ECLI:NL:OGEAA:2015:1

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 februari 2015
Publicatiedatum
12 maart 2015
Zaaknummer
633 van 2014, P-2013/07623
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van bedreiging met misdrijf tegen het leven en wederrechtelijk binnendringen in woning door politieambtenaren

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de verdachte terecht voor het medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en het wederrechtelijk binnendringen in een woning. De feiten vonden plaats op 16 maart 2013, toen de verdachte samen met medeverdachten, beiden politieambtenaren, onder bedreiging van vuurwapens de woning van benadeelde 1 binnendrongen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van achttien maanden en ontzetting van het recht om het ambt van politieambtenaar te bekleden voor vijf jaar. De verdediging betoogde dat de verklaringen van de getuigen inconsistent waren en dat de verdachte onschuldig was aan de tenlastegelegde feiten.

Het gerecht oordeelde dat de verklaringen van de benadeelde en getuigen betrouwbaar waren, ondanks enkele inconsistenties. De verdachte en medeverdachten hadden misbruik gemaakt van hun positie als politieagenten en de hen verstrekte wapens. Het gerecht achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten en legde een gevangenisstraf van achttien maanden op, evenals de ontzetting van het recht om het ambt van politieambtenaar te bekleden voor vijf jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van Afl. 5.000,- aan de benadeelde partij, die door de verdachte en medeverdachten was bedreigd en in zijn woning was gedwongen.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
Verdachte,
geboren in 1983 in Aruba,
wonende in Aruba.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. C.F.K.J. Lejuez.
De officier van justitie, mr. B.J. Schmitz, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de feiten onder 1 en 2 te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest. Tevens heeft de officier van justitie gevorderd de verdachte van het recht te ontzetten om het ambt van politieambtenaar te bekleden voor de duur van vijf jaren.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.
De benadeelde partij heeft zich in het strafgeding gevoegd en daarbij vergoeding verzocht van de door hem geleden schade tot een bedrag van
Afl. 40.000,-.
Naar aanleiding van de vordering van de benadeelde partij heeft de officier van justitie gevorderd die vordering toe te wijzen tot een bedrag van Afl. 5.000,- en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
1. dat hij op of omstreeks 16 maart 2013 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, benadeelde 1 en/of benadeelde 2 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij artikel 1 lid 2 van de Wapenverordening, immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s), opzettelijk
- ( dreigend) een (of meer) vuurwapen(s) op (het lichaam van) die benadeelde 1 en/of benadeelde 2 gericht en/of (vervolgens)
- ( dreigend) tegen die benadeelde 1 gezegd: “habri e porta, habri e porta”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (daarbij en/of vervolgens) een (of meer) vuurwapen(s) in zijn/hun hand(en) had(den)/hield(en) en dat/die vuurwapen(s) (op het lichaam van) die benadeelde 1 richtte(n) en/of toonde(n) en/of (vervolgens)
- ( dreigend) tegen die benadeelde 1 gezegd, dat benadeelde 1 een grote mond had en of hij wilde dat hij, verdachte, hem (benadeelde 1) op zijn mond zou slaan althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl hij, verdachte, (daarbij of vervolgens) een vuurwapen tegen of nabij de slaap, althans het (voor)hoofd, van die benadeelde 1 zette/hield en/of (vervolgens)
- de woning van die benadeelde 1 hebben doorzocht terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (daarbij) een of meer vuurwapen(s) in zijn/hun hand(en) had(den)/hield(en);

(artikel 298 jo. artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht (oud))

2. dat hij op of omstreeks 16 maart 2013 in Aruba, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning en/of in het bij een woning behorend erf, in gebruik bij benadeelde 1 en/of een of meer ander(en), en/of wederrechtelijk aldaar met zijn mededader(s), althans alleen vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege die benadeelde 1 en/of andere rechthebbenden aanstonds heeft/hebben verwijderd;

(artikel 144 jo. artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht (oud))

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke vereisten voldoet en dus geldig is.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
1. dat hij op
of omstreeks16 maart 2013 in Aruba, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,benadeelde 1 en
/ofbenadeelde 2 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling en/of met mishandeling met gebruikmaking van wapenen als bedoeld bij artikel 1 lid 2 van de Wapenverordening, immers
heeft/hebben hij, verdachte en
/ofzijn mededader
(s
), opzettelijk
-
(dreigend
)een (of meer) vuurwapen(s) op
(het lichaam van)die benadeelde 1 en
/ofbenadeelde 2 gericht en
/of(vervolgens)
-
(dreigend) tegen die benadeelde 1 gezegd: “habri e porta, habri e porta”, althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) (daarbij en/of vervolgens) een (of meer) vuurwapen(s) in zijn/hun hand(en) had(den)/hield(en) en dat/die vuurwapen(s) (op het lichaam van) die benadeelde 1 richtte(n) en/of toonde(n) en/of (vervolgens)
-
(dreigend) tegen die benadeelde 1 gezegd, dat benadeelde 1 een grote mond had en of hij wilde dat hij, verdachte, hem (benadeelde 1) op zijn mond zou slaan,althans woorden van soortgelijke dreigende aard en/of strekking, terwijl hij, verdachte, (daarbij of vervolgens) een vuurwapen tegen of nabij de slaap, althans het (voor)hoofd, van die benadeelde 1 zette/hield en/of (vervolgens)
- de woning van die benadeelde 1
hebbendoorzocht
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (daarbij) een of meer vuurwapen(s) in zijn/hun hand(en) had(den)/hield(en);
2. dat hij op
of omstreeks16 maart 2013 in Aruba, tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning en
/of inophet bij een woning behorend erf, in gebruik bij benadeelde 1
en/of een of meer ander(en), en/of wederrechtelijk aldaar met zijn mededader(s), althans alleen vertoevende zich niet op de vordering van of vanwege die benadeelde 1 en/of andere rechthebbenden aanstonds heeft/hebben verwijderd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring
cursief weergegevenverbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de navolgende wettige bewijsmiddelen zijn vervat.
Voor zover de hieronder opgenomen bewijsmiddelen worden aangeduid als ‘bijlage’, betreft het processen-verbaal gevoegd bij het proces-verbaal van relaas van de Landsrecherche, mutatienummer 08-2013, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 augustus 2013 gesloten en ondertekend door R.A. Geerman en M.R. Maduro, beiden opsporingsambtenaren werkzaam bij de Landsrecherche.
