ECLI:NL:OGEAA:2014:12

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 april 2014
Publicatiedatum
6 mei 2014
Zaaknummer
A.R. no. 448 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de invordering van AZV-premie door de Ontvanger

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is het verzet van [x] tegen de bevelschriften tot betaling van AZV-premie aan de orde. [x] had eerder bezwaar gemaakt tegen de belastingaanslagen, maar dit bezwaar was afgewezen. De inspecteur had vastgesteld dat [x] premieplichtig was, ondanks zijn veronderstelling dat hij op basis van zijn verblijfsstatus niet verplicht was om zich particulier te verzekeren. De rechter oordeelt dat de omstandigheid dat [x] in de veronderstelling verkeerde dat hij niet verplicht was om een particuliere verzekering af te sluiten, niet voldoende is om een uitzondering te maken op de formele rechtskracht van de belastingaanslagen. Het verzet van [x] wordt ongegrond verklaard, omdat hij de mogelijkheid om beroep aan te tekenen tegen de belastingaanslagen niet heeft benut. De rechter benadrukt dat de burgerlijke rechter in dit geval niet opnieuw de inhoud van de belastingaanslagen kan toetsen, aangezien de rechtmatigheid van deze aanslagen al vaststaat. De rechter concludeert dat de Ontvanger recht heeft om de op de aanslagen gebaseerde bevelschriften te handhaven en de executie voort te zetten. Het vonnis wordt uitgesproken op 16 april 2014, waarbij de rechter geen aanleiding ziet voor vergoeding van proceskosten door de Ontvanger.

