ECLI:NL:OGEAA:2015:218

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 augustus 2015
Publicatiedatum
24 augustus 2015
Zaaknummer
A.R. 78 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na brand van een auto en verweer op basis van grove schuld

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser A, vertegenwoordigd door mr. G. de Hoogd, een vordering ingesteld tegen de naamloze vennootschap Boogaard Assurantiën N.V., vertegenwoordigd door mr. O.R. van Trikt. Eiser vordert een schadevergoeding van Afl. 32.903,--, vermeerderd met wettelijke rente, als gevolg van de totale verbranding van zijn auto op 18 januari 2013. De auto was verzekerd via gedaagde, die als gevolmachtigd agent optrad voor New Treston Insurance NV. Eiser stelt dat gedaagde in verzuim is omdat zij geen vervangende auto heeft vergoed.

Gedaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd en stelt dat er aanwijzingen zijn van brandstichting in het huis van eiser, waarbij eiser mogelijk betrokken is. Er zijn bedreigende teksten aangetroffen die in het Surinaams zijn geklad, en een handschriftdeskundige heeft geconcludeerd dat de kans groot is dat deze teksten door eiser zijn geschreven. Gedaagde beroept zich ook op de eigen grove schuld van eiser, omdat hij zijn auto onbeheerd heeft achtergelaten na de eerste brand, terwijl er aanwijzingen waren dat de brandstichter mogelijk terug zou komen.

Het gerecht heeft de argumenten van gedaagde overwogen, maar oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat eiser grove schuld heeft. De vordering van eiser wordt niet prematuur geacht, ondanks het lopende strafrechtelijke onderzoek. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij gedaagde in de gelegenheid wordt gesteld om zich uit te laten over de voortgang van het strafrechtelijke onderzoek. De uitspraak is gedaan op 19 augustus 2015 door mr. P.A.H. Lemaire, en de zaak is verwezen naar de rol van 16 september 2015 voor verdere akte.

Uitspraak

Vonnis van 19 augustus 2015
Behorend bij A.R. 78 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
A,
wonende in Aruba,
eiser,
gemachtigde: de advocaat mr G. de Hoogd,
tegen
de naamloze vennootschap
BOOGAARD ASSURANTIËN N.V.,
gevestigd te Aruba,
gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. O.R. van Trikt.