Feiten 1 en 2:
* Processen-verbaal, bijlagen 2.1.1 en 2.1.31, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 9 april en 14 juni 2013 gesloten en getekend door M.T. Geerman en N.F. Paula, beiden opsporingsambtenaren werkzaam bij de Landsrecherche, respectievelijk door M.T. Geerman, voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaringen van de aangever benadeelde 1, -zakelijk weergegeven-:
Ik zat op een zaterdagavond ongeveer drie weken geleden thuis op de veranda samen met benadeelde 2. Ik woon op Sabana Basora. Ik zat te praten met benadeelde 2 toen ik plotseling een zwarte auto het erf van mijn woning zag oprijden. Het huis waarin ik woon heeft geen koraal dus die auto kon gewoon mijn erf oprijden. Ik zag dat die auto van het merk Toyota Prado is en dat het zwartkleurig is. Verder zag ik dat die auto zwarte getinte glazen heeft. Ik kan het merk van die auto precies aangeven, want het model is soortgelijk aan de nieuwe politieauto’s en die zijn Toyota Prado. Het viel mij op dat de verlichting van de koplampen van die auto heel fel schenen. De verlichting was van een soort halogeen lamp. Mijn zicht werd door die halogeen lampen van de auto bemoeilijkt. Ik moest mijn pet afdoen en voor mijn ogen plaatsen om iets te kunnen zien. Ik zag op dat moment dat drie personen uit die auto stapten. Ik zag dat de bestuurder van de auto een man is. Verder zag ik dat een vrouw vooraan als medepassagier zat. Op de achterbank zag ik dat een andere vrouw zat. Zij zat rechts achter de medepassagier die vooraan zat. Meteen toen deze drie personen uit de auto stapten, zag ik dat zij in mijn richting kwamen aanlopen. Toen die man uit de auto stapte en in mijn richting kwam aanlopen, kon ik zien dat hij niets in zijn handen hield. Pas toen hij heel dicht bij mij stond, haalde hij een vuurwapen van onder zijn T-shirt en richtte deze op mij. Ik schat dat hij ongeveer anderhalf of twee meter van mij verwijderd stond, toen hij het vuurwapen van onder zijn T-shirt trok. Ik zag het vuurwapen en herkende het meteen als een vuurwapen van de politie. Ik woonde in het gehucht San Nicolaas en had vele malen politieagenten gezien uitgerust met hun vuurwapens. Ik weet dus dat de politie een Glock gebruiken als vuurwapen.
Ik zag aan het gezicht van die vrouw dat zij heel boos was. Zij was ook heel brutaal en straalde agressiviteit tegenover mij. Toen die vrouw dichter bij mij kwam, zag ik dat zij ook een vuurwapen van het merk Glock in haar rechterhand vasthield. Deze vrouw had haar vuurwapen hierna op benadeelde 2 gericht. Ik kan aan u verklaren dat het vuurwapen van de man een lamp had op de loop. De vrouw had ook een lamp op haar vuurwapen, maar deze zat aan de onderkant van de loop. De andere vrouw die op de achterbank zat had ook een vuurwapen Glock in haar handen. Ik kon zien dat het ook een Glock was en dat het ook een lamp had. Alle drie vuurwapens waren dus voorzien van een lamp en volgens mij gebruikten zij halogeen lampen, want de verlichting was vrij fel. Toen zowel de man als de vrouw, beide met getrokken vuurwapen gericht op benadeelde 2 en mij, tegen mij schreeuwden om de deur te openen, heb ik tegen hen gezegd dat ik de deur niet zou openen, totdat zij zich tegenover mij hadden geïdentificeerd. Ik had een sterk vermoeden dat ik hier te maken had met politieagenten, want de wijze waarop zij spraken en dat zij een vuurwapen bij zich hadden, deed mij denken en vermoeden dat het politieagenten moesten zijn. Nadat ik tegen beide had gezegd dat ik de voordeur niet zou openen, zag ik dat de vrouw, die naast de man stond en ook een vuurwapen in haar hand vasthield, zelf naar de voordeur ging en deze opendeed. Ik had op geen enkel moment aan haar toestemming gegeven om de voordeur van mijn huis te openen en naar binnen te gaan. Toen zij de voordeur had geopend, ging zij meteen verder het huis binnen. De man bleef achter en zei tegen benadeelde 2 en ik om naar binnen te gaan. Terwijl hij dit zei, had hij nog steeds het vuurwapen in zijn hand en richtte deze op ons. Ik zei toen tegen die man: “Dal bai numa. Boso tin e armanan.” (Vrije vertaling verbalisant: Ga maar door. Jullie hebben de wapens.”.) benadeelde 2 en ik liepen in opdracht van die man naar binnen. Ik was bang dat die man op mij zou schieten als ik zijn opdracht niet zou volgen. Op dat moment voelde ik mij bedreigd en vreesde voor mijn leven. Ik zei tegen die man: “Mi tin tur derecho pa sa ken boso ta. Aruba ta chikito y pronto lo mi hanya sa ken boso ta.” (Vrije vertaling verbalisant: “Ik heb al het recht om te weten wie jullie zijn. Aruba is klein en ik zal snel erachter komen wie jullie zijn.”.) Nadat ik dit tegen die man had gezegd, werd hij heel boos. Hij zei tegen mij om mijn mond te houden. Hij zei dat ik een grote mond had en of ik wilde dat hij mij op mijn mond zou slaan. Terwijl de man ons in de gaten hield met zijn pistool, zag ik dat de vrouw bezig was in de andere vertrekken van het huis en op zoek was naar iets. Zij deed de deuren van de slaapkamers en badkamer open en keek naar binnen. Zij ging niet in die ruimtes, maar keek vanaf de deur naar binnen op zoek naar iets. Ik hoorde die vrouw tegen de man zeggen: “Locual nos ta buscando no ta aki den”. (Vrije vertaling verbalisant: “Wat wij naar op zoek zijn, bevindt zich hier niet”.) Toen ik hoorde dat die twee op zoek waren naar iets en dat zij dit niet in het huis hadden gevonden, zei ik tegen hen of zij ook mijn auto wilden doorzoeken. De man zei: “Locual nos ta buscando no por ta den auto”. (Vrije vertaling verbalisant: Wat wij naar op zoek zijn, kan zich niet in de auto bevinden”.) Nadat die man dit tegen mij had gezegd, zag ik dat zowel hij als de vrouw wegliepen, zonder iets tegen ons te zeggen. Ik zag dat beiden mijn huis verlieten en in de zwarte auto Toyota Prado stapten. Pas op dat moment zag ik de andere vrouw. Zij was buiten het huis gebleven. Voordat de man aan Ramon en ik, onder bedreiging met zijn vuurwapen, tegen ons had gezegd om in het huis te gaan, had ik gezien dat die ene vrouw langs het huis liep. Toen ik haar weer zag, kwam zij van een andere richting. Ik vermoed dat zij rond het huis had gelopen, want ik hoorde haar tegen de man en vrouw zeggen, dat zij niets had gevonden. Zij was dus ook op zoek geweest naar iets. Alle drie stapten zij hierna in de auto en reden weg.
