ECLI:NL:OGEAA:2014:31

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 oktober 2014
Publicatiedatum
30 oktober 2014
Zaaknummer
E.J. 1122 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst van een werknemer door het Land Aruba

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 14 oktober 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [x], en de openbare rechtspersoon Het Land Aruba. De werknemer verzocht om te verklaren dat de beëindiging van haar dienstverband per 27 april 2014 kennelijk onredelijk was en vroeg om herstel van het dienstverband, alsook om een vergoeding voor het gemiste salaris. De werknemer was sinds 2005 in dienst bij Het Land en had een arbeidsovereenkomst die op 27 april 2014 zonder opgave van redenen was beëindigd, zonder inachtneming van een redelijke opzegtermijn en zonder enige financiële voorziening. Het Gerecht oordeelde dat Het Land zich niet had gehouden aan de wettelijke voorschriften voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Het Gerecht stelde vast dat de beëindiging van het dienstverband kennelijk onredelijk was, omdat Het Land geen redelijke opzegtermijn had in acht genomen en geen financiële compensatie had geboden aan de werknemer, die in een kwetsbare positie verkeerde. Het Gerecht herstelde het dienstverband met terugwerkende kracht en veroordeelde Het Land om de werknemer een vergoeding te betalen gelijk aan het netto salaris vanaf de datum van beëindiging tot aan de dag dat het salaris weer wordt hervat of het dienstverband op rechtsgeldige wijze wordt beëindigd. Tevens werd Het Land veroordeeld in de proceskosten van de werknemer. Deze uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers om zich aan de wet te houden bij het beëindigen van arbeidsrelaties, zelfs in tijden van financiële moeilijkheden.

