ECLI:NL:OGEAA:2015:182

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
21 juli 2015
Zaaknummer
K.G. no. 1249 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over doorbetaling van loon en afstand van rechten in arbeidsrelatie

In deze zaak, die op 15 juli 2015 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, heeft eiser [X] een kort geding aangespannen tegen gedaagde [Y], h.o.d.n. [BEDRIJF], met als doel doorbetaling van zijn loon. Eiser vorderde dat gedaagde binnen 48 uur na uitspraak van het vonnis zijn loon van Afl. 1.550,-- per maand zou betalen, met terugwerkende kracht vanaf 26 januari 2014, en dat gedaagde een dwangsom van Afl. 500,-- per dag zou verbeuren bij niet-nakoming. Gedaagde heeft verweer gevoerd en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van eiser.

De rechter heeft vastgesteld dat eiser niet in staat is om de kosten van de procedure te dragen en verleent hem verlof tot kosteloos procederen. Echter, de rechter oordeelt dat eiser niet voldoende spoedeisend belang heeft aangetoond, aangezien hij anderhalf jaar heeft gewacht met het indienen van zijn vorderingen. Bovendien heeft gedaagde gesteld dat er op 26 mei 2015 een overeenkomst is gesloten waarbij eiser afstand heeft gedaan van zijn rechten in ruil voor een betaling van Afl. 2.000,--. Eiser heeft deze stelling niet overtuigend kunnen weerleggen.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van eiser afgewezen, met de overweging dat het aannemelijk is dat eiser afstand heeft gedaan van zijn rechten. Eiser wordt veroordeeld in de proceskosten, begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde van gedaagde. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 15 juli 2015.

Uitspraak

Vonnis van 15 juli 2015
Behorend bij K.G. no. 1249 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
[X],
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. M.B. Boyce,
tegen:
[Y],
h.o.d.n. [BEDRIJF],
wonende en gevestigd in Aruba,
gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 25 juni 2015.
1.2 [
eiser] is toen samen met zijn gemachtigde ter zitting verschenen, en ook [gedaagde] is verschenen samen met zijn gemachtigde. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - mede aan de hand van overgelegde pleitnota’s, die van [gedaagde] voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Naast verlof tot kosteloos procederen vordert [eiser] dat het Gerecht - zo het begrijpt - bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. [gedaagde] veroordeelt om binnen 48 uren na de uitspraak van dit vonnis aan [eiser] (door) te betalen zijn loon ad Afl. 1.550,-- per maand gerekend vanaf 26 januari 2014 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig zal zijn beëindigd, achterstallig loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente;
b. bepaalt dat [gedaagde] ten behoeve van [eiser] een dwangsom verbeurt van
Afl. 500,-- per dag dat [gedaagde] voormelde veroordeling niet nakomt;
c. [gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
2.2 [
gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van het door [eiser] gevorderde.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Uit het daartoe overgelegde bevoegdelijk afgegeven bewijs van onvermogen blijkt dat [eiser] niet in staat is om de kosten van deze procedure te dragen. Aan [eiser] zal daarom verlof worden verleend tot kosteloos procederen.
3.2
Wat betreft het door [eiser] gestelde maar door [gedaagde] gemotiveerd bestreden spoedeisend belang van [eiser] wordt het volgende overwogen. [eiser] stelt dat hij vanaf 26 januari 2014 ten onrechte geen loon meer ontvangt van [gedaagde] en dat hij daardoor in een financieel nijpende situatie is geraakt. Om voor hem moverende redenen heeft [eiser] er echter voor gekozen om eerst vrijwel anderhalf jaar nadat de door hem gestelde uitbetaling van zijn loon achterwege bleef zijn onderhavige vorderingen aan de voorzieningenrechter ter beoordeling voor te leggen. In dat verband kan zonder nadere verificatoire onderbouwing, die ontbreekt, niet worden gezegd dat van [eiser] in redelijkheid niet kan worden gevergd om te dezen een uitspraak van de bodemrechter af te wachten. De vorderingen van [eiser] zullen bij ontbreken van voldoende spoedeisend belang worden afgewezen.
3.3
Bij vorenstaande komt nog dat [gedaagde] ter zitting heeft gesteld dat partijen op 26 mei 2015 zijn overeengekomen dat [eiser] tegen betaling door [gedaagde] van
Afl. 2.000,-- op diezelfde datum afstand heeft gedaan van al zijn mogelijke rechten voortvloeiende uit de (voormalige) arbeidsrelatie tussen partijen. [eiser] heeft in dit verband erkend dat hij op 26 mei 2015 Afl. 2.000,-- heeft ontvangen van [gedaagde], maar [eiser] stelt dat hij niet akkoord is gegaan met het doen van afstand van bedoelde rechten. Die stelling oordeelt het Gerecht zonder nadere toelichting - die wederom ontbreekt - niet aannemelijk. Gesteld noch gebleken is immers waarom anders dan het doen van afstand van bedoelde rechten [gedaagde] toen Afl. 2.000,-- heeft betaald aan [eiser]. Door dat geldbedrag te accepteren van [gedaagde] heeft [eiser] naar het voorlopig oordeel van het Gerecht gelijktijdig afstand gedaan van bedoelde rechten, althans mocht [gedaagde] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat dit het geval was. Nu voorshands aannemelijk wordt geoordeeld dat [eiser] afstand heeft gedaan van al zijn mogelijke rechten voortvloeiende uit de (voormalige) arbeidsrelatie tussen partijen, valt in een bodemprocedure het oordeel te verwachten dat alle op die relatie gestoelde vorderingen van [eiser] moeten worden afgewezen. Ook dat brengt mee dat de thans door [eiser] verzochte voorzieningen moeten worden afgewezen.
3.4 [
eiser] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-weigert de door [eiser] verzochte voorzieningen;
-veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verleent verlof aan [eiser] tot kosteloos procederen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 15 juli 2015.