Uitspraak

Behorend bij A.R. no. 448 van 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
[x],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [x],
gemachtigde: de advocaat mr. G de Hoogd,
tegen:
DE ONTVANGER DER BELASTINGEN,
te Aruba,
hierna ook te noemen: de Ontvanger,
gemachtigde: mr. F.G. Geerman-Ruiz.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzetschrift;
- de conclusie houdende exceptie van niet-ontvankelijkheid en van antwoord;
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de aantekening van de griffier van de mondelinge behandeling van 21 februari 2014 en de bij die gelegenheid door partijen overgelegde pleitnota’s.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij dwangschriften van (steeds) 29 november 2012 is aan [x] zes maal bevel gedaan om – kort gezegd – de aanslagen premie AZV over de jaren 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008 (2x) te betalen
2.2
Eerder, bij beschikking van 25 februari 2012, had de Inspecteur der belastingen aan [x] te kennen gegeven dat de aanslagen inkomstenbelasting en premies aov/aww en azv 2004 tot en met 2008 juist waren en heeft hij de bezwaren van [x] afgewezen. Van die beschikking(en) is geen beroep ingesteld.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
[x] vordert te bepalen dat het verzet gegrond is en – uitvoerbaar bij voorraad – de Ontvanger te verbieden tot ten uitvoerlegging van de bevelschriften over te gaan, met veroordeling van de Ontvanger tot vergoeding van de proceskosten.
3.2 [
[x] grondt het verzet, samengevat, erop dat hij op basis van zijn vergunning tot tijdelijk verblijf van 21 november 2003 verplicht was een particuliere verzekering tegen de kosten van ziekten en ongevallen af te sluiten. Toen de vergunning in 2004 werd vervangen door een “Verklaring toelating van rechtswege conform nieuwe beleid rijksgenoten”, is [x] ervan uitgegaan dat de plicht tot het afsluiten van een particuliere ziektekostenverzekering onverminderd gold. Niemand heeft hem erop gewezen dat hij verplicht verzekerd en premieplichtig was op grond van de Landsverordening Algemene Ziektekostenverzekering. [x] beroept zich erop dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat de premies nu worden ingevorderd.
3.3
De Ontvanger voert hiertegen verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Bij verzetschrift, ingekomen ter griffie van het gerecht op 25 februari 2013, is [x] in verzet gekomen van de bevelschriften.
4.2
Volgens de Ontvanger is het verzet aan hem betekend op 3 februari 2013 zodat [x] ingevolge artikel 4 lid 2 Landsverordening, houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede van de rechtspleging inzake van belastingen, bijdragen en vergoedingen, verder: Landsverordening invordering, ontvankelijk is.
4.3
Ingevolge artikel 4 lid 3 van de Landsverordening invordering kan het verzet tegen een dwangschrift nimmer gericht zijn tegen de wettigheid of de hoegrootheid van het gevorderde bedrag, noch gegrond zijn op de bewering, dat aanspraak zou bestaan op ontheffing of vermindering.
Voorgaande spoort met de leer van de formele rechtskracht. Die leer komt er – kort gezegd – op neer dat als tegen een besluit van een bestuursorgaan een met voldoende waarborgen omklede bestuursrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan, maar deze rechtsgang niet is gebruikt, de burgerlijke rechter, ingeval de geldigheid van het besluit in het voor hem gevoerde geding in geschil is, in beginsel van die geldigheid dient uit te gaan, behoudens indien de daaraan verbonden bezwaren door bijkomende omstandigheden zo klemmend worden dat op dat beginsel een uitzondering moet worden aanvaard. Hetzelfde geldt ingeval gebruik is gemaakt van een bestuursrechtelijke rechtsgang als vorenbedoeld, in welk geval de burgerlijke rechter van de geldigheid van het besluit dient uit te gaan, zolang het niet is vernietigd.
4.4
In het onderhavige geval is van een bestuursrechtelijke rechtsgang deels gebruikt gemaakt nu [x] - vergeefs – bezwaar heeft gemaakt tegen de aanslagen. Het gerecht dient in deze zaak dan ook uit te gaan van de rechtmatigheid daarvan. Anders dan de Ontvanger mogelijk veronderstelt, brengt dit niet mee dat [x] niet-ontvankelijk is in zijn verzet nu tegen het dwangschrift zelf immers geen bestuursrechtelijke rechtsgang opengesteld is. Wel brengen zowel de formele rechtskracht als artikel 4 lid 3 Landsverordening invordering mee dat voor de gegrondheid van het verzet van de rechtmatigheid van de op die aanslagen gebaseerde dwangschriften moet worden uitgegaan, zodat een verzet dat is gebaseerd op een inhoudelijke toetsing van het bevelschrift in beginsel ongegrond is. In de onderhavige zaak wordt op dat beginsel geen uitzondering gemaakt.
4.5
De omstandigheid dat [x] in de veronderstelling verkeerde dat op hem in verband met zijn verblijfsstatus ook na zijn inschrijving in het bevolkingsregister van Aruba een verplichting rustte om zich tegen de kosten van ziekte en ongeval particulier te verzekeren, is door de inspecteur blijkens de beslissing op bezwaar meegewogen en te licht bevonden. De omstandigheid dat [x] in de veronderstelling verkeerde dat op hem, ondanks de wijziging van zijn verblijfsstatus van een vergunning tot tijdelijk verblijf in een toelating van rechtswege, nog steeds een verplichting rustte om een particuliere verzekerd te zijn tegen de kosten van ziekte en ongeval en de inspecteur daarmee geen rekening wilde houden, is niet een bijkomende omstandigheid die zo klemmend is dat een uitzondering moet worden aanvaard op de formele rechtskracht van de belastingaanslagen of de Landsverordening invordering. Het verzet van [x] komt erop neer dat de burgerlijke rechter nogmaals inhoudelijk zou moeten beoordelen of de inspecteur in het onderhavige geval recht heeft om bij [x] AZV-premie te heffen. Die vraag had [x] bij de belastingrechter neer moeten leggen, nadat hij van de inspecteur nul op rekest kreeg. Zonder nadere omstandigheden is het op grond van artikel 6:2 lid 2 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dan ook niet onaanvaardbaar of onrechtmatig dat de Ontvanger de op die aanslagen gebaseerde bevelschriften handhaaft en de executie voortzet.
4.6
Het verzet is daarmee ongegrond. De Ontvanger heeft geen aanspraak gemaakt op vergoeding van proceskosten voor toewijzing waarvan overigens ook geen aanleiding is.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende:
verklaart het verzet ongegrond.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 april 2014 in aanwezigheid van de griffier.