ECLI:NL:OGEAA:2015:120

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 juni 2015
Publicatiedatum
30 juni 2015
Zaaknummer
A.R. 1525 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake huurachterstand en ontruiming van een woning in Aruba

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben eisers A en B, vertegenwoordigd door advocaat mr. N.S. Gravenstijn, gedaagden D en E aangeklaagd wegens huurachterstand en ontruiming van een woning. De partijen hadden op 2 april 2013 een huurovereenkomst gesloten voor een jaar, met een huurprijs van Afl. 1.650 per maand. Vanaf juli 2013 hebben gedaagden echter geen huur meer betaald. Eisers hebben op 6 januari 2014 schriftelijk medegedeeld dat de huurovereenkomst na 31 maart 2014 niet verlengd zou worden. De huurcommissie heeft op 20 januari 2014 bepaald dat eisers de huur mochten beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand.

Eisers vorderden in conventie betaling van de achterstallige huur, ontruiming van de woning en vergoeding van proceskosten. Gedaagden voerden verweer en stelden dat er een koopovereenkomst was gesloten, waardoor de huurbetalingen zouden zijn opgeschort. Het gerecht oordeelde dat de huurovereenkomst nog van kracht was, omdat er geen bewijs was dat deze was ontbonden. De vordering tot ontruiming werd afgewezen, maar gedaagden werden wel veroordeeld tot betaling van de huurachterstand.

Het gerecht oordeelde dat gedaagden, door geen huur te betalen, in gebreke waren en dat de vordering tot ontruiming niet kon worden toegewezen. De vordering in reconventie van gedaagden werd eveneens afgewezen. Het vonnis concludeerde met de veroordeling van gedaagden tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten, met de wettelijke rente over de verschuldigde bedragen.

