In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 23 juni 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Desarollos Hotelco Corporation Aruba N.V. (hierna: Ritz) en een werknemer, aangeduid als [verweerder]. Ritz verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van gewichtige redenen, terwijl [verweerder] verweer voerde en concludeerde tot afwijzing van het verzoek. Subsidiair vroeg hij om een billijkheidsvergoeding van Afl. 120.300,-- indien de ontbinding zou worden toegewezen.
Tijdens de zitting op 20 maart 2015 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden, die pleitnota's hebben overgelegd en op elkaars stellingen hebben gereageerd. Ritz stelde dat de functie van [verweerder] was opgeheven omwille van een efficiëntere bedrijfsvoering en dat zij een passende andere functie had aangeboden, welke [verweerder] had geweigerd. Het Gerecht oordeelde echter dat Ritz niet voldoende had aangetoond dat zij [verweerder] een passende functie had aangeboden en dat de reorganisatie niet absoluut noodzakelijk was voor de continuïteit van het bedrijf.
Het Gerecht concludeerde dat Ritz niet in de gelegenheid had gesteld om te beoordelen of de aangeboden functie passend was en dat [verweerder] redelijkerwijs niet verplicht was deze functie te aanvaarden. De verzoeken van Ritz werden afgewezen en zij werd veroordeeld in de proceskosten van [verweerder], begroot op Afl. 1.800,--. Deze beschikking werd openbaar uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.