ECLI:NL:OGEAA:2015:180

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
17 juli 2015
Publicatiedatum
20 juli 2015
Zaaknummer
K.G. 1243 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Arubus voor letselschade na verkeersongeval

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderde E* een verklaring voor recht dat de naamloze vennootschap Compania di Bus Arubano N.V. (Arubus) aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden na een verkeersongeval op 25 september 2009. E* was betrokken bij een aanrijding met een bus van Arubus, waarbij hij letsel opliep. De eerste rechter had de vorderingen van E* afgewezen, waarna hij in hoger beroep ging. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie had eerder geoordeeld dat Arubus aansprakelijk was voor de schade van E*.

De feiten van de zaak zijn als volgt: E* bestuurde een motorfiets die in botsing kwam met een bus van Arubus. De botsing vond plaats op een gelijkwaardige kruising, waarbij E* van rechts kwam. Arubus voerde aan dat de kruising aan de oostzijde was afgesloten door een halve verkeersafzetting, waardoor de situatie als een T-kruising moest worden beschouwd. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat E* en de bestuurder van de bus elkaar geen voorrang hadden verleend, wat leidde tot de aansprakelijkheid van Arubus.

In het kort geding dat volgde, vorderde E* een voorschot op de schadevergoeding van Afl. 176.429,69. De rechter oordeelde dat E* voldoende spoedeisend belang had bij zijn vordering en dat er voldoende bewijs was van de letselschade die hij had opgelopen. De rechter kende E* een voorschot van Afl. 150.000 toe, en Arubus werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 17 juli 2015 door mr. W.J. Noordhuizen.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 17 juli 2015
Behorend bij K.G. 1243 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
E*,
te Aruba,
hierna ook te noemen: E*,
gemachtigde: de advocaat mr. E. Duijneveld,
tegen:
de naamloze vennootschap
COMPANIA DI BUS ARUBANO N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Arubus,
gemachtigde: de advocaat mr. J.J. Steward.
DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de pleitnota van E*;
- de pleitnota van Arubus;
- de aantekeningen van de griffier ter gelegenheid van de mondelinge behandeling op 3 juli 2015.
Aan partijen is meegedeeld dat vandaag vonnis zou worden gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij vonnis van 19 mei 2015 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (verder: het hof), voor zover nu van belang, geoordeeld:
2.1
Tussen partijen staat het volgende vast. Op 25 september 2009 heeft in Aruba een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij een door E* bestuurde motorfiets in botsing kwam met een door. _______(hierna: Bestuurder) bestuurde bus van Arubus. Hierbij heeft E* letsel opgelopen. Een politierapport d.d. 10 mei 2011 vermeldt over dit verkeersongeval onder meer:
"Korte omschrijving van het ongeval
Veroorzaker (hiermee wordt E* bedoeld, opmerking Hof) reed in oostelijke
richting over de Watapana Gezaag. Betrokkene (hiermee wordt Bestuurder bedoeld, opmerking Hof) reed in zuidelijke richting over de Dirksstraat. Deze wegen vormen een gelijkwaardige kruising waarbij snelverkeer van rechts voorrang heeft. Bij de kruising Watapana Gezaag en de Dirksstraat is aan de oostzijde van de kruising voor
het verkeer rijdende in oostelijke richting afgesloten door middel van een halve
verkeersafzetting. Dus het verkeer rijdende in oostelijke richting over de Watapana Gezaag rnoet links of rechts de Dirksstraat inrijden. De betrokkene die in zuidelijke richting reed over de Dirksstraat had reeds de kruising opgereden. De veroorzaker die met de motorfiets in oostelijke richting reed over de Watapana Gezaag had een lasmachine op de motorfiets voor hem. De veroorzaker botste tegen de rechter achterzijde van de betrokkene.
(…)
Units omschrijving
Unit: 1
Verantwoordelijkheid: Betrokkene
(...)
Schade omschrijving: rechter achter zijde en rechter achter velg
beschadigd.
