ECLI:NL:OGEAA:2015:220

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 augustus 2015
Publicatiedatum
24 augustus 2015
Zaaknummer
A.R. 746 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van studieschuld door de Staat der Nederlanden tegen gedaagde

In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vordert de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, betaling van een studieschuld door gedaagde, die in persoon procedeert. De vordering betreft een bedrag van € 3.522,75, inclusief incassokosten en rente tot 27 maart 2014, met wettelijke rente vanaf 28 maart 2014. De eiseres stelt dat gedaagde achterstallig is in de terugbetaling van zijn studieschuld, terwijl gedaagde erkent dat er een schuld bestaat, maar betwist de hoogte van het bedrag en geeft aan dat zij wel betalingen aan DUO verricht.

De procedure omvat verschillende conclusies van partijen, waarbij eiseres haar vordering nader onderbouwt. Gedaagde heeft de omvang van de hoofdvordering betwist, maar heeft niet specifiek gereageerd op de onderbouwing van eiseres. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde nog niet heeft afgelost op de achterstallige termijnen en dat er geen betalingsregeling is getroffen. Eiseres heeft bewijsstukken overgelegd waaruit blijkt dat gedaagde ook achterstallig is bij de betaling van reguliere termijnen.

De rechter oordeelt dat de vordering voldoende onderbouwd is en wijst deze toe. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten aan de zijde van eiseres. Het vonnis is uitgesproken op 19 augustus 2015 door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 19 augustus 2015
Behorend bij A.R. 746 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
Ministerie van onderwijs, cultuur en wetenschap, Dienst uitvoering onderwijs,
zetelend te ’s-Gravenhage,
EISERES,
gemachtigde: advocaat mr. M.W.A. van der Gulik,
tegen:
B,
wonend te Aruba,
GEDAAGDE,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het inleidend verzoekschrift;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek; en
  • de akte uitlating producties.
Vervolgens werd de zaak verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Eiseres vordert veroordeling van gedaagde bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van € 3.522,75, waarin zijn begrepen incassokosten en rente tot en met 27 maart 2014) te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 28 maart 2014, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten. De vordering is gegrond op opeisbare termijnen tot terugbetaling van de studieschuld, waarmee gedaagde achterstallig is.
2.2
Gedaagde erkent het bestaan van een studieschuld, maar geeft aan wel degelijk betalingen aan DUO te doen. Zij ziet die betalingen niet terug in het door eiseres overgelegde overzicht en betwist de hoogte van het verschuldigde bedrag. Voorts geeft zij aan dat zij niet méér kan betalen dan zij doet.

3.DE BEOORDELING

3.1
Gedaagde heeft omvang van de hoofdvordering betwist. Bij conclusie van repliek heeft eiseres de vordering nader onderbouwd. Zij heeft toegelicht dat gedaagde betalingen doet op de lopende verplichting (de jaarlijks verschijnende termijnen van terugbetaling), maar dat zij daarnaast moet aflossen op hetgeen zij achterstallig is te betalen. Anders dan bij banken is het bij de studiefinanciering niet zo dat bij verzuim de hele schuld opeisbaar wordt. Er wordt dus onderscheid gemaakt tussen lopende, reguliere aflossingen en terugbetaling op achterstallige termijnen. De vordering in dit proces is gebaseerd op dit laatste en wordt geadministreerd op dossier nr. 13.00421. Daarop heeft gedaagde nog niet afgelost en er is evenmin een betalingsregeling overeen gekomen. Overigens geeft eiseres aan dat gedaagde ook achterstallig is bij de betaling van de reguliere termijnen en bij de betaling op een eerder in rechte vastgestelde vordering (dossier nr. 09.01597), maar die zijn in deze zaak niet aan de orde. Als productie VIII heeft eiseres een overzicht ingebracht waaruit de door gedaagde gedane betalingen blijken op de schuld met nummer 09.01597 en op de reguliere termijnen. Op het onderhavige dossier nr. 13.00421 heeft zij nog niet afgelost.
3.2
Bij conclusie van dupliek heeft gedaagde daar niet meer specifiek op gereageerd. Wel heeft zij overgelegd een brief van DUO d.d. 6 januari 2014, waaruit blijkt dat haar schuld per 1 januari 2014 euro 4.257,95 bedraagt en een betalingsverzoek van DUO d.d. 6 oktober 2014. Een bepaalde conclusie verbindt zij daaraan echter niet.
3.3
Op basis van het voorgaande acht het gerecht de vordering voldoende onderbouwd en neemt zij deze als vaststaand aan. De vordering zal derhalve worden toegewezen. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van eiseres.

4.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht,
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van een bedrag van € 3.522,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 maart 2014,
veroordeelt gedaagde in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van eiseres worden begroot op Afl. 450,-- aan griffierecht, Afl. 214,-- aan explootkosten en Afl. 800,-- aan salaris van de gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 augustus 2015 in aanwezigheid van de griffier.