Ik heb hierna de politie gebeld en doorgegeven dat drie gewapende personen in mijn huis waren geweest en op zoek waren naar iets. Kort hierna kwam een politiepatrouille, die uit twee politieagenten bestond. Zij zeiden om aangifte te doen bij de recherche.
Ik had over het voorval met mijn vriend gesproken. Ik had hem ook een beschrijving gegeven van de personen die mij met een vuurwapen hadden bedreigd. Aan de hand van de beschrijving zei mijn vriend dat hij één van de vrouwen herkent. Hij zei dat die vrouw een politieagent is. Hij zei tegen mij hoe zij heette en dat haar motorfiets in die dagen werd gestolen. Ik heb meteen via mijn mobiele telefoon ingelogd op Facebook en had via de zoekopdracht “Find friends” haar achternaam ingetoetst. Ik kreeg toen verschillende personen met foto’s te zien onder die achternaam. Ik herkende toen één van die foto’s als zijnde van de vrouw die met getrokken pistool in mijn huis was geweest.
Ik voelde mij op die avond van het voorval en tot nu toe bedreigd. Ik ben voor mijn eigen veiligheid ergens anders gaan verblijven. Ik ben bang dat die personen oftewel politieagenten weer terug kunnen komen en mij weer met hun vuurwapens kunnen gaan bedreigen. Voor zover ik kon natrekken zijn zij politieambtenaren en wapendragers. Ik wens strafvervolging tegen deze politieambtenaren.
Alle drie personen hadden een pistool in hun handen. De man hield zijn pistool in zijn rechterhand en richtte dit op mij. Ik zag dat op het pistool van de man een zaklamp op de loop was gevestigd. Het was een halogeenlamp, welke heel fel was. Op het pistool dat de vrouw met lange mouwen in haar hand had was ook een halogeenlamp gevestigd. Maar de lamp was onderaan de loop gevestigd. De vrouw die in de buurt van de Prado bleef, had ook een pistool met een lamp. Ik zeg dit omdat ik zag, toen die vrouw vanuit de westelijke zijde van mijn woning kwam aanlopen, zij onder een tak van een boom door moest. Toen kon ik duidelijk zien dat het pistool een lamp had. Ik kan mij nu niet herinneren of de lamp aan de onderkant of boven de loop van het pistool was gevestigd. Alle drie personen hadden zeker een pistool Glock bij zich.
* Een proces-verbaal, bijlage 4.1, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 15 mei 2013 gesloten en getekend door B.A. Fun en S.C. Soekandar, beiden opsporingsambtenaren werkzaam bij de Landsrecherche, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige benadeelde 2, -zakelijk weergegeven-:
Ik kan mij herinneren dat dit voorval omstreeks maart 2013 heeft plaatsgevonden bij de woning van mijn vriend benadeelde 1. benadeelde 1 woont in Sabana Basora. In die periode verbleef ik tijdelijk bij benadeelde 1. Op die dag zat ik in de avonduren samen met benadeelde 1 in de veranda aan de voorkant van zijn woning. Plotseling kwam een zwartkleurige Toyota Prado het erf oprijden en stopte tot voor de veranda waar wij zaten. De Toyota Prado had getinte ruiten en fluorescente koplampen. Ik zag dat drie personen uit de Toyota Prado stapten. De bestuurder was een man en de mede-inzittenden waren twee vrouwen. Ze hadden elk een pistool van het merk Glock bij zich. Ik weet dat het een Glock-pistool betrof, omdat ik zelf legaal een pistool droeg in mijn land en bepaalde merken en modellen van pistolen kan herkennen. Die personen gingen voor ons staan en de man ging vlak voor benadeelde 1 staan en zei tegen ons dat wij naar binnen moesten gaan. Op dat moment had de man en de vrouw die voor in de auto zat, hun pistool op ons gericht. De man en de vrouw bleven met benadeelde 1 bekvechten omdat benadeelde 1 aan hen vroeg of ze zich konden legitimeren. Nadat wij naar binnen gingen, zag ik dat de vrouw die via het achterportier uitstapte, buiten de woning was gebleven. Ik kon zien dat zij rond het huis ging lopen. De man die als bestuurder optrad en de vrouw die voorin als medepassagier zat, gingen met ons het huis binnen. De vrouw toonde een meer agressieve houding tegenover ons. De man bleef zijn pistool op ons richten en de vrouw ging in de slaapkamers en overige ruimtes van het huis naar iets zoeken. Ik was zeer bang. Ik dacht dat indien ze de voordeur van de woning zouden sluiten, zij ons zeker in het huis zouden doodschieten. Ik hoorde benadeelde 1 plotseling aan hen vragen of zij zich konden legitimeren, maar dit hadden ze niet gedaan. Ik hoorde benadeelde 1 wel regelmatig tegen de man zeggen om zijn “Badge” aan hem te tonen, maar de man gaf hierop geen gehoor en zei tegen benadeelde 1 om zijn mond te houden. Ik was in “shock”. Ik beefde zeer hevig van al de consternatie. Nadat de vrouw niets had aangetroffen, verlieten ze het huis. Ik hoorde de vrouw tegen de man zeggen dat ze niks had aangetroffen. Ik zag dat de vrouw die buiten was gebleven, via de andere kant van het huis tevoorschijn kwam. Ik ga ervan uit dat zij rond het huis had gelopen. Het viel mij op dat ze geen document achter hadden gelaten dat ze bij ons binnen waren geweest.
Opmerking: Tijdens het verhoor van de getuige zag ik, Fun, dat hij begon te bibberen en dat hij geëmotioneerd raakte. Ik, Fun, hoorde dat hij begon te stotteren en moeilijkheden had verder te verklaren. Door ons, verbalisanten, werd hij op verschillende keren gerust gesteld, zodat hij verder kon verklaren.
