ECLI:NL:OGEAA:2014:26

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 september 2014
Publicatiedatum
25 september 2014
Zaaknummer
K.G. no. 1769 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil tussen eiser en gedaagden over eigendomsrechten in Nizaam Investments N.V.

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaten, een kort geding aangespannen tegen gedaagde en de naamloze vennootschap Nizaam Investments N.V. De eiseres verzocht om schorsing van de uitvoerbaarheid van een eerder vonnis en om verschillende voorzieningen met betrekking tot haar eigendomsrechten in Nizaam. De gedaagden hebben verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van eiseres. Tijdens de zitting op 22 augustus 2014 zijn beide partijen verschenen, en hebben hun standpunten toegelicht aan de hand van pleitnota's en producties.

Het Gerecht heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het spoedeisend belang van eiseres bij haar vorderingen voortvloeit uit de aard van de vorderingen. De vordering tot schorsing van de executiemaatregelen is afgewezen, omdat Nizaam geen voor tenuitvoerlegging vatbare titel had verkregen. Het Gerecht heeft ook overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het eerdere vonnis berustte op juridische of feitelijke misslagen. De stellingen van eiseres over de overdracht van aandelen in Nizaam zijn niet voldoende onderbouwd, en het Gerecht heeft geconcludeerd dat er geen rechtsgeldige overdracht heeft plaatsgevonden.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de door eiseres verzochte voorzieningen geweigerd en haar veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde van de gedaagden. Dit vonnis is uitgesproken op 10 september 2014 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 10 september 2014
Behorend bij K.G. no. 1769 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
[eiser],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigden: de advocaten mrs. L.D. Gomez en C.B.A. Coffie,
tegen:
[gedaagde],
wonende in Nederland,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
en:
de naamloze vennootschap
NIZAAM INVESTMENTS N.V.,
gevestigd in Curaçao, mede kantoorhoudende in Aruba,
hierna ook te noemen: Nizaam,
gedaagden,
gemachtigde: mr. W.G.T.M. Kloes.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2014.
1.2 [
eiser] is ter zitting verschenen, samen met haar gemachtigde mr. Coffie voornoemd. [gedaagde] en Nizaam zijn verschenen bij hun gemachtigde. De gemachtigden van partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - mede aan de hand van overgelegde pleitnota’s, voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.4
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1 [
eiser] verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. de uitvoerbaarheid van het vonnis van dit Gerecht in kort geding van 6 mei 2014 met als zaaknummer K.G. 908 van 2014 (hierna: het vonnis) schorst zolang bij onherroepelijk vonnis in een bodemprocedure niet anders is beslist; en/of voorts
b. [gedaagde] verbiedt om nog langer namens Nizaam enige rechts- of feitelijke handelingen te verrichten zolang bij onherroepelijk vonnis in een bodemprocedure niet anders is beslist;
c. [gedaagde] en Nizaam gebiedt te gedogen en te dulden dat [eiser] eigenaarsaanspraken met betrekking tot de aandelen in Nizaam uitoefent zoals het gebruikmaken van het stemrecht ter vergadering, zolang bij onherroepelijk vonnis in een bodemprocedure niet anders is beslist;
d. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
e. bepaalt dat [gedaagde] en Nizaam ten behoeve van [eiser] een dwangsom verbeuren van Afl. 1.000.000,-- voor elke keer, dag of deel daarvan dat zij na betekening van dit vonnis aan hen niet voldoen aan dit vonnis;
f. [gedaagde] en Nizaam veroordeelt in de proceskosten.
2.2 [
gedaagde] en Nizaam voeren verweer en concluderen tot afwijzing van het door [eiser] verzochte.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het spoedeisend belang van [eiser] bij haar vorderingen volgt uit de aard van die vorderingen.
3.2
De vordering van [eiser] onder a. voor zover gericht jegens Nizaam zal worden afgewezen, reeds omdat Nizaam geen voor tenuitvoerlegging vatbare titel heeft verkregen krachtens het vonnis. Nizaam was in bedoeld geschil immers één van de (de in het ongelijk gestelde) gedaagde partijen.
3.3
Ter zake van de door [eiser] beoogde schorsing van (verdere) executiemaatregelen uit hoofde van het vonnis stelt het Gerecht voorop dat het slechts die schorsing kan bevelen, indien het van oordeel is dat [gedaagde], mede gelet op de belangen aan de zijde van [eiser], geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn bevoegdheid om tot tenuitvoerlegging over te gaan. Dat zal het geval kunnen zijn indien het te executeren vonnis
klaarblijkelijkop een juridische of feitelijke misslag berust of indien op grond van na dit vonnis voorgevallen of aan het licht gekomen feiten
klaarblijkelijkaan de zijde van [eiser] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor een onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
3.4
Voorts wordt voorop gesteld dat hoe langer een betoog ter onderbouwing van vorderingen als de onderhavige is, hoe minder klaarblijkelijk sprake is van misslagen zoals gesteld. Het onderbouwende betoog van (de gemachtigde van) [eiser] komt neer op maar liefst 14 bladzijden A-4, waarbij ook nog eens wordt verwezen naar een grote hoeveelheid producties. Reeds dat doet de vraag rijzen in hoeverre sprake kan zijn van klaarblijkende feitelijke of juridische misslagen.
3.5