(..•)
Unit: 2
Verantwoordelijkheid: Veroorzaker
(...)
Schade omschrijving: voorzijde en rechterzijde geheel beschadigd."
In opdracht van (de gemachtigde van) E* hebben W.E. Hart en S.L. Eduarda een gezamenlijk rapport d.d. 6 juni 2011 over het ongeval uitgebracht en heeft onderzoeksbureau DAC een rapport d.d. 12 juni 2011 over het ongeval uitgebracht.
2.2
In dit geding heeft E* een verklaring voor recht gevorderd dat Arubus aansprakelijk is voor de schade van E*, op te maken bij staat, en voorts toekenning van een aantal gespecificeerde voorschotten. De eerste rechter heeft de vorderingen afgewezen. Hiertegen is het hoger beroep gericht.
2.3
Vast staat dat de Watapana Gezaag en de Dirksstraat gelijkwaardige wegen zijn en dat E* van rechts kwam. Arubus heeft ten verwere aangevoerd dat, zoals in het politierapport staat vermeld, de kruising aan de oostzijde was afgesloten voor het in oostelijke richting rijdende verkeer, doordat daar een halve verkeersafzetting was geplaatst. Volgens Arubus moet daarom de plaats van het ongeval op de dag van het ongeval worden aangemerkt als een T-kruising, waarop niet verkeer van rechts, maar verkeer op de doorgaande weg voorrang had, in dit geval ______ als bestuurder van de bus die op de niet-afgesloten Dirksstraat reed.
2.4
Artikel 26 van het Landsbesluit Verkeersregels (AB 1999 no. 39) luidt als volgt:
"1. Bij nadering van een kruising of splitsing van wegen verleent een bestuurder van een voertuig voorrang aan voor hem van rechts komende andere bestuurders.
2. Het eerste lid is niet van toepassing op:
a. (...)
b. een bestuurder die zich op een weg bevindt, waarop een andere weg loodrecht of nagenoeg loodrecht uitmondt, welke andere weg ter plaatse eindigt;
c. (...)
d. (..)."
Indien er een halve verkeersafzetting was geplaatst op de Watapana Gezaag, en daardoor het verkeer dat in oostelijke richt reed (zoals E*) niet na de kruising verder rechtdoor over de Watapana Gezaag kon rijden, is dat onvoldoende om te kunnen concluderen dat de Watapana Gezaag op de Dirksstraat "uitmondde" en/of "ter plaatse eindigde" in de zin van art. 26 lid 2 sub b Landsbesluit Verkeersregels. Het verweer van Arubus wordt daarom verworpen. Arubus heeft niet (voldoende duidelijk) aangevoerd dat, anders dan in het politierapport staat vermeld, er geen sprake was van een halve afzetting, maar van een volledige afzetting van de Watapana Gezaag aan de oostzijde van de kruising (ook al verklaart Bestuurder dat wel in het onderzoeksrapport van DAC).
2.4
Artikel 1 van het Landsbesluit Verkeersregels vermeldt als definitie van voorrang verlenen: "de bestuurder van een voertuig in staat stellen ongehinderd zijn weg te vervolgen." Ook indien de bus eerder op de kruising was dan de motorfiets, zoals in het politierapport staat vermeld en past bij het in het politierapport vermelde schadebeeld, geldt daarom dat het enkele feit dat de bus en de motorfiets op de kruising met elkaar in botsing zijn gekomen, hetgeen onbetwist vaststaat, meebrengt dat E* en Bestuurder elkaar over en weer geen voorrang hebben verleend.
2.5
Voor het overige is niets aangevoerd of gebleken wat zou kunnen afdoen aan het oordeel dat Bestuurder een verkeersfout heeft gemaakt door geen voorrang te verlenen aan E*, omdat die van rechts kwam. Arubus is daarom aansprakelijk voor de schade die E* door het ongeval heeft geleden.