* Een proces-verbaal, bijlage 4.11, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 12 juni 2013 gesloten en getekend door L.A.G. Croes, opsporingsambtenaar werkzaam bij de Landsrecherche, en M.T. Geerman, voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige 1,-zakelijk weergegeven-:
Ongeveer een jaar geleden leerde ik benadeelde 1 kennen. Hij woont in het gehucht Sabana Basora. Ongeveer twee maanden geleden had ik via de WhatsApp tekstberichten van benadeelde 1 ontvangen. Ik las de tekstberichten van benadeelde 1 dat enkele personen zijn huis waren binnengedrongen. Verder dat de personen iets in zijn huis waren aan het zoeken. Toen ik dat las besloot ik benadeelde 1 op te bellen. Ik had benadeelde 1 opgebeld. Hij nam de telefoon op en zei dat hij zo net samen met Ramon bij de voordeur van zijn huis zat. Ik hoorde aan de stem van benadeelde 1 dat hij nogal geschrokken was. Benadeelde 1 vertelde dat op een gegeven moment een auto met zwarte ruiten zijn erf plotseling opreed en voor zijn voordeur stopte. Benadeelde 1 zei dat een man en twee vrouwen uit de auto waren gestapt en heel vlug naar hem kwamen. Hij zei dat ze vuurwapens in hun handen hadden. Er werd tegen benadeelde 1 gezegd dat hij de deur moest openen en dat hij en benadeelde 2 naar binnen moesten gaan. Benadeelde 1 had tegen hen gezegd dat hij niet naar binnen zal gaan en vroeg hen wie ze waren en wat ze aan het doen waren. Aan benadeelde 1 werd gezegd dat hij en benadeelde 2 naar binnen moesten gaan. benadeelde 1 vertelde mij verder dat één van de vrouwen de voordeur van zijn huis had opengemaakt en naar binnen liep. Volgens benadeelde 1 was de voordeur helemaal dicht. Benadeelde 1 en benadeelde 2 werden gedwongen om naar binnen te gaan. Benadeelde 1 zei dat hij zag hoe de vrouw die de voordeur van zijn huis had opengedaan de deuren van de slaapkamers en de badkamer in zijn huis open had gedaan en op zoek was naar iets. Benadeelde 1 zei dat de andere vrouw buiten zijn huis bleef en rond het huis liep. Hierna zei de vrouw die de deuren had opengedaan tegen de man om weg te gaan gezien er hier niets ligt. Hierna liepen de man en de vrouw uit het huis van benadeelde 1. De man en de twee vrouwen stapten in de auto en reden weg. Ik kan opmerken dat ik hoorde dat benadeelde 1 aan de telefoon echt geschrokken was. Benadeelde 1 had mij ook verteld dat de vuurwapens van de drie personen erg geavanceerd waren, gezien er zaklantaarns aan de vuurwapens zaten.
* Een proces-verbaal, bijlage 4.12, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 13 juni 2013 gesloten en getekend door B.A. Fun, voornoemd, en A.F. Illidge, onderinspecteur bij het Korps Politie Aruba, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige 2, -zakelijk weergegeven-:
Ik ben vanaf 2010 in dienst van het Korps Politie Aruba en bekleed de rang van agent in opleiding. Op 16 maart 2013 had ik avonddienst. Ik was tijdens die dienst ingedeeld met een collega. Ik kan mij herinneren dat wij tussen 21.00 uur en 23.00 uur patrouille hadden. Ik had tijdens de patrouille een telefoontje van de medeverdachte 1 gekregen. Medeverdachte vroeg mij of ik op dienst was. Ik gaf haar een bevestigend antwoord. Ongeveer 20 minuten daarna werd ik wederom door medeverdachte 1 gebeld. Tijdens ons telefonisch gesprek hadden wij, medeverdachte 1 en ik, afgesproken dat wij bij het clubgebouw ter hoogte van het voetbalveld te Pos Chiquito zouden ontmoeten. Ik trad als bestuurder van de dienstauto op gedurende die patrouille. Toen ik bij het gebouw aankwam zag ik dat er een donkerkleurige Prado bij het gebouw geparkeerd stond. Ik parkeerde de dienstauto voor de Prado. Medeverdachte 1 stapte uit en liep vervolgens naar de dienstauto. Ik vroeg medeverdachte 1 wat zij aan het doen was. Zij vertelde mij dat zij een tip had gekregen dat haar gestolen motorfiets in de buurt was. Zij vertelde mij dat er iemand was die haar het huis zou aanwijzen waar de motorfiets zich bevond. Op een gegeven moment vroeg ik medeverdachte 1 wie in de Prado was. Zij vertelde mij dat verdachte in de Prado was. Hierna zag ik dat een man en een vrouw uit de Prado waren gestapt en naar de dienstauto liepen. Ik herkende de vrouw als medeverdachte 2. Ik ken medeverdachte 2 als politieagente. De man herkende ik als de verdachte.
Toen ik medeverdachte 1, verdachte en medeverdachte 2 bij het clubgebouw had ontmoet, zei verdachte tegen mij dat aan de hand van de tip, zij zeker waren dat de motorfiets in die woning was. Verdachte zei dat indien de motorfiets in dat huis was, dat zij die zouden meenemen. Toen wij, mijn collega en ik, verdachte, medeverdachte 1 en medeverdachte 2 bij het clubgebouw hadden ontmoet, kwam één van hen, dus verdachte, medeverdachte 1 of medeverdachte 2, met het voorstel dat wij in de buurt van de woning waar ze naartoe zouden gaan, op stand-by te blijven. Verdachte zei dat hij het huis zou binnengaan en indien hij de motorfiets daarbinnen aantreft, hij deze meteen zou nemen. Hij zei dat indien zij de motorfiets in de woning aantreffen, één van hen ons meteen zou bellen om ter plaatse te komen. Verdachte zei ook tegen mij dat ik hem in de dienstauto moest volgen en als hij een zandweg binnen rijdt dat ik bij de aanvang van die zandweg op stand-by moest wachten. Wij reden vervolgens achter verdachte aan richting het perceel waar de motorfiets zou zijn. Verdachte duidde mij de plaats aan waar ik stand-by moest wachten. Wij bleven ongeveer 7 a 10 minuten wachten. In die periode kregen wij een melding van de centrale post voor een assistentie en reden over de zandweg waar verdachte ons had achtergelaten richting het adres waar de centrale post ons had gestuurd. Toen wij met die assistentie bezig waren kregen wij een melding van de centrale post om naar een perceel te Sabana Basora te gaan alwaar men ons iets te vertellen had. Toen wij bij het perceel aan kwamen rijden, stond een man op straat en gaf een signaal. Ter plaatse gekomen ging de man aan mijn zijde staan en richtte zich tot mij. De man vertelde mij toen dat drie personen, een man en twee vrouwen, uit de zwarte auto waren gestapt en tegen hem gezegd hadden dat zij iets aan het zoeken waren. De man zei tegen mij dat de auto waarin deze personen bij hem waren gekomen, op de dienstauto waarin wij reden, leek. Hij zag dat één van de vrouwen blond haar had en de andere had donkerkleurig haar. Dat hij die personen gevraagd had wat zij aan het zoeken waren en dat die personen hem niet gezegd hadden wat zij aan het zoeken waren. Hij vertelde mij dat een van die personen een Glock 40 bij zich hadden. Ook zei die man tegen mij dat die personen zaklampen bij zich hadden. Die man vertelde mij dat hij die mensen gevraagd had of zij politieagenten waren. Hij vertelde mij dat die personen hem daarop niet geantwoord hadden. Toen de man dit allemaal aan mij vertelde, wist ik meteen dat het verdachte, medeverdachte 1 en medeverdachte 2 waren. Ik nooit gedacht dat ze zover zouden gaan.
