution to become operative, without prejudice to its rights in pursuance of Sections 1283-1284 of the Civil Code of Aruba”.
3.13
De bovengenoemde artikelen van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (oud) bepaalden:
Artikel 1283
1. De ontbindende voorwaarde wordt altijd voorondersteld in wederkerige overeenkomsten plaats te grijpen, in geval een der partijen aan haar verplichting niet voldoet.2. In dat geval is de overeenkomst niet van rechtswege ontbonden, maar moet de ontbinding in rechten gevraagd worden.3. Deze aanvraag moet ook plaats hebben, zelfs indien de ontbindende voorwaarde wegens het niet nakomen der verplichting in de overeenkomst mocht zijn uitgedrukt.4. Indien de ontbindende voorwaarde niet in de overeenkomst is uitgedrukt,staat het de rechter vrij om, naar gelang der omstandigheden, aan de verweerder, op deszelfs verzoek, een termijn te gunnen om alsnog aan zijn verplichting te voldoen, welke termijn echter de tijd van een maand niet mag te bovengaan.Artikel 1284Degene te wiens opzichte de verbintenis niet is nagekomen, heeft de keus om, of de andere partij, indien zulks mogelijk is, tot de nakoming der overeenkomst te noodzaken of derzelver ontbinding te vorderen met vergoeding van kosten, schade en interesten.
3.14
Voorgaande artikelen verwijzen mitsdien naar de bevoegdheid van de verhuurder om, niettegenstaande de in artikel 27 geregelde bevoegdheid om de overeenkomst zonder rechterlijke tussenkomst op te zeggen (disolve immediately, ipso jure), deze op grond van het bepaalde in boek 6 van het Burgerlijk Wetboek te doen ontbinden.
3.15
De verhuurder heeft op grond van de overeenkomst derhalve de keuze tussen drie alternatieven: “immediate payment of the installments of rent fallen due”, “or to consider the present lease agreement as dissolved immediately”, of ontbinding op grond van de wet.
3.16
De overeenkomst is in het onderhavige geval niet ontbonden op grond van de wet, noch heeft Boulevard Hotel geopteerd voor “immediate payment of the installments of rent fallen due, with the costs” onder voortzetting van de overeenkomst. Er is opgezegd. Dat een tekortkoming in de nakoming van een betalingsverplichting ook een reden kan zijn de overeenkomst te ontbinden doet er niet aan af dat het in het onderhavige geval als opzeggingsgrond wordt gehanteerd. De rechtsgevolgen van opzegging verschillen van die van ontbinding.
3.17
Na opzegging van een overeenkomst bestaan over en weer in beginsel geen rechten en verplichten meer.
Tenzij dat in de desbetreffende (opgezegde) overeenkomst of in de wet is geregeld, bestaat, nadat de overeenkomst door opzegging is geëindigd, geen schadevergoedingsplicht met betrekking tot toekomstige schade. Er is immers geen overeenkomst meer om die verbintenis op te baseren.
Kent een overeenkomst of een bijzondere wettelijke bepaling niet een dergelijke schadevergoedingsverplichting na opzegging, dan kan een betalingsverplichting met betrekking tot op het moment van beëindiging van de overeenkomst nog toekomstige huurtermijnen als schadevergoeding slechts worden gebaseerd op de toerekenbare tekortkoming in de nakoming van een verbintenis, al dan niet gecombineerd met een ontbinding van de overeenkomst die tot die verbintenis verplichtte, of op een onrechtmatige daad. Een reeds opgezegde overeenkomst kan, na ommekomst van de opzegtermijn, evenwel niet meer ontbonden worden wegens tekortkoming in de nakoming van een verbintenis. Op die grond kan dan ook geen schade worden gevorderd.
3.18
In de onderhavige zaak is de huurovereenkomst op 31 oktober 2010 geëindigd. Deze beëindiging is gerealiseerd door opzegging.
