Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN
Afl. 250,00 per maand aan de vrouw.
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, betreft het een kort geding dat is aangespannen door de man, A, tegen de vrouw, B, met betrekking tot een executiegeschil over partneralimentatie. De man had in het verleden alimentatieplicht jegens de vrouw, vastgesteld bij vonnis van 26 juni 1997, waarbij hij was veroordeeld tot betaling van Afl. 250,00 per maand. De vrouw heeft op 5 mei 2015 executoriaal derdenbeslag laten leggen op het pensioen van de man onder de Stichting Algemeen Pensioenfonds Aruba (Apfa). De man vorderde in dit kort geding de opheffing van het beslag, stellende dat zijn alimentatieplicht na 12 jaar was geëindigd, omdat er geen termijn door de rechter was vastgesteld.
De vrouw voerde verweer en stelde dat de man ten onrechte een beroep deed op artikel 1:157 lid 4 BWA, omdat dit artikel niet van toepassing was op hun situatie. De rechter oordeelde dat de man geen rechten kon ontlenen aan dit artikel, aangezien de scheiding voor de inwerkingtreding van de nieuwe wet had plaatsgevonden. De man had bovendien zonder rechterlijke tussenkomst de betalingen gestaakt en niet gereageerd op verzoeken om de betalingen te hervatten. De rechter concludeerde dat de vrouw gerechtigd was het vonnis van 1997 te executeren.
De vordering van de man werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de kosten van de procedure, die aan de zijde van de vrouw op Afl. 1.000,00 voor salaris van de gemachtigde werd begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 1 juli 2015, in aanwezigheid van de griffier.