Bij de politiewacht had ik de mutatie over dit voorval opgemaakt. Ik heb deze mutatie in het ACTPOL systeem ingevoerd. Nadat ik de mutatie van het voorval te Sabana Basora in het actpol systeem had opgemaakt, had ik via het scherm van de computer gelijk een foto van de tekst van de mutatie met mijn mobiele telefoon genomen en die via “WhatsApp” naar medeverdachte 1 gemaild. Dit had ik gedaan op verzoek van medeverdachte 1. Zij had diezelfde avond via WhatsApp contact met mij gehad en mij verzocht om haar de mutatie, alvorens in te voeren, door te sturen. In de tekst die ik naar medeverdachte 1 gemaild had, had ik o.a. vermeld dat de aangever doorgegeven had dat er een vrouw met blond haar, een vrouw met donker haar en een man naar zijn woning waren gekomen om iets te zoeken. Ook had ik vermeld dat de aangever verklaard had dat die personen in een zwarte Prado, zoals de dienstauto, waren gekomen. Hierna had medeverdachte 1 mij via WhatsApp doorgegeven dat ik voormelde teksten uit de mutatie moest laten.
Verdachte, medeverdachte 1 en medeverdachte 2 waren als burger naar het perceel gegaan. Doordat zij niet rechtmatig bezig waren, voelde ik mij niet op mijn gemak.
Medeverdachte 1 had ongeveer twee maanden geleden tegen mij gezegd dat verdachte op de avond van het voorval te Sabana Basora zijn pistool bij zich had. Zij vertelde mij dat verdachte een lamp aan de attachment onder de loop van zijn pistool had.
Vanaf de dag dat de motorfiets van medeverdachte 1 gestolen werd had ik gemerkt dat medeverdachte 1 altijd boos was. Zij vertelde mij dat zij de persoon die haar motorfiets had gestolen moest krijgen. Zij wilde haar motorfiets terug hebben.
* Een proces-verbaal, bijlage 4.14, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 17 juni 2013 gesloten en getekend door B.A. Fun en A.F. Illidge, voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige 3, -zakelijk weergegeven-:
Ik werk sinds 2009 bij het Korps Politie Aruba. Ik werk samen met medeverdachte 1 in ploeg 2 bij district 2. Medeverdachte 2 zit ook in mijn ploeg.
Ik heb van medeverdachte 1 zelf vernomen dat de motorfiets vanaf het erf bij een vriend van haar thuis werd gestolen. De eerste week daarna werd ik een paar keren door medeverdachte 1 gebeld met het verzoek haar te vergezellen om naar de motorfiets te zoeken. Ik had geen auto en medeverdachte 1 kwam mij thuis ophalen. Na een paar weken kwam medeverdachte 2 met verdachte in beeld. Ik had volgens mij twee keer samen met hen in hun auto gereden. De eerste keer waren wij in een witte Hyundai Santa Fe gaan rondrijden. Verdachte trad op als bestuurder. Medeverdachte 2 en medeverdachte 1 waren ook samen met ons meegegaan. De tweede keer waren wij in een zwarte SUV gaan rondrijden. Verdachte trad weer op als bestuurder. Ik was nooit op mezelf naar de gestolen motorfiets gaan zoeken. Ik was altijd samen met medeverdachte 1 gegaan. Medeverdachte 1 en ik waren meestal gekleed in het donker toen wij naar haar motorfiets gingen zoeken. Wij droegen meestal een shirt met lange mouwen. Wij kleedden ons zo om niet meteen herkenbaar te worden. Medeverdachte 1 en ik hadden meestal de dienstpistool Glock 17 bij ons tijdens het rondrijden en zoeken naar haar gestolen motorfiets. Alvorens medeverdachte 1 mij kwam ophalen, belde zij mij op. Tijdens het bellen vroeg zij aan mij of ik mijn dienstpistool bij me had en of ik mijn dienstpistool mee zal nemen. Ook waren er keren, toen ik in de auto stapte, dat zij mij vroeg ik mijn pistool bij mij had. Bij de telefonische gesprekken gaf medeverdachte 1 al aan mij door dat zij haar pistool bij zich zal hebben. Wij hadden ons dienstpistool bij ons tijdens het rondrijden omdat wij op de hoogte waren dat de personen die wij ervan vermoedden de motorfiets te hebben gestolen, vuurwapen-gevaarlijk waren. Medeverdachte 1 kwam met het voorstel dat ik mijn pistool mee moest nemen tijdens het rondrijden en zoeken. Ik ben ongeveer 10 keren samen met medeverdachte 1 meegegaan om haar gestolen motorfiets te zoeken.
* Een proces-verbaal, bijlage 4.6.2, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 21 juni 2013 gesloten en getekend door L.A.G. Croes, voornoemd, en U.C. Marchena, opsporings-ambtenaar werkzaam bij de Landsrecherche, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige 4, -zakelijk weergegeven-:
In december 2012 leerde ik medeverdachte 1 kennen door tussenkomst van mijn zus. Medeverdachte 1 is politieagente. In december 2012 had ik mijn zus gevraagd of zij medeverdachte 1 voor mij kon vragen of medeverdachte 1 mij haar motorfiets kon lenen. Medeverdachte 1 zei tegen mijn zus dat ik haar motorfiets kon lenen. Ik begon daarmee te rijden. De motorfiets werd in de maand februari 2013 vanaf het erf van mijn woning te Pos Chiquito weggenomen.
