ECLI:NL:OGEAA:2014:7

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 februari 2014
Publicatiedatum
10 maart 2014
Zaaknummer
Behorend bij A.R. no. 2860 van 2012
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding in belastingprocedure en proceskostenvergoeding conform Antilliaans Besluit

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, ging het om een geschil tussen de naamloze vennootschap Island Foods and Distributors N.V. en het Land Aruba. De procedure betrof de hoogte van de schadevergoeding in verband met juridische bijstand in een belastingprocedure. Het gerecht had eerder een tussenvonnis uitgesproken waarin werd gesteld dat de kosten van juridische bijstand moesten worden becijferd conform het Antilliaanse Besluit proceskosten bestuursrecht. Het Land Aruba stemde in met dit oordeel en gaf aan dat er plannen waren om een vergelijkbare regeling in te voeren in de Arubaanse wetgeving.

Island Food betwistte echter de toepassing van het besluit en verwees naar de LAR, die volgens hen geen forfaitaire proceskostenvergoeding biedt. Het gerecht oordeelde dat, ondanks de argumenten van Island Food, de bestuursrechter in eerste aanleg een forfaitaire vergoeding kan toekennen en dat het gerecht zich bij de berekening van de redelijke kosten zou aansluiten bij het besluit. Het gerecht concludeerde dat er in de belastingprocedure sprake was van vier aanslagen, die leidden tot bezwaar en beroepschriften, en dat de kosten voor juridische bijstand op basis van het besluit werden vastgesteld op AWG 10.500.

In de uitspraak werd het Land Aruba veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan Island Food, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 18 augustus 2012. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis werd uitgesproken op 19 februari 2014 door rechter W.J. Noordhuizen in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 19 februari 2014
Behorend bij A.R. no. 2860 van 2012
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FOODS AND DISTRIBUTORS N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Island Food,
gemachtigde: de advocaat mr. A.F. Kuster,
tegen:
HET LAND ARUBA,
te Aruba,
hierna ook te noemen: het Land,
gemachtigde: de advocaat mr. J.P. Sjiem Fat.

1.DE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 oktober 2013;
- de conclusie na tussenvonnis zijdens Island Food;
- de antwoordconclusie na tussenvonnis zijdens het Land.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het gerecht heeft partijen bij tussenvonnis in de gelegenheid gesteld zich uit te laten met betrekking tot het voorshandse oordeel van het gerecht dat de kosten van juridische bijstand in de belastingrechtprocedure moeten worden becijferd conform het Antilliaanse Besluit proceskosten bestuursrecht; verder: het besluit.
2.2
Het Land kan zich verenigen met het voorshandse oordeel van het gerecht en wijst er daarbij. kort gezegd, op dat de Arubaanse wetgever niet doelbewust ervoor heeft gekozen om geen met het besluit vergelijkbare regeling in te voeren en overigens de Arubaanse wetgeving ter zake zich niet tegen concordante toepassing van het besluit verzet. Daarenboven stelt het Land dat de regering voornemens is een met het besluit vergelijkbare regeling in te voeren en in dat verband ook een wetsvoorstel zal indienen tot aanpassing van de LAR en de Algemene Landsverordening Belastingen alsmede de Landsverordening Beroep in Belastingzaken, waarbij wordt voorzien in een forfaitair stelsel voor vergoeding van proceskosten, vergelijkbaar met het besluit.
2.3
Samengevat wijst Island Food erop dat de wetgever bij de invoering van de LAR, hoewel bekend met het systeem van forfaitaire proceskostenvergoeding, daarvan heeft afgezien en artikel 52 lid 2 LAR slechts de rechter de mogelijkheid biedt, in gevallen waarin een schadevergoeding op zijn plaats is, een vergoeding naar billijkheid toe te kennen. Island Food wijst verder op jurisprudentie van dit gerecht waarbij op voet van artikel 6:96 lid 2 BW wel schadevergoeding werd toegekend.
2.4
Het betoog van Island Food gaat voorbij aan de kern van het voorshandse oordeel van het gerecht, te weten dat, kennelijk met in achtneming van het bepaalde in artikel 52 lid 2 LAR, de bestuursrechter in eerste aanleg een forfaitaire (proceskosten) vergoeding toekent en voor de berekening daarvan in hoger beroep wordt aangesloten bij het besluit. Door Island Food is geen goede reden aangedragen waarom dat in het bestuursprocesrecht in belastingzaken anders zou moeten zijn. Ook in (gewone) bestuursrechtelijke geschillen die door de LAR-rechter worden beslecht kan sprake zijn van bijzonder ingewikkelde vraagstukken, vraagstukken van groot maatschappelijk belang en/of financieel belang voor belanghebbenden. In die gevallen wordt, voor zover het gerecht bekend, niet afgeweken van toekenning van een proceskostenvergoeding conform een forfaitair tarief.
2.5
Het gerecht zal daarom voor het berekenen van de redelijke kosten als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 BW aansluiten bij het besluit.
2.6
In de belastingprocedure is sprake van vier aanslagen. Deze hebben geleid tot bezwaar en beroepschriften, waarna de Raad van Beroep in Belastingzaken de zaken (kennelijk) gevoegd behandeld heeft. Uit de uitspraak van de Raad blijkt dat namens Island Food in twee delen is gerepliceerd waarna zij ter zitting is verschenen en aanwezig was bij de door de Raad gelaste descente. Het gerecht komt aldus tot 7,5 punten conform het besluit (vier beroepschriften, een repliek in twee delen, bijwonen zitting, bijwonen descente, nadere schriftelijke inlichtingen, nadere zitting) x wegingsfactor 2 x AWG 700, = AWG 10.500,.
2.7
Bij separate verklaring voor recht heeft Island Food geen belang zodat die vordering zal worden afgewezen. De wettelijke rente als gevorderd is wel toewijsbaar.
2.8
Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld zal het gerecht de kosten van de onderhavige procedure compenseren als hierna vermeld.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende:
veroordeelt het Land tot betaling aan Island Food van een bedrag van AWG 10.500, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 augustus 2012, steeds over het alsdan openstaande saldo totdat geheel is betaald;
verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 februari 2014 in aanwezigheid van de griffier.