KG 3444 van 2011.
Vonnis van 16 januari 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in KORT GEDING tussen:
[Eiser], wonende te Aruba,
EISER, hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaten mr. C.A. Francis, mr. N.G. Booi en mr. S. Eman,
[Gedaagde], wonende te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: [gedaagde],
Gemachtigde: de advocaat mr. Z.M. Arendsz-Marchena.
1. DE PROCEDURE:
Eiseres heeft op 20 november 2012 een verzoekschrift ingediend ter griffie van dit gerecht. Ter zitting van 20 december 2012 heeft de raadsvrouw van [gedaagde] uitstel van de behandeling gevraagd teneinde zich te kunnen voorbereiden. Dat uitstel is toegekend. Ter zitting is tussen partijen nog wel een tijdelijke omgangsregeling tot stand gekomen, voor de periode van de kerstdagen en oud en nieuw. Ter zitting van 4 januari 2013 is de in het verzoekschrift vervatte eis behandeld, waar de gemachtigde van eiseres, eiseres zelf, de gemachtigde van gedaagde en gedaagde zelf het woord hebben gevoerd. Zij zijn in de gelegenheid gesteld hun stellingen toe te lichten aan de hand van door hen overgelegde pleitnotities en hebben vervolgens over en weer op elkaars stellingen gereageerd.
2. DE VASTSTAANDE FEITEN:
2.1 Tussen partijen is in 2002 een affectieve relatie ontstaan waaruit op 5 juli 2004 hun zoon [zoon] geboren. Partijen zij niet gehuwd (geweest). Ook is geen sprake (geweest) van een samenlevingsovereenkomst.
2.2 Tijdens de relatie woonden partijen met hun kind en met twee kinderen van [gedaagde] samen in de woning gelegen te [adres], Aruba. De woning is eigendom van [eiser].
2.3 In augustus 2012 heeft [eiser], na beëindiging van de affectieve relatie, [gedaagde] verzocht de woning te verlaten. Aan dat verzoek heeft [gedaagde] tot op heden niet voldaan.
3. DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN:
3.1 [eiser] vordert dat, in kort geding bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] wordt veroordeeld tot – kort gezegd – ontruiming van de woning, met nevenvorderingen. [eiser] vordert verder een voorlopige omgangsregeling te bepalen voor hem met [zoon], alimentatie vast te stellen en te bepalen dat [zoon] Aruba niet mag verlaten zonder toestemming van beide ouders. Tenslotte vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2 [gedaagde] heeft verweer gevoerd tegen de ontruimingsvordering. [gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen een omgangsregeling, maar vindt dat die er anders uit zou moeten zien dan door [eiser] voorgesteld. Zij heeft ook verweer gevoerd tegen de vordering om een alimentatiebedrag vast te stellen.
3.3 Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover nodig, nader worden ingegaan.
4. DE BEOORDELING:
4.1 [gedaagde] heeft een bewijs overgelegd zoals bedoeld in artikel 878 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van Aruba. Het gerecht begrijpt dat zij heeft beoogd te verzoeken dat het haar wordt toegestaan kosteloos te procederen. Gelet daarop zal [gedaagde] toelating worden verleend om kosteloos te procederen.
4.2 [eiser] stelt eigenaar te zijn van de woning en deze zelf nodig te hebben voor bewoning. Doordat [gedaagde] de woning niet verlaat is deze niet geheel tot zijn beschikking en wordt inbreuk gemaakt op zijn eigendomsrecht, aldus [eiser]. Daarmee is het spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening gegeven.
4.3 De gevorderde voorlopige voorziening van ontruiming komt slechts voor toewijzing in aanmerking als in dit geding aan de hand van de feiten en omstandigheden de verwachting gerechtvaardigd is dat in een tussen partijen nog te voeren bodemprocedure een vordering van [eiser] tot ontruiming van de woning zal worden toegewezen. Dat is naar het oordeel van het gerecht het geval. Het gerecht overweegt daartoe als volgt.
4.4 Niet in geschil is dat [eiser] eigenaar is van de woning. Dit brengt mee dat hij gerechtigd is over de woning te beschikken. Omdat van een te verdelen gemeenschapsgoed geen sprake is en evenmin van een huurovereenkomst tussen partijen of van een na de relatie door [eiser] aan [gedaagde] verleend gebruiksrecht met betrekking tot de woning, zal [gedaagde] de woning hebben te verlaten nu de relatie is beëindigd. [eiser] heeft dit, zoals tussen partijen vaststaat, toen de relatie was beëindigd, in augustus 2012 aan [gedaagde] ook kenbaar gemaakt. Gelet hierop is de verwachting gerechtvaardigd dat in een tussen partijen eventueel nog te voeren bodemprocedure een vordering van [eiser] tot ontruiming van de woning zal worden toegewezen. Gelet op de omstandigheid dat partijen met hun kind en de twee kinderen van [gedaagde] langdurig (meer dan acht jaar) in de woning hebben samengeleefd alsof die hun gemeenschappelijk eigendom was, brengen de redelijkheid en billijkheid mee dat [gedaagde] ruim de tijd moet krijgen een andere woning te zoeken. Haar is in augustus 2012 te verstaan gegeven dat ze niet in de woning kan blijven, zodat ze thans al circa vijf maanden de tijd heeft gehad vervangende woonruimte te vinden. Dat dit tot op heden niet is gelukt, komt voor haar risico. Gelet op voormelde omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, zal [gedaagde] nu nog een termijn worden gegund voor ontruiming van de woning van zes weken na betekening van dit vonnis. Voor toewijzing van de gevorderde dwangsom bestaat geen grond, aangezien [eiser] gemachtigd zal worden zo nodig met hulp van de sterke arm de woning te ontruimen, zoals ook door hem is gevorderd.
