ECLI:NL:OGEAA:2015:212

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 augustus 2015
Publicatiedatum
24 augustus 2015
Zaaknummer
A.R. 1566 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over verjaring van een schuld en kredietverplichtingen

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de eiseres, ABN AMRO BANK N.V., een veroordeling van de gedaagde tot betaling van € 3.218,37. Dit bedrag was gebaseerd op een krediet en roodstand op een studentenrekening, inclusief rente tot en met 20 juni 2014, en contractuele rente over een deel van het bedrag vanaf 23 juni 2014. De gedaagde, die in Aruba woont, betwistte de vordering en stelde dat hij in 2008 zijn schuld had afgelost door een overboeking van zijn spaarrekening. Hij voerde aan dat de eiseres geen bewijs had geleverd van de openstaande schuld en deed een beroep op verjaring.

De rechter beoordeelde de argumenten van beide partijen. De eiseres overhandigde bankafschriften die aantoonden dat de rekeningen van de gedaagde gedurende 2008 debet stonden, wat de claim van de gedaagde dat hij alles had afgelost, ondermijnde. Bovendien oordeelde de rechter dat het beroep van de gedaagde op verjaring niet opging, omdat de eiseres meerdere aanmaningsbrieven had verstuurd, waardoor de verjaring was gestuit. De rechter ging niet in op het verweer van de gedaagde met betrekking tot incassokosten, aangezien de eiseres deze niet vorderde.

Uiteindelijk oordeelde de rechter dat de vordering van de eiseres gegrond was. De gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente, en werd ook veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de eiseres. Het vonnis werd uitgesproken op 19 augustus 2015, en de rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, terwijl het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 19 augustus 2015
Behorend bij A.R. 1566 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap naar Nederlands recht
ABN AMRO BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: de advocaat mr. M.W.A. van der Gulik,
tegen:
B,
wonende te Aruba,
gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. V.A.V. Carlo.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Eiseres vordert veroordeling – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad – van gedaagde tot betaling van € 3.218,37, zijnde de hoofdsom die eiseres stelt van gedaagde te vorderen te hebben wegens – kort gezegd – verstrekt krediet en roodstand op een studentenrekening, met inbegrip van rente verschenen tot en met 20 juni 2014 en te vermeerderen met contractuele rente over € 2.421,36 vanaf 23 juni 2014, kosten rechtens. Eiseres stelt dat de bedragen opeisbaar zijn en dat gedaagde nalatig is te betalen.
2.2
Gedaagde stelt dat hij in 2008 alles heeft afgelost door overboeking van zijn spaarrekening. Hij heeft daar geen afschriften meer van. Het ligt op de weg van eiseres daarin inzicht te geven. Tevens doet gedaagde een beroep op verjaring. Hij concludeert tot afwijzing van de vordering.

3.DE BEOORDELING

3.1
Na de stelling van gedaagde dat hij in 2008 alles van zijn spaarrekening had voldaan, heeft eiseres afschriften overgelegd van de rekeningen nrs 614758602 en 479285667 over het jaar 2008 en verder overgelegd. Daaruit blijkt dat deze rekeningen gedurende het gehele jaar 2008 en, ook de jaren erna, debet stonden. Van een overboeking van zijn spaarrekening ter zuivering van de debetstand, als door gedaagde bedoeld, blijkt niet. Niet uitgesloten is dus dat gedaagdes geld nog op de spaarrekening staat, maar dat gaat deze procedure te buiten.
3.2
Het beroep van gedaagde op verjaring gaat niet op. Eiseres heeft een serie aanmaningsbrieven verstuurd, waarvan gedaagde er tenminste twee heeft ontvangen. Dat blijkt uit gedaagdes e-mail aan Abnamro d.d. 2 november 2011 (productie 2 bij conclusie van antwoord). Daarmee is de verjaring gestuit.
3.3
Aan gedaagdes verweer over incassokosten gaat het gerecht voorbij. Eiseres vordert deze niet.
3.4
Uit het voorgaande blijkt dat de vordering gegrond is. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van eiseres.

4.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
veroordeelt gedaagde tot betaling van € 3.218,37, te vermeerderen met contractuele rente over € 2.421,36 vanaf 23 juni 2014;
veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van eiseres worden begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 214,-- aan explootkosten en Afl. 500,-- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 augustus 2015 in aanwezigheid van de griffier.