1.DE PROCEDURE

In deze zaak heeft eiser een inleidend verzoekschrift ingediend en gedaagde geconcludeerd voor antwoord. Hierna zijn conclusies van repliek en van dupliek genomen. De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Eiser vordert veroordeling van gedaagde om aan hem te betalen Afl. 32.903,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 januari 2013, kosten rechtens. Eisers auto is door brand volledig vergaan. De auto was verzekerd door tussenkomst van gedaagde als gevolmachtigd agent, bij New Treston Insurance NV. De schade aan de auto bedraagt Afl. 30.653,--. Verder claimt eiser een bedrag van Afl. 2.250,-- omdat gedaagde ten onrechte geen vervangende auto heeft vergoed. Gedaagde weigert des gevorderd te betalen en is in verzuim.
2.2
Gedaagde voert gemotiveerd verweer. Zij stelt dat er in het huis en de garage van eiser sprake is geweest van brandstichting. Er zijn aanwijzingen dat eiser er misschien iets mee te maken heeft. Op het huis zijn teksten geklad met scheldwoorden in het Surinaams en bedreigingen betrekking hebbende op brandstichting. Een handschriftdeskundige heeft deze teksten vergeleken met een door eiser geschreven verklaring. De conclusie is dat de hypothese dat de graffiti door eiser is geschreven waarschijnlijker is dan de hypothese dat de graffiti en de verklaring niet door een en dezelfde schrijver zouden zijn geproduceerd. Er is een strafrechtelijk onderzoek gestart, waarvan de uitkomst nog niet bekend is.
2.3
Verder beroept gedaagde zich ter afwering van de vordering op eigen grove schuld aan de zijde van eiser. Er is sprake van twee brandstichtingen in het huis van eiser. Een op 17 januari 2013 en een op de 18e. Bij de tweede brand is de auto teloor gegaan. Gedaagde verwijt eiser dat hij het huis die dag heeft verlaten zonder medeneming van de auto.
2.4
Mocht gedaagde moeten betalen, dan kan zij niet aan eiser betalen, nu zij volgens een bankclausule aan CMB moet betalen, die de auto heeft gefinancierd.
2.5
Tenslotte beroept gedaagde zich op het feit dat niet zij, maar Treston verzekeraar is. Eiser heeft de verkeerde aangesproken en moet niet-ontvankelijk worden verklaard.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het verst strekkende verweer van gedaagde is dat eiser niet haar als gevolmachtigde doch Treston in rechte had moeten aanspreken. Gedaagde heeft een kopie van een volmacht overgelegd d.d. 25 februari 2008 tussen haar en Treston. Daaruit blijkt dat gedaagde voor Treston onder meer bevoegd is tot ‘het regelen, erkennen en betalen van schaden, alsmede het in der minne (door middel van een dading of anderszins) treffen van schikkingen in verband met schaden en alle andere aanspraken tegen NTI’ alsmede tot ‘het in rechte betwisten van alle aanspraken tegen NTI’. Uit deze volmacht leidt het gerecht af dat gedaagde bevoegd is op eigen naam in rechte op te treden jegens verzekerden, waarbij zij Treston bindt. Gedaagde heeft zich blijkens de processtukken, bij de afwikkeling van deze claim, jegens eiser ook als vertegenwoordiger van Treston gedragen: zij laat zich buiten rechte door de advocaat van eiser aanspreken, zoekt contact met het openbaar ministerie over het opsporingsonderzoek en laat per brief de gemachtigde van eiser weten dat
Boogaardter beoordeling van de schadeclaim van de heer Valentijn de conclusie van het politie-onderzoek afwacht, zonder daarbij een voorbehoud te maken over haar hoedanigheid en kennelijk zonder de behandeling van de claim over te dragen aan Treston (daaromtrent is althans niets gesteld of gebleken). Op grond van een en ander ziet het gerecht aanleiding gedaagde bevoegd te achten in deze procedure haar principaal in rechte te vertegenwoordigen. Het gerecht passeert derhalve dit verweer.
3.2
Moet de vordering stranden op grove schuld aan de kant van eiser? Gedaagde heeft daartoe aangevoerd dat eiser kennis had gemaakt met een voor hem onbekende Surinaamse vrouw, die in zijn woonhuis heeft vertoefd, die toegang had tot zijn privé spullen, die iets van hem zou hebben gestolen, waarna eiser bedreigende telefoontjes zou hebben gekregen van een man met een Surinaams accent. Eiser zou op zijn minst de sloten hebben moeten vervangen. Na de eerste brand heeft hij zijn huis verlaten onder achterlating van zijn auto, terwijl de ramen en deuren van de woning door de brandweer waren geforceerd. Onder die omstandigheden had eiser zich moeten realiseren dat de kans reëel was dat de brandstichter(s) terug zou(den) komen. Hij had de auto dus niet onbeheerd achter mogen laten, aldus gedaagde. Hem treft, volgens gedaagde, grove schuld bij het uitbranden van zijn auto op 18 januari 2013.
3.3
Het gerecht verwerpt ook dit verweer. Mogelijk had eiser er beter aan gedaan de auto mee naar elders te (doen) nemen, of hij nu vervangende woonruimte had of niet, maar dat levert nog geen
groveschuld op, nu er geen aanwijzingen waren dat hij voor nog weer een brandstichting moest vrezen en een zodanig risico ook in zijn algemeenheid niet zó voorzienbaar is dat hem daarvan een ernstig verwijt te maken is.
3.4
In deze procedure is debat gevoerd of de vordering van eiser niet prematuur was ingesteld, nu het strafrechtelijk onderzoek nog niet was afgerond. Er is sprake van het nodige tijdverloop sinds het moment dat de zaak naar de rol werd verwezen voor uitspraak. Het gerecht zal partijen daarom in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten of het strafrechtelijke onderzoek inmiddels is afgerond en wat de uitkomst daarvan is, voorzien van verificatoire stukken. Gedaagde zal zich – als degene die zich op dat onderzoek beroept - eerst mogen uitlaten. Vervolgens mag eiser daarop reageren. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

4.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verwijst de zaak naar de rol van 16 september 2015 voor het nemen van een akte uitlating zijdens gedaagde, bedoeld in rechtsoverweging 3.4;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 augustus 2015 in aanwezigheid van de griffier.