ECLI:NL:OGEAA:2013:4
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om stemrecht tijdens voorlopige hechtenis in Nederland
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 24 september 2013, werd een verzoek ingediend door een gedetineerde in Nederland om zijn stemrecht uit te oefenen tijdens de Statenverkiezingen op 27 september 2013 in Aruba. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. E. Duijneveld, stelde dat het kiesrecht een grondrecht is dat enkel bij gerechtelijke uitspraak kan worden ontnomen. De minister van Justitie van Aruba, vertegenwoordigd door de officier van justitie mr. P.G. Blanken, voerde aan dat het verzoek niet-ontvankelijk was omdat artikel 43 van het Wetboek van Strafvordering niet bedoeld is voor het uitoefenen van kiesrecht.
Het Gerecht oordeelde dat het verzoek wel ontvankelijk was, omdat het betrekking had op de wijze waarop de verzoeker zijn voorlopige hechtenis ondergaat. Het Gerecht overwoog dat de verzoeker rechtmatig in zijn vrijheid was ontnomen, wat kan leiden tot beperkingen in de uitoefening van grondrechten, waaronder het kiesrecht. De rechter concludeerde dat er geen absoluut recht was voor de verzoeker om zijn stem uit te brengen, aangezien de detentie inherent leidde tot een beperking van zijn kiesrecht. De rechter verwees naar de Staatsregeling van Aruba en internationale verdragen die dergelijke beperkingen toestaan op redelijke gronden.
Uiteindelijk werd het verzoek afgewezen, omdat de mogelijkheid voor gedetineerden om hun stem uit te brengen niet was voorzien in de Kiesverordening. De rechter benadrukte dat de huidige omstandigheden, waaronder de veiligheid en openbare orde, de beslissing om de verzoeker in Nederland te laten verblijven tijdens zijn voorlopige hechtenis rechtvaardigden. De rechter concludeerde dat er geen verplichting bestond om de verzoeker naar Aruba te vervoeren voor het stemmen, en dat de beperking van zijn kiesrecht op redelijke gronden was gebaseerd.