Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.DE BEOORDELING
(…).
dat na iedere termijnbetaling het dan nog in hoofdsom verschuldigde bedrag heeft te gelden als het bedrag waarover rente verschuldigd is.
4.DE UITSPRAAK
21 oktober 2015;
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de naamloze vennootschap ISLAND FINANCE ARUBA N.V. (hierna: IFA) een vordering ingesteld tegen B, die in persoon procedeert. De zaak betreft een overeenkomst van geldlening die op 22 februari 2012 is gesloten, waarbij IFA Afl. 14.924,53 aan B heeft verstrekt. B is verplicht om Afl. 24.660,96 terug te betalen in 48 maandelijkse termijnen. IFA vordert dat B wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van Afl. 13.274,33, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke incassokosten. B erkent een bedrag verschuldigd te zijn, maar betwist de hoogte van de door IFA berekende rente, die volgens B het maximaal aanvaarde percentage overschrijdt.
Het Gerecht heeft vastgesteld dat de laatste betaling door B op 24 juni 2013 heeft plaatsgevonden, waarna IFA het dossier op 31 januari 2014 heeft gesloten. De overeenkomst vermeldt een effectieve en nominale rente van 27,25%, en B stelt dat de door IFA in rekening gebrachte rente van 2,71826% maandelijks het toegestane maximum overschrijdt. Het Gerecht is voornemens een deskundige te benoemen om de vraag te beantwoorden of de door IFA bedongen rente het maximaal aanvaarde percentage overschrijdt.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om deskundigen voor te stellen en de zaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling. Het Gerecht heeft iedere verdere beslissing aangehouden in afwachting van de door partijen te nemen aktes. De uitspraak is gedaan op 19 augustus 2015 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.