ECLI:NL:OGEAA:2015:196

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 augustus 2015
Publicatiedatum
21 augustus 2015
Zaaknummer
EJ. nr. 1300 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de Arubaanse rechter in gezagskwesties onder het Haagse Kinderbeschermingsverdrag

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 18 augustus 2015 een beschikking gegeven in een verzoek van de vader, wonende in Aruba, tegen de moeder, voorheen te Aruba en thans te Suriname. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. D.L. Emerencia, verzocht het gerecht om een beslissing te nemen over kwesties van gezag, hoofdverblijfplaats en omgang met betrekking tot hun minderjarige kind. De moeder werd vertegenwoordigd door haar advocaat mr. N.S. Gravenstijn.

De procedure is voortgekomen uit een eerdere beschikking van het gerecht van 16 september 2014 en is verder onderbouwd met rapporten van de Voogdijraad, waarvan het eerste rapport op 7 april 2015 werd ingediend. Tijdens de behandeling op 26 mei 2015 waren zowel de vader als de moeder aanwezig, bijgestaan door hun respectieve gemachtigden, en vertegenwoordigers van de Voogdijraad.

Het gerecht heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel zijn gewone verblijfplaats in Suriname heeft. Gezien het Haagse Kinderbeschermingsverdrag 1961, waar Aruba bij is aangesloten, heeft de Arubaanse rechter geen bevoegdheid om te oordelen over de aangevoerde kwesties. Dit is in lijn met een eerdere uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 20 mei 2014.

Daarom heeft het gerecht zich onbevoegd verklaard om van het verzoek kennis te nemen. Deze beslissing is genomen door rechter mr. E.M.D. Angela, ter zitting van 18 augustus 2015, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 18 augustus 2015
Zaaknummer EJ. nr. 1300 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
Vader,
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia,
tegen:
Moeder,
voorheen te Aruba, thans te Suriname,
VERWEERSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: thans mr. N.S. Gravenstijn.
Belanghebbenden:
Minderjarige, hierna de minderjarige,
DE VOOGDIJRAAD.

1.DE PROCEDURE

De eerdere procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 16 september 2014. De verdere procedure blijkt uit:
- het rapport van de Voogdijraad, ingediend op 7 april 2015;
- de griffiersaantekeningen van de voortzetting van de behandeling van 26 mei 2015, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vader bijgestaan door zijn gemachtigde en de moeder bij haar gemachtigde. Namens de Voogdijraad zijn aanwezig mevrouw S.M. Maduro, G. Hoogvliets en G.M. Maldonado;
- het aanvullend rapport van de Voogdijraad, ingediend op 23 juni 2015.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

De minderjarige heeft thans zijn gewone verblijfplaats in Suriname. Gelet op het Haagse Kinderbeschermingsverdrag 1961, waarbij Aruba is aangesloten, bestaat in elk geval thans geen bevoegdheid van de Arubaanse rechter om te oordelen over kwesties van gezag, hoofdverblijfplaats en omgang (zie uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 20 mei 2014 in de zaak EJnr. 2519/2012 - H-369/13).

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 18 augustus 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.