ECLI:NL:OGEAA:2015:100

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 juni 2015
Publicatiedatum
22 juni 2015
Zaaknummer
E.J. nr. 2463 van 2012
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsrechtelijke geschil over onbetaald loon en ontslag

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster A een verzoek ingediend tegen gerekwestreerde B met betrekking tot onbetaald loon en een ontslag dat plaatsvond op 17 november 2011. De procedure volgde na een eerdere beschikking van 18 juni 2013, waarin A de bewijslast kreeg opgelegd voor haar stellingen. A stelde dat zij gedwongen was om buiten het huis van B te wonen, dat zij niet te eten kreeg op de dagen dat zij voor B werkte, en dat zij door B was ontslagen. Tijdens de enquête zijn twee getuigen gehoord door A en twee getuigen door B. De verklaringen van de getuigen waren echter onvoldoende om de stellingen van A te onderbouwen. De eerste getuige verklaarde dat zij niet aanwezig was bij het ontslag en dat A niet bij B woonde, terwijl de tweede getuige, buurman van B, ook geen bewijs kon leveren voor de claims van A. De rechter concludeerde dat A niet geslaagd was in haar bewijsopdracht, wat leidde tot de afwijzing van haar verzoeken die gebaseerd waren op deze stellingen. Desondanks werd B veroordeeld om A het salaris over de periode van 1 tot en met 17 november 2011 te betalen, evenals de vergoeding voor vijftien vakantiedagen, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg. De beschikking werd uitgesproken op 16 juni 2015 door mr. H. Mol.

Uitspraak

Beschikking van 16 juni 2015
Behorend bij E.J. nr. 2463 van 2012.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
A,
wonende te Aruba,
VERZOEKSTER,
hierna ook te noemen: A,
gemachtigde: de advocaat mr. Z.T.M. Arendsz- Marchena,
tegen:
B,
wonende te Aruba,
GEREKWESTREERDE,
hierna ook te noemen: B,
gemachtigde: de advocaat mr. E. Duijneveld.

1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Dit verloop na de beschikking van 18 juni 2013 blijkt uit:
- het proces verbaal van getuigenverhoor van 26 september 2014, 24 oktober 2014 en 2 februari 2015. Op de bepaalde voortzetting van de contra-enquête op 12 februari 2015 is niemand verschenen, terwijl de gemachtigden van partijen daartoe wel deugdelijk zijn opgeroepen, althans van op de hoogte hadden kunnen zijn.
De beschikking is nader bepaald op heden.

2.HET VERZOEK EN DE BEOORDELING DAARVAN

2.1
In bovenvermelde beschikking is bepaald dat A de bewijslast heeft en het bewijsrisico draagt van haar stellingen dat zij gedwongen was om buiten het huis van B te wonen, dat zij niet te eten kreeg op de dagen dat zij voor B werkte en dat zij door B op 17 november 2011 ontslagen werd.
2.2
A heeft teneinde aan haar bewijsopdracht te voldoen in enquête twee getuigen gehoord. B heeft in contra-enquête eveneens twee getuigen gehoord.
2.3
Uit de verklaring van de eerste getuige, [getuige 1], blijkt dat Getuige 1 van horen zeggen ( van A) verklaart over het ontslag van A. Bij het ontslag
zelf was zij niet aanwezig. Verder blijkt uit de verklaring van Getuige 1 dat A
niet bij B in woonde en niet bij B het avondeten gebruikte. A woonde gedurende langere tijd immers bij Getuige 1 in en at daar haar maaltijden. Uit de verklaring blijkt evenwel niet waarom A niet bij B in woonde of bij B de avondmaaltijd gebruikte. Om als bewijs te kunnen fungeren voor de stelling van A dat zij gedwongen was om buiten het huis van B te wonen, dat zij niet te eten kreeg op de dagen dat zij voor B werkte en dat zij door B op 17 november 2011 ontslagen werd is de verklaring onvoldoende.
2.3.1
Uit de verklaring van de tweede getuige, [getuige 2], buurman van B, blijkt dat er in het huis van B veel mensen woonden. Niet blijkt uit die verklaring dat A gedwongen was niet in het huis van B te wonen, daar niet mee at of dat A door B ontslagen werd. Ook deze verklaring is derhalve onvoldoende om als bewijs te kunnen fungeren voor de stellingen van A.
3 Conclusie van bovenstaande moet zijn dat A niet is geslaagd in haar bewijsopdracht. Aangezien A het bewijsrisico draagt van haar stellingen, moet de volgende conclusie zijn dat de verzoeken van A die gegrond zijn op die stellingen moeten worden afgewezen.
3.1
Zoals reeds in sustenu 3.5.2 van de beschikking van 18 juni 2013 is geoordeeld moet B het salaris van A over de periode 1 tot en met 17 november 2011 betalen, als ook vijftien vakantiedagen vergoeden, te vermeerderen met de wettelijke rente en de vergoeding wegens vertraging. Voor wat betreft de hoogte van het salaris moet worden uitgegaan van het bedrag van Afl. 750,- netto per maand.
4 Nu partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk zijn gesteld wordt geoordeeld dat ieder de eigen proceskosten dient te dragen.

3.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
3.1
veroordeelt B om aan A binnen 14 dagen na dagtekening van deze beschikking, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, het netto loon over de periode 1 tot en met 17 november 2011, uitgaande van een netto maandsalaris van Afl. 750,- , te vermeerderen met de wettelijke rente en de verhoging wegens vertraging vanaf 8 december 2011 tot aan de dag der algehele betaling, te voldoen;
3.2
veroordeelt B aan A, binnen 14 dagen na dagtekening van de beschikking, het netto equivalent van de uitbetaling van 15 vakantiedagen, vermeerderd met de wettelijke rente en de vergoeding wegens vertraging over dat bedrag ingaande 8 december 2011 en tot de dag der algehele vergoeding, te voldoen;
3.3
compenseert de proceskosten met dien verstande dat ieder der partijen de eigen proceskosten zal dragen;
3.4
wijst hetgeen meer of anders werd verzocht, af.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. Mol, rechter in dit gerecht en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 16 juni 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.