Dat de overeenkomst zelf bepaalt, dat in geval van opzegging van de overeenkomst door de verhuurder op de huurder de verplichting rust om toekomstige termijnen te betalen, is het gerecht niet duidelijk geworden. Het bepaalde in artikel 2 van de overeenkomst ziet op een vergoeding die verschuldigd is in geval de bedrijfsruimte niet in gebruik is gedurende de looptijd van de overeenkomst. In de overeenkomst is niet duidelijk geregeld dat de verhuurder recht op vergoeding heeft van op het moment van opzegging nog niet verschenen huurtermijnen. Artikel 27 van de huurovereenkomst voorziet er enkel in dat de verhuurder, niettegenstaande de mogelijkheid de overeenkomst te (doen) ontbinden, de overeenkomst op kan zeggen of (“or”) aanspraak kan maken op “rent fallen due, with the costs”. Of met “rent fallen due” ook wordt bedoeld dat de verhuurder in dat geval aanspraak kan maken op betaling van nog niet opeisbare huurtermijnen (niet onmiddellijk valt in te zien dat deze “fallen” en/of “due” zijn) kan in beginsel in het midden blijven omdat Boulevard Hotel niet voor dit alternatief heeft gekozen maar voor opzegging van de overeenkomst. Dat de grond voor opzegging in het onderhavige geval gelegen is in – kort gezegd – de tekortkoming van Valcorp om de huur te betalen – een reden die ook ten grondslag zou kunnen zijn, maar kennelijk niet is gelegd aan een (buitengerechtelijke) ontbinding – verandert aan het voorgaande voorshands niets.
De zevende titel van boek 7A Burgerlijk Wetboek kent evenmin een verplichting tot vergoeding van schade die wordt geleden doordat de verhuurder een voor bepaalde tijd gesloten huurovereenkomst voortijdig opzegt.
Partijen, Boulevard Hotel eerst, zullen zich hierover echter mogen uitlaten.
3.19
Dat in het onderhavige geval de – kort gezegd – wanbetaling ook onrechtmatig zou zijn als de overeenkomst wordt weggedacht, is niet gesteld en dergelijke samenloop is ook niet goed denkbaar zodat de onrechtmatige daadgrond in beginsel niet in aanmerking komt.
Ook hierover kunnen partijen, Boulevard Hotel eerst, zich uitlaten.
3.2
Het gerecht zal de zaak daartoe verwijzen naar de rol van 30 oktober 2013 voor conclusie na tussenvonnis zijdens Boulevard Hotel. Nadien kunnen Valcorp c.s. en Ferragamo desgewenst reageren bij antwoordconclusie na tussenvonnis. Partijen kunnen ook gezamenlijk opteren voor een comparitie na tussenvonnis. In dat geval kunnen zij op de rolzitting van 30 oktober 2013, onder opgave van verhinderdata, daarom gezamenlijk verzoeken. In voorkomend geval zal een comparitie tevens worden benut om een schikking te beproeven.
De vordering op Ferragamo
3.21
De vordering op Ferragamo betreft de gederfde huur c.a. over de periode januari 2011 tot en met juli 2011. Toewijsbaarheid van die vordering is geheel afhankelijk van de hierboven aan de orde gestelde vraag of na beëindiging van de overeenkomst door opzegging wel grond bestaat voor schadevergoeding. Het gerecht zal daarom een beslissing met betrekking tot de gestelde aansprakelijkheidsgronden jegens Ferragamo, wat daarvan overigens zij, aanhouden.

4.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende:
verwijst de zaak naar de rolzitting van 30 oktober 2013 voor het nemen van een conclusie na tussenvonnis zijdens Boulevard Hotel als bedoeld in rechtsoverwegingen 3.18 en 3.19;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 oktober 2013 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.vgl. Hoge Raad 23 november 2012, NJ 2013, 302.
2.vgl de conclusie van de A-G voor Hoge Raad 26 maart 2010, NJ 2010, 189.
3.inleidend verzoekschrift onder 4.