In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vakvereniging UNION ELECTRICISTAS ARUBANO (UEA) een verzoek ingediend tegen de naamloze vennootschap NAAMLOZE VENNOOTSCHAP ELECTRICITEIT-MAATSCHAPPIJ ARUBA (ELMAR) met betrekking tot de nakoming van een contractuele bepaling uit de CAO. UEA stelt dat ELMAR in strijd handelt met het tiende lid van artikel 7 van de CAO, en verzoekt het Gerecht om ELMAR te veroordelen tot nakoming van deze bepaling, alsook tot betaling van een dwangsom bij niet-nakoming. ELMAR verzet zich tegen het verzoek en concludeert dat UEA niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.
Tijdens de zitting op 24 februari 2015 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden, en hebben zij hun standpunten toegelicht. Het Gerecht heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat UEA niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering onder a (2), omdat zij deze niet voor of namens haar leden kan instellen. Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat ELMAR niet verplicht is om de CAO-bepaling te volgen als zij op objectieve wijze kan vaststellen dat er geen geschikte kandidaten uit haar eigen personeelsbestand zijn.
Uiteindelijk heeft het Gerecht geoordeeld dat UEA niet heeft aangetoond dat ELMAR de CAO-bepaling heeft geschonden. De vorderingen van UEA zijn afgewezen, en UEA is veroordeeld in de proceskosten van ELMAR. De beschikking is uitgesproken op 18 augustus 2015 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.