In deze zaak heeft de vader, wonende in Aruba, een verzoek ingediend tot wijziging van het ouderlijk gezag over zijn minderjarige kinderen, geboren uit twee verschillende relaties. De minderjarigen sub 1 en 3 zijn geboren uit de relatie met moeder X, en minderjarige sub 2 is geboren uit de relatie met moeder Y. De vader heeft de minderjarigen erkend en zij wonen sinds 2012 bij hem in Aruba. De vader heeft twee uitspraken overgelegd van het 'Tribunal de Premiere Instance de Port-au-Prince' van 22 september 2011, waarin het gezag over de minderjarigen aan hem is toegekend. Het verzoek van de vader strekt primair tot afgifte van een verklaring dat deze buitenlandse uitspraken geldig zijn, en subsidiair tot toewijzing van het ouderlijk gezag aan hem alleen of gezamenlijk met de moeders.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de buitenlandse uitspraken niet vatbaar zijn voor opname in het register van de burgerlijke stand, omdat deze geen informatie bevatten over het gezag over minderjarigen. Het verzoek tot afgifte van een verklaring is daarom afgewezen. Wat betreft het subsidiaire verzoek heeft de rechtbank overwogen dat het in uitzonderlijke gevallen mogelijk is om één ouder met het gezag te belasten, maar dat er geen ernstige communicatieproblemen zijn aangetoond tussen de vader en de moeders. Daarom is besloten dat de vader en de moeders gezamenlijk met het gezag over de minderjarigen worden belast. De beschikking is gegeven door rechter E.M.D. Angela en is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2015.