ECLI:NL:OGEAA:2015:165

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 juli 2015
Publicatiedatum
6 juli 2015
Zaaknummer
A.R. 1615 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in incident tot tussenkomst in civiele procedure tussen stichting en g

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 1 juli 2015 een vonnis gewezen in een incident tot tussenkomst. De zaak betreft een geschil tussen E* c.s. en de stichting Hollands Vastgoed in Costa Rica, waarbij E* c.s. verzocht om tussenkomst in de procedure tussen Hollands Vastgoed en g*. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 4 februari 2015, waarin het gerecht om nadere informatie vroeg over de woonplaats van E* c.s. en een akte gedateerd 3 december 2014. E* c.s. diende een akte in op 4 maart 2015, maar het gerecht heeft deze buiten beschouwing gelaten omdat er geen producties waren ingediend zoals eerder gevraagd. Het gerecht oordeelde dat E* c.s. niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij een vordering op g* hebben en dat er geen eigen belang is in de procedure tussen Hollands Vastgoed en g*. Het verzoek tot tussenkomst werd afgewezen, en E* c.s. werden veroordeeld in de proceskosten van Hollands Vastgoed. De zaak is opnieuw op de rol gezet voor vonnis op 9 september 2015.

Uitspraak

Vonnis van 1 juli 2015
Behorend bij A.R. 1615 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het incident tot tussenkomst
zijdens
E*,
beiden te Nederland,
hierna ook te noemen: E* c.s.,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
in de zaak van:
de stichting
STICHTING HOLLANDS VASTGOED IN COSTA RICA,
te Nederland,
hierna ook te noemen: Hollands Vastgoed,
gemachtigde: de advocaat mr. G.W. Rep,
tegen:
*G,
te Nederland,
hierna ook te noemen: g*,
niet verschenen.

1.DE VERDERE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 februari 2015;
- de akte zijdens E* c.s. van 4 maart 2015;
- de antwoordakte van Hollands Vastgoed van 8 april 2015.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Bij tussenvonnis in het incident is om nadere informatie gevraagd met betrekking tot de woonplaats van E* c.s. en de zich in het dossier bevindende ‘akte’ gedateerd 3 december 2014.
2.2
Uit de verkregen informatie en de aantekeningen op de omslagmap van de griffie valt op te maken dat op 5 november 2014 een “akte inhoudende incidentele conclusie tot tussenkomst” werd ingediend namens mr. E.E. Rosenstand en werd ondertekend door mr. D.L. Emerencia. Bij deze akte waren geen producties gevoegd. Onder 8 van de akte wordt aangekondigd:
Aangezien ondergetekende[lees: mr. Rosenstand]
ten tijde van het dienen van deze akte uitlandig is, zullen de producties binnen één week na heden, middels akte, worden ingebracht.
2.3
De producties zijn niet binnen één week na 5 november 2014 op de griffie ontvangen.
2.4
De zaak is op de rolzitting van 5 november 2014 verwezen naar de rolzitting van 3 december 2014 voor antwoord in het incident. Dat antwoord is op die datum genomen. De zaak is daarna verwezen naar de rol van 4 februari 2015 voor vonnis.
2.5
Niet blijkt dat op 3 december 2014 of enige andere rolzitting door E* c.s. een akte is genomen tot overlegging van producties. Die is kennelijk ook niet door Hollands Vastgoed ontvangen. Het gerecht beschouwd daarom het stuk dat is gedateerd “3 dec.” als niet genomen. Aangezien de zaak op de rolzitting van 3 december 2014 voor vonnis kwam te staan, verkeerde de zaak in incident daarmee in staat van wijzen zodat op een andere rolzitting geen akte kon worden genomen. Het gerecht zal het desbetreffende stuk daarom buiten beschouwing laten.
2.6
Het gerecht heeft bij tussenvonnis van 4 februari 2015 overwogen, dat nadere informatie nodig was omtrent het al dan niet dienen door E* c.s. op 3 december 2014 en dat, als door E* c.s. op 3 december 2014 wél een akte met producties zou zijn genomen, Hollands Vastgoed daarop nog mocht reageren. In het tussenvonnis is niet overwogen dat E* c.s. alsnog toegelaten zullen worden producties over te leggen. In zoverre blijft de akte van 4 maart 2015 zijdens E* c.s. buiten beschouwing. Dat de advocaat van E* c.s. op 5 november 2014 in het buitenland was en daardoor geen producties aan de oorspronkelijke akte kon hechten komt voor rekening van E* c.s.
2.7
Het gerecht wijst verder het verzoek tot tussenkomst af. Met Hollands Vastgoed is het gerecht van oordeel dat E* c.s. niet aannemelijk hebben gemaakt dat en in hoeverre zij een vordering op g* hebben en welk eigen belang daarbij in de onderhavige procedure tussen Hollands Vastgoed en g* aan de orde is.
2.8
Tenslotte komen vorderingen waarbij de belangen van in deze zaak niet betrokken derden in het geding zijn, ook op die grond niet voor toewijzing in aanmerking zodat op dat punt geen belang bij tussenkomst bestaat.
2.9
Als de in het ongelijk te stellen partij zullen E* c.s. de proceskosten van Hollands Vastgoed in het incident moeten vergoeden.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
De rechter in dit gerecht:
in het incident:
wijst de vordering af;
veroordeelt E* c.s. in de kosten van dit incident, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Hollands Vastgoed worden begroot op Afl. 900, aan salaris van de gemachtigde,
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
in de hoofdzaak:
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 9 september 2015 voor vonnis.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 juli 2015 in aanwezigheid van de griffier.