In deze zaak, die op 1 juli 2015 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, gaat het om een kort geding tussen de naamloze vennootschap House of Japan @ South Beach N.V. (hierna: South Beach) en de vennootschap Aruba Caribbean Hotel Limited Partnership, Radisson Aruba & Casino (hierna: Radisson). South Beach vordert dat Radisson de executie van een proces-verbaal van 12 maart 2015, waarin een tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst is opgenomen, staakt. South Beach stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, die onder andere betrekking hebben op het geluidsniveau dat door South Beach geproduceerd mag worden. Radisson voert verweer en stelt dat South Beach niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 12 juni 2015 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft na de behandeling een ordemaatregel gegeven, die op schrift is gesteld en aan partijen is uitgereikt. Het Gerecht oordeelt dat er geen gronden zijn om South Beach niet-ontvankelijk te verklaren en dat het spoedeisend belang van South Beach bij haar vorderingen evident is. Het Gerecht heeft vastgesteld dat het geluidsniveau dat South Beach mag produceren, niet meer dan 90 dB(A) mag zijn, gemeten vanaf 1 meter van de perceelgrens van Radisson.
Het Gerecht heeft vervolgens geoordeeld dat Radisson moet worden geboden de executie van het proces-verbaal te staken, onder de voorwaarde dat South Beach zich houdt aan het vastgestelde geluidsniveau. Daarnaast is Radisson veroordeeld tot het betalen van dwangsommen bij overtreding van dit gebod. De kosten van de procedure zijn aan Radisson opgelegd, aangezien zij in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis is uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur in het openbaar.