Op een dag werd ik door een man benaderd. Hij zei dat hij wist wie mijn motorfiets had en dat hij de motorfiets met eigen ogen had gezien. Ik nam meteen contact op met medeverdachte 1 via de “WhatsApp”. Ik liet haar weten dat ik een tip voor haar had omtrent haar motorfiets. Zij vroeg mij wanneer zij bij mij thuis kon komen zodat ik het huis kon aanwijzen. Ik herinner mij dat ik tegen haar had gezegd om ’s avonds bij mij thuis te komen. Ik schat dat medeverdachte 1 omstreeks 20.00 uur bij mij was gekomen. Zij kwam in een zwarte auto voorzien van getinte ruiten. Ik stapte in de auto en ging achter in de auto, achter de bestuurder zitten. Ik zag dat medeverdachte 1 vooraan als medepassagier zat. Verder zag ik een man die als bestuurder zat en een andere vrouw op de achterbank. Ik ken deze twee personen, met wie medeverdachte 1 was gekomen, niet. Zij begonnen onderling te praten dat zij zullen kijken of de motorfiets aldaar lag. Ik wees hen de weg waar zij moesten rijden. Toen wij voorlangs het huis reden was niemand buiten. Zodra ik hen het huis had aangewezen, reden wij door richting mijn huis. De bestuurder parkeerde de auto tegenover mijn huis. Ik stapte uit de auto en stak de weg over naar mijn huis. Ik ging buiten in de tuin van mijn huis zitten toen de auto de weg opreed. De man deed de ruit aan de bestuurderskant open en vroeg mij of ik met hen mee wilde gaan. Ik vroeg hen wat zij gingen doen. De bestuurder zei dat zij weer een rondje zouden maken. Ik had geen bezwaar en stapte weer aan de bestuurderszijde, in de auto en ging met hen mee. Medeverdachte 1 zat nog steeds vooraan in de auto en de vrouw achterin naast mij aan de rechterzijde van de auto. Toen wij bij de woning aankwamen, zag ik twee mannen buiten zitten, een jonge en een oudere man. De verlichting van de auto waarin ik zat was zeer fel. Ik zag dat de jonge man zijn hand aan zijn voorhoofd plaatste. Ik zag dat de bestuurder, medeverdachte 1 en de vrouw die naast mij zat, uit de auto stapten. Ik zag dat de bestuurder in de richting van de jonge man liep. De vrouw die naast mij zat liep in de richting van de achterzijde van het huis. medeverdachte 1 ging ook voor het huis staan. Ik bleef achter in de auto zitten. Ik zag aan de houding van zowel de jonge man als de bestuurder dat zij aan het bekvechten waren. Ik zag dat de bestuurder voor de jonge man stond. De jonge man zat toen op een stoel. Ik kreeg de indruk dat de bestuurder de jonge man een klap wilde geven maar achteraf leek het dat hij wilde dat de jonge man de voordeur open deed. Ik zag kort hierna dat de jonge man opstond en naar de voordeur liep. Terwijl de jonge man naar de voordeur liep zag ik dat de bestuurder een van zijn handen op de rug van de jonge man had geplaatst. Ik kreeg de indruk dat de bestuurder met zijn hand de jonge man naar de voordeur leidde of duwde. Ik zag dat de jonge man de deur open deed en naar binnen liep. De voordeur was namelijk dicht. De oude man liep ook naar binnen, achter de jonge man aan. De bestuurder ging achter de twee mannen naar binnen. Medeverdachte 1 liep ook naar binnen.
Ik zag dat de bestuurder binnen bij de deuringang bleef staan terwijl medeverdachte 1 binnen was gegaan. Binnen het huis was geen verlichting aan, maar door het felle licht van de auto die naar binnen straalde kon ik medeverdachte 1 binnen het huis heen en weer zien lopen alsof zij rond zocht. Ik zag medeverdachte 1 via de voordeur. Kort hierna zag ik medeverdachte 1 het huis verlaten. medeverdachte 1 liep naar de auto toe terwijl de bestuurder achterwaarts lopend het huis verliet. Beiden stapten in de auto in afwachting van de andere vrouw. De andere vrouw kwam van achter het huis en stapte in de auto.
Wij reden na dit voorval direct naar mijn huis toe. Ik werd afgezet. Voordat ik uit de auto stapte werd ik door medeverdachte 1 gezegd om niets over het voorval te praten.
De vrouw die naast mij in de auto zat, had een vuurwapen bij zich. Ik zag dat zij deze in haar schoot had. Ik moet zeggen dat het vuurwapen geen cilinder heeft van een revolver.
* Een proces-verbaal, bijlage 4.16, in de wettelijke vorm opgemaakt en op 21 juni 2013 gesloten en getekend door B.A. Fun en N.F. Paula, voornoemd, voor zover inhoudende, als
verklaring van de getuige 5, -zakelijk weergegeven-:
Ik woon samen met mijn moeder en broer. In september 2012 heb ik medeverdachte 1 leren kennen. Medeverdachte 1 is politieagente. De motorfiets van medeverdachte 1 werd vanaf het erf van mijn woning gestolen. Mijn broer had de motorfiets van de medeverdachte geleend.
Medeverdachte 1 was met het verdachte en medeverdachte 2 bij mij thuis geweest. Verdachte heeft een donkerblauwe Toyota Prado. Veel later kwam ik medeverdachte 1 op straat tegen en zij vertelde mij dat zij iets heel stoms had gedaan en dat zij haar baan kon verliezen. Medeverdachte 1 had mij verteld dat zij zonder toestemming van haar meerdere in het huis was binnengetreden op zoek naar haar motorfiets.
Bewijsoverwegingen
Betrouwbaarheid van de verklaringen
De raadsman heeft betoogd dat de verdachte, die de tenlastegelegde feiten ontkent, van die feiten dient te worden vrijgesproken. Hij voert daartoe - samengevat - aan dat de door de aangever en de diverse getuigen afgelegde verklaringen onbetrouwbaar zijn, omdat ze niet consistent zijn, onder meer met betrekking tot de aanwezigheid van vuistvuurwapens (al dan niet voorzien van lampen/zaklantaarns) en de gang van zaken met betrekking tot het betreden van de woning.
Verklaringen verdachte(n)
Samengevat komen de verklaringen van verdachten op het volgende neer.