Uitspraak

Beschikking van 14 oktober 2014
Behorend bij E.J. 1122 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[x],
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: [x],
gemachtigde: de advocaat mr. Hendrik S. Croes
tegen:
de openbare rechtspersoon Het Land Aruba,
hierna ook te noemen: Het Land,
gemachtigde: mevrouw mr. V.M. Emerencia.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift;
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van [x];
- de overgelegde aantekeningen ter zitting van Het Land;
- de behandeling ter zitting van 30 september 2014 en de daarvan gemaakte aantekeningen van de griffier.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag beschikking wordt gegeven.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 8 maart 2005 is de (toenmalige) Ministerraad akkoord gegaan met indienstneming van [x] bij het secretariaat van de Bezwaaradviescommissie LAR.
2.2
Op 22 maart 2005 is [x] begonnen met haar werkzaamheden als bode/werkster.
2.3.
Op 30 mei 2006 is de Ministerraad akkoord gegaan met de verlenging van het contract van [x] voor de duur van een jaar. Dit contract is wederom verlengd met een jaar.
2.4
Op 7 oktober 2008 tekenden partijen een arbeidsovereenkomst naar civiel recht voor de duur van vijf jaar, ingaande 22 maart 2008, op grond waarvan Het Land [x] te werk heeft gesteld bij het Korps Politie Aruba (hierna KPA).
2.5
In artikel 4 van de tussen partijen tot stand gekomen arbeidsovereenkomst is - voor zo ver rechtens van belang - bepaald:
‘Op deze arbeidsovereenkomst worden tevens van toepassing verklaard:
3. de vijfde afdeling van de zevende titel A van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van artikel 1615f.’
2.6
Na de expiratiedatum op 22 maart 2013, heeft [x] haar werkzaamheden stilzwijgend voortgezet totdat [x] op 27 april 2014 via de Korpschef vernam dat zij haar werkzaamheden diende te staken. Sindsdien heeft [x] niet meer gewerkt en geen salaris ontvangen.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
x] verzoekt te verklaren voor recht dat de beëindiging van haar dienstverband per 27 april 2014 kennelijk onredelijk is en Het Land te gelasten het dienstverband te herstellen en te veroordelen een vergoeding te betalen gelijk aan haar salaris over de periode van de onderbreking, kosten rechtens.
3.2
Het land heeft het dienstverband met [x] zonder inachtneming van de opzegtermijn, zonder opgave van reden en zonder enige voorziening voor [x] opgezegd.
3.3
Het Land voert hiertegen verweer, dat zo nodig bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Voorop wordt gesteld dat het gerecht op de hoogte is van de ernstige financiële situatie waarin Het Land zich bevindt. Dat Het Land in deze situatie impopulaire maatregelen zal moeten nemen teneinde het begrotingstekort terug te dringen is dan ook onvermijdelijk. Dit laat evenwel onverlet dat ook Het Land zich dient te houden aan de vigerende wet- en regelgeving. Dit betekent in casu dat Het Land de arbeidsovereenkomst met [x] slechts kan beëindigen conform de wettelijke voorschriften zoals vervat in titel 7A van het BWA.
4.2
In artikel 7A:1615s BWA is bepaald dat een beëindiging van de dienstbetrekking door de werkgever, al dan niet met inachtneming van de voor opzegging geldende bepalingen, onder meer kennelijk onredelijk kan worden geacht, wanneer deze geschiedt zonder opgave van redenen en/of wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de arbeider getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen der beëindiging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij beëindiging.
4.3
Het dienstverband met [x] is zonder opgave van redenen, zonder inachtneming van een redelijke opzegtermijn - waartoe Het Land vanwege de tussen [x] en Het Land bestaande duurovereenkomst op grond van het bepaalde in artikel 6:2 BWA ook gehouden was - en zonder dat er een (financiële) voorziening voor [x] is getroffen, opgezegd. [x] heeft ter zitting verklaard dat zij sedert eind april 2014 geen inkomsten heeft en sindsdien niet meer aan haar hypothecaire verplichtingen kan voldoen. Zij is naarstig op zoek naar ander werk, maar haar positie op de - toch al niet gunstige - arbeidsmarkt van Aruba is slecht vanwege haar leeftijd, opleidingsniveau en werkervaring. De bank dreigt met de openbare veiling en [x] loopt het risico samen met haar kinderen haar huis te verliezen.
4.4
Bij de belangenafweging als bedoeld in artikel 7A:1615s lid 2 sub b BWA dienen de gevolgen van het ontslag en het belang van Het Land bij de beëindiging tegen elkaar afgewogen te worden. In casu is dat feitelijk niet mogelijk, omdat Het Land de keuze voor de beëindiging van het dienstverband met [x] niet heeft onderbouwd. Het lag op de weg van Het Land om aan te tonen dat de beëindiging van de arbeidsrelatie met [x] (bijvoorbeeld) onderdeel is van een pakket van (door de Staten) goedgekeurde bezuinigingsmaatregelen, Het Land op zorgvuldige en transparante wijze tot haar selectie van de af te vloeien medewerkers is gekomen en hierbij tevens de arbeidsrechtelijke beginselen zoals het anciënniteit- en/of afspiegelingsbeginsel in acht heeft genomen. Nu Het Land bovendien geen redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen noch enige financiële compensatie heeft geboden, zijn de gevolgen van het ontslag voor [x] te ernstig in vergelijking met het belang van Het Land bij de opzegging. Dit heeft tot gevolg dat de opzegging kennelijk onredelijk is.
4.5 [
x] heeft gekozen voor de vordering als bedoeld in artikel 7A:1615t BWA, te weten herstel van de dienstbetrekking. Het Land verweert zich tegen deze vordering door te stellen dat zij geen gelden beschikbaar heeft op de begroting om [x] in dienst te handhaven. Wat hier verder ook van zij, Het Land is ook in geval van een begrotingstekort niet bevoegd om contra legem werknemers te ontslaan. Het dienstverband zal dan ook per direct worden hersteld.
4.6
Ingevolge het bepaalde in artikel 1615t lid 2 BWA kan de rechter een voorziening treffen voor de periode van de onderbreking. Het gerecht zal dit conform het verzoek van [x] doen. Het Land zal dan ook veroordeeld worden om aan [x] een vergoeding te betalen, gelijk aan het netto loon vanaf 27 april 2014 tot aan de dag dat de salarisbetaling wordt hervat respectievelijk het dienstverband op rechtsgeldige wijze is beëindigd, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging.
4.7
In het geval Het Land niet bereid is aan de veroordeling te voldoen kan [x] ex artikel 7A:1615t lid 3 BWA het gerecht verzoeken een afkoopsom vast te stellen.
4.8
Het Land wordt nu zij in het ongelijk is gesteld in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
verklaart voor recht dat het ontslag kennelijk onredelijk is;
5.2
herstelt het dienstverband tussen [x] en Het Land met ingang van heden;
5.3
veroordeelt Het Land om aan [x] een vergoeding te betalen gelijk aan het netto salaris dat zij zou hebben ontvangen indien het dienstverband op 27 april 2014 niet kennelijk onredelijk zou zijn opgezegd tot aan de dag dat de salaris betaling wordt hervat dan wel het dienstverband op rechtsgeldige wijze zal zijn beëindigd, vermeerderd met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7A:1614q BWA;
5.4
veroordeelt Het Land in de kosten van de procedure, aan de zijde van [x] begroot Afl. 1.650,00, waarvan Afl. 1.600,00 voor salaris gemachtigde.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van dinsdag 14 oktober 2014 in aanwezigheid van de griffier.