2.6
De door Arubus aangevoerde (en deels betwiste) omstandigheden dat E* geen rijbewijs had, te jong was om een rijbewijs te kunnen krijgen, niet oplette en een lasmachine bij zich had op de motorfiets, zijn onvoldoende om te kunnen oordelen dat de schadevergoedingsplicht van Arubus geheel of gedeeltelijk zou moeten worden verminderd wegens "eigen schuld". Voor zover Arubus heeft aangevoerd dat E* eerst langzaam reed en vervolgens opeens optrok, is die stelling in het licht van de overgelegde producties onvoldoende onderbouwd (Bestuurder verklaart dat niet in het onderzoeksrapport van DAC).
2.7
Over de vraag of E* een helm droeg, en zo nee, wat daarvan het gevolg moet zijn, houdt het Hof ieder oordeel aan. Partijen worden in de gelegenheid gesteld zich nader uit te laten over deze vraag.
2.8
Gelet op het tijdsverloop sinds de datum van het ongeval en sinds de datum van indiening van het inleidende verzoekschrift, acht het Hof het niet onwaarschijnlijk dat de schade inmiddels begroot is of (grotendeels) begroot kan worden. Het Hof zal de zaak daarom naar de rol verwijzen voor memoriewisseling over de hoogte van de schade en de hoogte van de voorschotten. E* mag daarbij (binnen de grenzen van een goede procesorde) zijn eis wijzigen. Het Hof geeft partijen in overweging om te trachten tot een minnelijke regeling te komen, met inachtneming van voorgaande oordelen. Ook indien dat niet lukt, zou het (de verzekeraar van) Arubus sieren indien niettemin een redelijk voorschot aan E* zou worden verstrekt zonder dat daarvoor rechterlijke tussenkomst nodig is.
2.2
Arubus heeft geen voorschot betaald. De bodemprocedure loopt nog bij het hof.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
E* vordert veroordeling van Arubus tot betaling van Afl. 176.429,69, met veroordeling van Arubus tot vergoeding van de proceskosten.
3.2
E* grondt de vordering erop dat Arubus aansprakelijk is voor de door hem ten gevolge van het ongeval geleden (letsel)schade, hij dringend behoefte heeft aan een voorschot daarop en Arubus niet bereid is dat te betalen.
3.3
Arubus voert hiertegen verweer, met vordering tot veroordeling van E* in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1.
E* heeft voldoende spoedeisend belang bij zijn vordering. Daaraan doet niet af dat het ongeluk enige jaren geleden heeft plaatsgevonden. E* weet sinds het hofvonnis immers pas dat hij Arubus aansprakelijk kan houden voor de door hem geleden schade. Hij hoeft een eventueel oordeel in cassatie niet af te wachten.
4.2.
In dit kort geding dient van de aansprakelijkheid van Arubus uitgegaan te worden. Uit de (niet in de Spaanse taal gestelde) schriftelijke bewijsstukken blijkt voldoende dat E* ernstig (hersen- en/of hoofd)letsel heeft ondervonden van het ongeval. Dat hij daaraan in zodanige mate eigen schuld zou dragen dat het de vergoedingsplicht van Arubus geheel of grotendeels reduceert is in kort geding niet aannemelijk geworden, waarbij de kortgedingrechter in aanmerking neemt dat de stelplicht en bewijslast ter zake eigen schuld op Arubus rust.
4.3.
Gezien de leeftijd van E*, de voorshands voldoende aannemelijke aard van het letsel en de gevolgen daarvan voor de mate waarin E* door arbeid inkomen kan genereren, acht de kortgedingrechter een voorschot onder algemene titel van Afl. 150.000, passend.
4.4.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal Arubus de proceskosten van E* moeten vergoeden.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt Arubus tot betaling aan E* van een bedrag van Afl. 150.000,;
veroordeelt Arubus in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van E* worden begroot op Afl. 1.760, aan griffierecht, Afl. 235,85 aan explootkosten en Afl. 1.500, aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 17 juli 2015 in aanwezigheid van de griffier.