De motor van verdachte was gestolen en zij was al enige tijd op zoek naar haar gestolen motor. Op een gegeven moment heeft zij een tip gekregen waar haar motor zou kunnen zijn. Zij heeft toen Verdachte en Medeverdachte 2 gevraagd om met haar naar die woning toe te gaan, om te zien of haar motor daar was. Verdachte en medeverdachte 2 hebben verklaard dat verdachte aan een patrouille heeft verzocht om daarbij assistentie te verlenen, voor het geval de motor zou worden aangetroffen. Zij zouden deze dan in beslag kunnen nemen. Bij de woning aangekomen zijn ze uit de auto gestapt en hebben ze (al dan niet stevig) met aangever gesproken. Aangever heeft toen vrijwillig de voordeur opengedaan. Zij zijn het huis niet binnengegaan, maar hebben alleen vanaf de drempel bij de voordeur naar binnen gekeken in de woonkamer. Toen de motor daar niet bleek te zijn, zijn zij weggaan. Op geen moment hebben zij wapens bij zich gehad, noch aangever (daarmee) bedreigd.
Respons betrouwbaarheidsverweer
Hoewel in de verklaringen van aangever inconsistenties voorkomen ten aanzien van het moment waarop de daders de vuistvuurwapens tevoorschijn hebben gehaald en op welke wijze verdachten de woning zouden hebben betreden, is het gerecht van oordeel dat de geconstateerde inconsistenties de verklaringen van de aangever niet zonder meer ongeloofwaardig maken. De verklaringen van aangever worden ondersteund door de verklaring van de benadeelde 2 en de de auditu verklaring van getuige 1. Dat benadeelde 2 niet over de aanwezigheid van aan de vuistvuurwapens bevestigd licht heeft verklaard, doet niet af aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring. Immers, het is begrijpelijk dat de aandacht van de getuige vooral uitging naar de vuurwapens die verdachten vasthielden. Daar komt bij dat verbalisanten benadeelde 2 niet hebben bevraagd naar de aanwezigheid van lampen aan of bij de wapens. Uit het proces-verbaal volgt voorts dat benadeelde 2 tijdens het afleggen van zijn verklaring geëmotioneerd raakte. Het is dan ook niet ondenkbaar dat hij tijdens het afleggen van zijn verklaring een of meerdere details is vergeten. Ook is niet uit te sluiten dat hij de feitelijke gang van zaken anders heeft waargenomen dan aangever. Om deze reden is het gerecht van oordeel dat de inconsequenties ten aanzien van de gebruikte wapens de verklaringen niet onbruikbaar maken voor het bewijs.
Dit geldt ook voor de inconsistenties in de verklaringen met betrekking tot het binnentreden in de woning. De vraag wie uiteindelijk de deur heeft opengedaan is naar het oordeel van het gerecht niet belangrijk, nu uit de bewijsmiddelen afdoende volgt dat aangever onder dreiging met vuurwapens gedwongen werd om verdachte en/of medeverdachte in zijn woning te laten zoeken.
Uit de verklaring van getuige 1 volgt dat zij meteen na het voorval door aangever gebeld en op de hoogte is gesteld van hetgeen hem kort daarvoor was overkomen. Ook deze verklaring toont grote overeenkomsten met de verklaringen van aangever en ooggetuige benadeelde 2. Voor getuige 1 was het duidelijk dat aangever emotioneel was ten gevolge van hetgeen hem zo juist was overkomen. Indien de lezing van verdachte en zijn medeverdachten, dat zij aan aangever toestemming hadden gevraagd en gekregen om rond te kijken in zijn woning juist zou zijn, vermag het gerecht niet in te zien waarom aangever na afloop van het incident in emotionele toestand getuige 1 opbelt om zijn verhaal te vertellen. Voorts ziet het gerecht geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van getuige 1.
Ook de verklaring van de getuige 2 onderschrijft de lezing van aangever en de ooggetuige. Uit zijn verklaring volgt dat getuige 2 door verdachte op de hoogte werd gesteld dat verdachte en de medeverdachten, op grond van een tip, naar haar motorfiets zouden gaan zoeken. Door de verdachte is getuige 2 gevraagd achter hen aan te rijden en in de buurt te blijven. Omdat hij ergens anders assistentie moest verlenen heeft getuige 2 zich uit de buurt verwijderd, maar toen hij voor hulpverlening het adres van de aangever bereikte, werd hij door deze op de hoogte gesteld van het voorval. Getuige 2 heeft meteen geweten dat de daders verdachte en haar mededaders betroffen. Alle verklaringen worden verder ondersteund door die van de getuigen 4 en 5. Volgens de verklaring van getuige 4 is híj degene geweest die de verdachte de tip heeft doorgegeven. Hij is met verdachte en de mededaders meegegaan om de woning waar de motorfiets zich zou bevinden aan te wijzen en hij was ooggetuige van de strafbare feiten. Getuige 5 heeft verklaard dat zij van medeverdachte 1 heeft vernomen dat zij zonder toestemming van een meerdere deze woning was binnengetreden.
Het gerecht acht de hiervoor aangehaalde verklaringen dan ook betrouwbaar en bezigt die voor het bewijs. Nu de verklaringen van 3 andere getuigen, alsmede de processen-verbaal van bevindingen d.d. 17 juni en 8 juli 2013, niet voor het bewijs worden gebezigd, behoeft het verweer van de raadsman ten aanzien hiervan geen verdere bespreking.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde overweegt het gerecht nog als volgt.
De raadsman heeft betoogd dat er geen sprake kan zijn van wederrechtelijk binnen-dringen omdat aangever verklaard zou hebben dat hij zelf de voordeur heeft geopend en dat dit niet onder dwang of dreiging is gebeurd. Dit verweer wordt verworpen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat verdachte en haar medeverdachten onder dreiging van een vuurwapen aangever gedwongen heeft om in zijn woning te mogen zoeken. Verdachte en medeverdachten beschikten niet over een door een bevoegde justitiële autoriteit afgegeven machtiging tot het binnentreden van de woning van aangever. Het gerecht is van oordeel dat het op basis van de bewijsmiddelen geschetste scenario - een met vuistvuurwapens bedreigde bewoner - moeilijk is te rijmen met een zonder dwang verlenen van toestemming tot het betreden van zijn woning.
MedeplegenBlijkens het arrest van 16 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3637, dient de rechter in het geval hij tot bewezenverklaring komt van medeplegen hieraan een afzonderlijke bewijsoverweging te wijden. Uit de bewijsmiddelen volgt dat de medeverdachte 1 de verdachte en medeverdachte 2 heeft betrokken in haar speurtocht naar haar gestolen motor. Zij heeft hierbij de hulp ingeschakeld van zowel de verdachte als medeverdachte 2, die ter zitting verklaarden dat zij bereid waren om een collega te helpen. Na ontvangst van de tip hebben zij gezamenlijk gepland om op het adres te gaan zoeken. Medeverdachte 1 en de verdachte hebben benadeelde 1 en benadeelde 2 direct bedreigd en zijn in de woning geweest. De rol van medeverdachte 2 was om op het erf naar de motor op zoek te gaan. De snelle actie en duidelijke taken van de drie verdachten duiden op een vooraf afgesproken plan.
