Uitspraak
1.DE PROCEDURE
2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.DE VERDERE BEOORDELING
€” telkens is vervangen door: “Afl.”).
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, betaling van een schuld door gedaagde B. De zaak betreft een vordering tot betaling van een bedrag van € 11.463,59, bestaande uit een hoofdsom van € 9.099,49, incassokosten van € 1.364,92 en rente tot 21 november 2014. De procedure begon met een tussenvonnis op 15 april 2015, waarna een comparitie van partijen plaatsvond op 11 juni 2015. Tijdens deze zitting erkende B de hoofdsom verschuldigd te zijn, maar betwistte hij de hoogte van de gevorderde incassokosten als disproportioneel.
Het Gerecht heeft in zijn beoordeling de eerder gemaakte overwegingen herbevestigd en de vordering van de Staat gedeeltelijk toegewezen. B werd veroordeeld tot betaling van € 10.098,67, inclusief rente, en de buitengerechtelijke incassokosten werden gematigd tot Afl. 1.364,92. Het Gerecht oordeelde dat de incassokosten niet in Nederland, maar in Aruba waren gemaakt, wat de hoogte van de kosten beïnvloedde. B werd ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op Afl. 973,45 aan verschotten en Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
De uitspraak werd gedaan op 19 augustus 2015 en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het Gerecht wees het meer of anders verzochte af, waarmee de zaak werd afgesloten.