ECLI:NL:OGEAA:2015:199

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 augustus 2015
Publicatiedatum
24 augustus 2015
Zaaknummer
EJ. nr. 245 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging ouderlijk gezag en hoofdverblijfplaats van minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vader een verzoek ingediend tot wijziging van het ouderlijk gezag en de hoofdverblijfplaats van zijn twee minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.L. Griffith, verzocht primair om alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen te worden belast, subsidiair om gezamenlijk met de moeder het gezag te delen en de hoofdverblijfplaats bij hem te bepalen. De moeder, die in Peru verblijft met de kinderen, is niet verschenen op de zitting, ondanks een behoorlijke oproeping.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 10 februari 2015 was ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 mei 2015 was de vader aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl de moeder afwezig was. De kinderen zijn respectievelijk in 2007 en 2012 geboren. De vader heeft de kinderen erkend, maar de moeder heeft van rechtswege het ouderlijk gezag. In een eerder vonnis van 18 februari 2015 werd de vordering van de vader om de moeder te verbieden met de kinderen Aruba te verlaten afgewezen.

De rechter oordeelde dat de kinderen momenteel hun gewone verblijfplaats in Peru hebben en dat er op basis van het Haagse Kinderbeschermingsverdrag 1961 geen bevoegdheid is voor de Arubaanse rechter om te oordelen over kwesties van gezag en hoofdverblijfplaats. De rechter concludeerde dat de moeder geen misbruik heeft gemaakt van haar ouderlijk gezag door met de kinderen naar Peru te verhuizen, aangezien zij altijd de dagelijkse zorg voor hen heeft gehad. De rechter verklaarde zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.

Uitspraak

Beschikking van 18 augustus 2015
Behorend bij EJ. nr. 245 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen
Vader,
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
tegen
Moeder,
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder.
Belanghebbenden:
Minderjarige sub 1,
Minderjarige sub 2,
de minderjarigen.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 10 februari 2015,
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 26 mei 2015, waaruit blijkt dat de vader is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens de Voogdijraad is aanwezig mevrouw S.M. Maduro. De moeder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de moeder is op [datum] 2007 in Peru geboren minderjarige sub 1 en op [datum] 2012 in Aruba geboren minderjarige sub 2 (hierna: de kinderen). De vader heeft de kinderen erkend. De moeder heeft van rechtswege het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2
Bij vonnis in kort geding van dit gerecht van 18 februari 2015 (KG-163/15) is de vordering van de vader strekkende tot het verbieden van de moeder om -hangende deze bodemprocedure- met de kinderen Aruba te verlaten afgewezen.
2.3
De moeder is op 21 april 2015 met de kinderen naar Peru vertrokken.
3. HET VERZOEK
Het - ter zitting gewijzigd - verzoek strekt er primair toe om de vader voortaan alleen met het ouderlijk gezag over de kinderen te belasten, subsidiair om de vader gezamenlijk met de moeder met het ouderlijk gezag over de kinderen te belasten en de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen, en te bevelen dat de kinderen teruggeleid worden naar Aruba op straffe van een dwangsom, met machtiging om zonodig de hulp van de sterke arm in te roepen.

4.DE BEOORDELING

4.1
De kinderen hebben thans hun gewone verblijfplaats in Peru. Gelet op het Haagse Kinderbeschermingsverdrag 1961, waarbij Aruba is aangesloten, bestaat in elk geval thans geen bevoegdheid van de Arubaanse rechter om te oordelen over kwesties van gezag en hoofdverblijfplaats (zie uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 20 mei 2014 in de zaak EJnr. 2519/2012 - H-369/13).
4.2
Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen.
Het gerecht is, mede gelet op de inhoud van voornoemd kort geding vonnis, van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de moeder misbruik heeft gemaakt van haar ouderlijk gezag door met de kinderen in Peru te gaan wonen.
De moeder is degene die altijd de dagelijkse zorg voor de kinderen heeft gehad. Niet gebleken is dat de kinderen thans niet goed worden verzorgd en dat het in het belang van de kinderen is om (zonder de moeder) bij de vader in Aruba te komen wonen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verklaart zich onbevoegd om van het verzoek kennis te nemen.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, ter terechtzitting van dinsdag 18 augustus 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.