Uitspraak

Vonnis van 24 juni 2015
Behorend bij A.R. 1525 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
A
en
B
beiden te Aruba,
hierna ook te noemen: [eisers],
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
tegen:
D
en
E,
te Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagden],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de akte eiswijziging,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie;
- de conclusie van repliek in conventie, tevens van antwoord in reconventie;
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens van repliek in reconventie;
- de conclusie van dupliek in reconventie.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen hebben op 2 april 2013 een akte getekend met betrekking tot een woning die daarbij door [eisers] aan [gedaagden] werd verhuurd. De overeenkomst werd gesloten voor een jaar met een verlengingsmogelijkheid.
2.2
Partijen kwamen een huurprijs van Afl. 1.650, per maand overeen met een borg van een maand huur.
2.3
Vanaf juli 2013 wordt geen huur meer betaald.
2.4
Bij schriftelijke mededeling van 6 januari 2014 hebben [eisers] kenbaar gemaakt dat de huurovereenkomst na 31 maart 2014 niet verlengd zou worden.
2.5
Bij beschikking van 20 januari 2014 heeft de huurcommissie – kort gezegd – bepaald dat [eisers] de huur mogen beëindigen met inachtneming van een beëindigingstermijn van één maand, volgende op de terpostbezorging van een door de verhuurder aan huurder gerichte daartoe strekkende aangetekende mededeling.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
[eisers] vorderen na eiswijziging in conventie:
[gedaagden] te veroordelen, de een betalend, andere bevrijdend, om tegen behoorlijk bewijs van betaling, aan [eisers] te voldoen het bedrag van Afl. 24.750, aan hoofdsom, vermeerderen met het op de datum van de onderhavige procedure te wijzen vonnis nog te vervallen huurtermijnen van Afl. 1.650, per maand;
vermeerderd met de incassokosten ad Afl. 2.475,;
alsmede de wettelijke rente vanaf april 2014, dan wel vanaf 28 mei 2014, zijnde de datum van ingebrekestelling, tot aan de dag der algehele voldoening en om
[gedaagden] te voordelen de woning gelegen te [adress], op Aruba met alle daarin aanwezige personen en goederen, voor zover deze laatste geen eigendom van [eisers] zijn, te ontruimen en te verlaten binnen 48 uur na het in deze door het gerecht te wijzen vonnis en door afgifte van de sleutels, deze ter vrije beschikking van [eisers] te stellen;
met machtiging aan [eisers] om indien [gedaagden] met de ontruiming in gebreke mocht blijven, de litigieuze woning te ontruimen, deze zelf te doen uitvoeren, desnoods door de hulp in te roepen van de sterke arm van politie en justitie; subsidiair, slechts voor wat vermelde machtiging betreft, met veroordeling van [gedaagden] om aan [eisers] te betalen een onmiddellijk opeisbare dwangsom ad Afl. 1.000, voor elke dag dat [gedaagden] nalaten aan het in deze te geven bevel te voldoen;
[gedaagden], mede ex artikel 13 van de huurovereenkomst, te veroordelen, de een betalend de andere bevrijdend, in de kosten van deze procedure zoals beslagkosten, griffierechten, zegels, en alle overige verschotten alsook het salaris ven de gemachtigde begroot aan de hand van het liqiudatietarief.
Hoewel het er in de akte van 8 oktober 2014 niet zo staat, zal het gerecht de eerste vordering zo lezen dat ook veroordeling wordt gevorderd van huur over de maanden vanaf oktober 2014 en niet alleen tot oktober 2014 (ad Afl. 24.750,) en vervolgens vanaf de datum van dit vonnis (te weten 17 juni 2015) “nog te vervallen huurtermijnen”. Toewijzing van een dergelijke vordering zou erop neerkomen dat vanaf oktober 2014 tot 1 juli 2015 geen huur gevorderd wordt hetgeen op grond van de stellingen van [eisers] evident niet de bedoeling is. [gedaagden] worden daardoor in hun (inhoudelijke) verdediging niet geschaad.
3.2 [
[eisers] gronden de vordering erop dat [gedaagden] in gebreke zijn met de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting.
3.3 [
[gedaagden] voert hiertegen verweer, met vordering – uitvoerbaar bij voorraad – tot veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
3.4 [
[gedaagden] vorderen in reconventie – kort gezegd – veroordeling van [eisers] tot nakoming van een koopovereenkomst met betrekking tot de woning op straffe van een dwangsom, met veroordeling van [eisers] tot vergoeding van de proceskosten.
3.5 [
[gedaagden] gronden de vordering erop dat meet [eisers] overeenstemming is bereikt over de koop van de woning maar [eisers] die overeenkomst niet nakomen.
3.6 [
[eisers] voeren tegen de vordering in reconventie verweer, met vordering – uitvoerbaar bij voorraad – tot veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1.
Het gerecht constateert dat [eisers] bij inleidend verzoek van 30 juni 2014 en akte van 8 oktober 2014 ook vanaf 1 april 2014 betaling van huur vordert. Daarmee verdraagt zich niet, dat [eisers] zich tegelijkertijd erop beroepen dat aan de huurovereenkomst een einde is gekomen door de mededeling van 6 januari 2014 of door de beschikking van 20 januari 2014. Niet gebleken is overigens dat op de beschikking van 20 januari 2014 een schriftelijke mededeling is gevolgd zoals het dictum van die beschikking voorschrijft. Nergens blijkt uit dat [eisers] de huurovereenkomst hebben ontbonden of dat nu vorderen. De huurovereenkomst is dus nog van kracht. De vordering tot ontruiming stuit daarop af.
4.2. [
[gedaagden] erkennen dat zij vanaf juli 2013 geen huur hebben betaald. Dat rechtvaardigen zij met de stelling, dat partijen een koopovereenkomst met betrekking tot de woning hebben gesloten en binnen die overeenkomst is afgesproken, dat wat vanaf juli 2013 nog aan huurpenningen zou moeten worden betaald, bij de betaling aankoop van de woning zou worden meegefinancierd. [eisers] betwisten dat.
4.3.
Door [eisers] is de stelling, dat zij de woning hebben gekocht en in dat kader is overeengekomen, dat de vanaf juli 2013 verschuldigde huur pas opeisbaar zou zijn bij overdracht van de eigendom van de woning niet voldoende toegelicht. De stelling ontbeert specificatie van het hoe, wanneer, in welke bewoordingen en onder welke overige omstandigheden het tot een koopovereenkomst zou zijn gekomen. Het enkele feit dat op verzoek van [gedaagden] een taxatierapport is opgesteld, gedateerd oktober 2014, is onvoldoende. Het gerecht komt daarom niet toe aan getuigenbewijslevering. Ten overvloede overweegt het gerecht in dit verband nog, dat [eisers] aangeven dat bewijs kan worden geleverd door het horen van [eisers] en [gedaagden] Het gerecht leidt daaruit af dat er geen anderen betrokken zijn geweest bij eventuele onderhandelingen. Het gerecht zou, gegeven de standpunten van partijen, in dat geval het aanbod tot het horen van enkel partijen op voet van artikel 145 lid 4 Rv hebben afgewezen.
4.4.
De reconventionele vordering stuit daarop af. [gedaagden] hebben geen grond om huurbetaling op te schorten.
4.5. [
[gedaagden] zullen dus worden veroordeeld om de huurpenningen vanaf juli 2013 te betalen. [gedaagden] doen er, als zij in de woning willen blijven wonen, verstandig aan de huurachterstand onmiddellijk te betalen en de lopende huur tijdig te voldoen. Bij gebrek daaraan zullen [eisers] de huurovereenkomst immers (ook buitengerechtelijk) kunnen ontbinden en (zonodig in kort geding) ontruiming op korte termijn kunnen vorderen.
4.6.
De buitengerechtelijke incassokosten zijn op grond van de huurovereenkomst toewijsbaar en overigens niet exorbitant. Ook de wettelijke rente is toewijsbaar, zij het steeds alleen over de reeds opeisbare maandtermijnen en niet – bijvoorbeeld over de op 1 april 2014 nog niet opeisbare huur over de maand mei 2014 en volgende. De wettelijke rente over de incassokosten is verschuldigd vanaf 28 mei 2014.
4.7. [
[gedaagden] zullen als in overwegende mate in het ongelijk te stellen partijen tot betaling van de proceskosten in conventie en in reconventie worden veroordeeld.
5. DE UITSPRAAK
De rechter in dit gerecht:
in conventie
veroordeelt [gedaagden], hoofdelijk, tot betaling aan [eisers] van een bedrag van Afl. 27.225,, vermeerderd met Afl. 1.650, per maand vanaf 1 oktober 2014 tot de dag waarop aan de huurovereenkomst een einde komt, te vermeerderen met de wettelijke rente, steeds over het saldo van de dan openstaande hoofdsom tot de dag waarop volledig zal zijn betaald en voor wat betreft de incassokosten vanaf 28 mei 2014 tot de dag waarop volledig zal zijn betaald;
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eisers] worden begroot op Afl. 450, aan griffierecht, Afl. 390, aan explootkosten en Afl. 1.800, aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
wijst het gevorderde af;
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van de procedure, in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [eisers] Afl. 900, aan salaris van de gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 juni 2015 in aanwezigheid van de griffier.