Aldus is er sprake van medeplegen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Op 15 februari 2014 is een nieuw Wetboek van Strafrecht van Aruba (AB 2012 no. 24, gewijzigd bij AB 2014 no. 11) in werking getreden. Bij de invoering is niet voorzien in overgangsrechtelijke bepalingen, zodat de daarin neergelegde voorschriften onmiddellijk van toepassing zijn geworden. Voor zover de in de tenlastelegging beschreven feiten zijn begaan vóór deze datum, geldt evenwel het navolgende.
Ingevolge artikel 1:1, eerste lid, van dit wetboek is geen feit strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgegane wettelijke strafbepaling. In het tweede lid van dit artikel is voorts bepaald dat bij verandering in de wetgeving na het tijdstip waarop het feit begaan is, de voor de verdachte gunstigste bepalingen worden toegepast. Deze artikelleden, in onderlinge samenhang bezien, brengen mee dat, voor zover de bepalingen van dit wetboek omtrent de strafwaardigheid van een delict of de zwaarte van de daarop bedreigde sanctie niet gunstiger zijn dan die, welke golden ten tijde van het tijdstip of de periode waarop de aan de verdachte verweten feiten volgens de tenlastelegging zijn gepleegd, de op dat moment geldende bepalingen dienen te worden toegepast. Indien zich naar het oordeel van het gerecht een dergelijk geval voordoet zal dit in dit vonnis, voor zover relevant en niet uitdrukkelijk nader gemotiveerd, tot uitdrukking komen in de kwalificatiebeslissing en de vermelding van de bij de oplegging van een straf of maatregel toegepaste wettelijke voorschriften.
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 298, eerste lid, juncto artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht (oud).
2. Medeplegen van het in de woning of het bij een woning behorend erf bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen,
strafbaar gesteld bij artikel 144, eerste lid, juncto artikel 49 van het Wetboek van Strafrecht (oud).
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn mededaders de bewoners van het perceel Sabana Basora 157-H bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht. Voorts zijn verdachte en zijn mededaders de woning wederrechtelijk binnengedrongen. Daarbij hebben verdachte en zijn medeverdachten misbruik gemaakt van hun training en ervaring als politieagent en de hen van dienstwege verstrekte wapens. Verdachte heeft met zijn medeverdachten voor eigenrichting gekozen en daarmee impliciet te kennen gegeven dat hij geen vertrouwen heeft in politie en justitie. Dit geeft een verkeerd signaal af aan de Arubaanse samenleving. Politieambtenaren dienen erop toe te zien dat de door de Arubaanse wetgever uitgevaardigde wetten worden nageleefd en strafbare feiten worden opgespoord, waarbij zij de in de wetten vervatte waarborgen voor de burgers en de samenleving dienen te respecteren. Door hun daden hebben verdachte en zijn mededaders hun taak als politieagent ernstig verzaakt en het vertrouwen in de Arubaanse politie beschaamd. Delicten als de thans bewezenverklaarde veroorzaken bovendien onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving en brengen angst en leed toe aan de slachtoffers.
Voor verdachte geldt nog dat hij zich heeft laten meesleuren in de obsessieve zoektocht van de medeverdachte Lacle naar haar gestolen motorfiets en daarbij zelfs een actieve rol heeft gespeeld, terwijl hij, als politieagent, hiertegen weerstand had moeten bieden en zich had dienen te onthouden van deelname daaraan. Ten nadele van verdachte geldt bovendien dat hij reeds eerder - in de hoedanigheid van politieambtenaar - voor een geweldsmisdrijf is veroordeeld. Voor verdachte geldt dat hij door dit strafbare handelen zijn ambt van politieambtenaar onwaardig is.
In het licht van deze feiten en omstandigheden acht het gerecht oplegging van een vrijheidsontnemende straf en ontzetting uit het ambt geïndiceerd. Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Benadeelde partij

Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan, dat benadeelde 1 schade heeft geleden ten gevolge van de door verdachte gepleegde feiten, als bewezen verklaard, welke schade derhalve aan verdachtes schuld te wijten is. De benadeelde partij heeft dan ook immateriële schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van Afl. 40.000,-. Hij heeft echter geen nadere stukken ter onderbouwing van zijn vordering overgelegd.
Door de officier van justitie is betoogd dat het een feit van algemene bekendheid is dat, indien een persoon wordt blootgesteld aan de omstandigheden die de benadeelde partij heeft moeten ervaren, hij gedurende een periode de psychische gevolgen daarvan zal ervaren. De officier acht dat in een dergelijk geval een iml/materiële schadevergoeding van Afl. 5.000,- als redelijk kan worden beschouwd, nu de benadeelde partij zijn vordering niet nader met stukken heeft onderbouwd.
De raadsman concludeert tot afwijzing van de vordering, nu die niet nader is onderbouwd.
Het gerecht is met de officier van justitie van oordeel dat de gedragingen van de verdachte en haar mededaders van dusdanige aard waren dat zij bij de benadeelde partij gedurende een bepaalde periode psychische hebben kunnen veroorzaken. De door de benadeelde partij geleden schade wordt, gelet op het vorenstaande, als genoegzaam vaststaand aangemerkt en de vordering is voor toewijzing vatbaar. De rechter bepaalt de hoogte van de schade van de benadeelde partij dan ook op een bedrag van Afl. 5.000,=, nu hij het door de verdachte en haar mededader gebezigde geweld aan den lijve heeft moeten ondervinden. Dit bedrag zal hoofdelijk worden toegewezen, met dien verstande dat wanneer de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu die niet van zodanige aard is dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:62, 1:64, 1:65, 1:66 en 1:136 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
achttien (18) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
ontzet de verdachte van het recht om het ambt van politieambtenaarte bekleden voor de duur van
vijf (5) jaren;
veroordeelt de verdachte op de eis van de benadeelde partij D.M. Medina Garcia - hoofdelijk in die zin dat als (één van) de mededaders heeft/hebben betaald de verdachte in zoverre zal zijn bevrijd - om aan deze tegen kwijting te betalen een bedrag van
Afl. 5.000,- (zegge: vijfduizend florin). De verdachte wordt voorts veroordeeld in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. Y.M. Vanwersch en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 12 februari 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.