ECLI:NL:OGEAA:2015:217
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van schuld en rechtsgeldigheid van cessie in civiele zaak
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser A een vordering ingesteld tegen gedaagde Aruba Ministorage N.V. (Unipa) voor betaling van een schuld van Afl. 20.031,25, vermeerderd met rente en advocaatkosten. A stelt dat hij gesubrogeerd is door Arubabank in alle vorderingen op Unipa, inclusief toekomstige vorderingen op derden, zoals Divi Golf Aruba N.V. Unipa betwist de rechtsgeldigheid van de cessie en stelt dat de vordering op Divi niet rechtsgeldig aan A is overgedragen. De procedure omvatte verschillende conclusies van partijen en eindigde met een vonnis op 19 augustus 2015.
Het Gerecht oordeelt dat Unipa onvoldoende heeft betwist dat A recht heeft op de restant-hoofdsom van Afl. 4.923,97. De vordering van A wordt toegewezen, evenals de advocaatkosten, met uitzondering van een post van Afl. 2.000,-- die niet wordt toegewezen. Het Gerecht bevestigt de geldigheid van de cessie van de vordering op Divi en oordeelt dat Unipa de kosten van inning bij derden moet dragen. De overeengekomen rente van 9,25% per jaar wordt eveneens bevestigd. In reconventie wordt het verzoek van Unipa om de akte van cessie ongeldig te verklaren afgewezen. Unipa wordt veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van A, terwijl de kosten in reconventie op nihil worden vastgesteld.
De uitspraak bevestigt de rechtsgeldigheid van de cessie en de vordering van A, en legt de kosten bij de in het ongelijk gestelde partij, Unipa.