4.5 Bij wijze van voorlopige omgangsvoorziening heeft [eiser] gevorderd dat het gerecht bepaalt dat hij [zoon] elke dag naar school mag brengen, hem bij nadere afspraak van school mag halen en dat hij [zoon] om het weekeinde van vrijdagmiddag tot zondagmiddag bij zich mag hebben. Ter zitting heeft [eiser] dit verzoek nog uitgebreid met een regeling voor Vaderdag en Moederdag, de verjaardag van [eiser] en de schoolvakanties. Ook heeft [eiser] verzocht te bepalen dat [zoon] Aruba niet mag verlaten zonder toestemming van beide ouders en de alimentatie vast te stellen op een bedrag van Afl. 250,00, welk bedrag momenteel ook al wordt voldaan. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Zij voert aan dat ze thans over te weinig informatie beschikt om te kunnen beoordelen of het alimentatievoorstel redelijk is en dat de voorgestelde omgangsregeling te verstrekkend is om als voorlopige maatregel te kunnen gelden. Zij wil wel een tijdelijke omgangsregeling, maar één die minder verstrekkend is. Ter zitting is nog gehoord mw. J. Brown, maatschappelijk werkster bij de Voogdijraad, die het verzoek van de vader heeft ondersteund, in zoverre dat zij heeft bevestigd dat het voor zoon [zoon] van belang is met beide ouders contact te hebben. Zij heeft ook naar voren gebracht dat het alleen zin heeft [eiser] omgang met [zoon] in de weekeinden toe te kennen indien [eiser] op die dagen niet werkt en hij dus aanwezig is voor [zoon].
4.6 Het verzoek de alimentatie voorlopig vast te stellen zal worden afgewezen. [eiser] is eerst ter zitting met dit verzoek gekomen, zodat [gedaagde] zich daarop niet behoorlijk heeft kunnen voorbereiden. Bovendien is het verzoek niet onderbouwd met een overzicht van de inkomsten en uitgaven van partijen, zodat het gerecht over onvoldoende informatie beschikt om deze vordering te kunnen toewijzen.
4.7 Ook de vordering te bepalen dat [zoon] niet zonder toestemming van beide ouders Aruba mag verlaten zal worden afgewezen. [eiser] heeft gesteld zoon [zoon] te hebben erkend, maar onduidelijk is gebleven of [eiser] ook het gezag heeft. Als [eiser] het gezag heeft, vloeit daaruit voort dat toestemming voor het verlaten van Aruba voor [zoon] een vereiste is, zodat [eiser] dan geen belang heeft bij de vordering. Heeft [eiser] geen gezag, dan is er geen rechtsgrond voor toewijzing van de vordering.
4.8 Met betrekking tot de gevraagde omgangsregeling wordt als volgt overwogen. [zoon] heeft zijn hoofdverblijf bij [gedaagde]. [eiser] heeft recht op omgang met [zoon] en dit is ook in het belang van [zoon]. Ter zitting heeft [eiser] een uitgebreide omgangsregeling voorgesteld. Gelet op het voorlopige karakter van de onderhavige maatregel en op de omstandigheid dat [gedaagde] zich op dit voorstel niet heeft kunnen voorbereiden, acht het gerecht, mede gelet op het belang van [zoon], de hierna te vermelden omgangsregeling passend. Daarbij zal, gelet op het voorlopige karakter van de maatregel, worden bepaald dat de omgangsregeling geldend is voor een periode van zes maanden na dit vonnis.
4.9 Gelet op de omstandigheid dat partijen een affectieve relatie hebben gehad en zij samen een kind hebben, zal het gerecht de kosten van deze procedure compenseren, in die zin dat ieder de eigen kosten draagt.
5. DE UITSPRAAK:
De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
1. verleent [gedaagde] toelating om kosteloos te procederen;
2. veroordeelt [gedaagde] om binnen zes weken na betekening van deze uitspraak de woning te [adres], Aruba, te verlaten en te ontruimen, met alle daarin aanwezige personen en goederen, voorzover deze laatste het eigendom van [eiser] niet zijn, en de woning met afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, met machtiging aan [eiser] om bij gebreke van dien, de ontruiming te doen bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm en beveelt dat dit vonnis onmiddellijk ten uitvoer kan worden gelegd zonder borgstelling en zonder andere formaliteit dan vertoning van de minuut van dit vonnis ter woonplaats van [gedaagde];
3. bepaalt de omgang tussen [eiser] en [zoon] als volgt:
- [zoon] heeft zijn hoofdverblijf bij [gedaagde];
- [zoon] wordt iedere schooldag door [eiser] naar school gebracht;
- om het weekend verblijft [zoon] bij [eiser] van vrijdag 18:30 uur tot zondag 18:30 uur, waarbij [eiser] [zoon] haalt en brengt;
- deze omgangsregeling geldt voor een periode van zes maanden na dit vonnis;
4. compenseert de kosten van deze procedure, in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;.
6. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Haeck, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 16 januari 2013 in tegenwoordigheid van de griffier.