Naar het voorshandse oordeel van het Gerecht is niet aannemelijk geworden dat het vonnis berust op misslagen zoals door [eiser] gesteld. Met name heeft te gelden dat geen sprake is van het door [eiser] gestelde novum, omdat [gedaagde] onbestreden heeft gesteld dat [eiser] aanwezig was bij bedoeld bij partijen genoegzaam bekende getuigenverhoor. Reeds voor en ten tijde van de behandeling van de zaak die heeft geleid tot het vonnis wist of behoorde [eiser] te weten van bedoelde door [gedaagde] onder ede afgelegde verklaring. Hier komt bij dat [eiser] ook in deze procedure geen of onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft aan het Gerecht en aan [gedaagde] ter zake van de vraag hoe de overdracht (te goeder trouw) aan haar van de aandelen in Nizaam precies heeft plaatsgevonden. [eiser] heeft in dit verband gesteld dat nadat de eveneens bij partijen genoegzaam bekende schuld bij Aruba Investment Bank N.V. (welke bank de aandelen tot zekerheid van betaling van die lening had verkregen en hield onder de onherroepelijke lastgeving om die na afbetaling daarvan af te geven aan [gedaagde]; hierna: AIB)) was afbetaald, AIB onder gebruikmaking van het aan haar toekomende recht van parate executie daarvan de aandelen heeft verkocht en geleverd aan [eiser]. Dit door [gedaagde] bestreden betoog is echter zonder nadere uitleg - die ontbreekt - niet begrijpelijk en daarom voorshands niet aannemelijk. Niet valt in te zien immers onder meer welk recht van parate executie AIB nog had met betrekking tot de aandelen in Nizaam, nadat bedoelde schuld teniet was gegaan. In dit verband valt ook niet in te zien dat AIB nadat de schuld teniet was gegaan de aandelen nog langer - zoals [eiser] heeft gesteld - in (fiduciaire) eigendom had. In het licht van dit alles valt evenmin in te zien dat te dezen sprake was van een rechtsgeldige overdracht van de aandelen aan [eiser].
3.6
Bij vorenstaande komt nog het volgende. [gedaagde] heeft onbestreden gesteld dat [eiser] bij een aan [gedaagde] gerichte brief van november 2012 aan [gedaagde] vraagt om betaling van salaris aan haarzelf en aan (haar concubine) [ ] voor directievoering en technische ondersteuning met betrekking tot Nizaam. Voorts heeft [gedaagde] niet of onvoldoende bestreden gesteld dat [eiser] volmacht nodig had om - zo begrijpt het Gerecht - voor of namens Nizaam te kunnen handelen of op te kunnen treden. Tegen de achtergrond van deze stellingen - waarvan [gedaagde] voorts onbestreden heeft gesteld dat die mede ten grondslag liggen aan het vonnis, althans ook zijn aangevoerd in de procedure die heeft geleid tot het vonnis - mist de stelling van [eiser], dat zij eigenaar/directeur is van Nizaam, voldoende grondslag. Zou dat het geval zijn, dan had [eiser] - zoals [gedaagde] niet of onvoldoende bestreden heeft gesteld - immers geen volmacht nodig om namens of voor Nizaam te kunnen handelen en had zij evenmin bij [gedaagde] om betaling van bedoelde salarissen te hoeven vragen.
3.7
Tegen al deze achtergronden missen de stellingen van [eiser], dat het vonnis op misslagen berust wat betreft haar verworpen beroep op verjaring en haar kennelijk verworpen beroep op rechtsverwerking, naar het voorlopig oordeel van het Gerecht voldoende grondslag.
3.8 [
eiser] stelt voorts dat er na het vonnis feiten aan het licht zijn gekomen die meebrengen dat (verdere) tenuitvoerlegging van het vonnis klaarblijkelijk aan haar zijde een noodtoestand zal doen ontstaan (te weten uitholling van haar eigendomsrechten in Nizaam), waardoor een onverwijlde (verdere) tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard. Indien [eiser] met dat door [gedaagde] bestreden betoog doelt op voormeld besproken novum, verwijst het Gerecht kortheidshalve naar die bespreking (onder 3.5). Indien [eiser] de door haar gestelde uitholling van haar eigendomsrechten in Nizaam ziet als een na het vonnis aan het licht gekomen feit, miskent [eiser] het gegeven dat daarvan geen sprake kan zijn omdat nu juist bij het vonnis voorshands niet aannemelijk is geoordeeld dat zij die eigendomsrechten heeft.
3.9
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt in een bodemprocedure niet met grote mate van zekerheid het oordeel te verwachten dat het vonnis berust op klaarblijkelijke juridische en/of feitelijke misslagen en/of dat verdere tenuitvoerlegging van het vonnis op grond van na dat vonnis aan het licht gekomen feiten klaarblijkelijk een noodtoestand zal doen ontstaan aan de zijde van [eiser]. Dat brengt mee dat de onder a. door [eiser] verzochte voorziening zal worden geweigerd. Bijgevolg daarvan is dat het Gerecht geen grond ziet voor toewijzing van de overige door [eiser] verzochte voorzieningen, zodat ook die zullen worden geweigerd. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld door [eiser] die een ander oordeel kunnen dragen, terwijl de overige stellingen van [gedaagde] en Nizaam onbesproken kunnen blijven.
3.1
Afweging van de belangen van partijen maakt al het vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarwegendere belangen ziet van [eiser] bij toewijzing van haar vorderingen ten opzichte van de belangen van [gedaagde] bij afwijzing daarvan. Dit klemt temeer omdat [gedaagde] ter zitting heeft toegezegd het aandeel of de aandelen in elk geval niet te zullen vervreemden zolang er niet is beslist in de reeds tussen partijen lopende bodemprocedure.
3.11 [
eiser] zal, als de in het ongelijk gesteld partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-weigert de door [eiser] verzochte voorzieningen;
-veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde] en Nizaam, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 10 september 2014.