ECLI:NL:OGEAA:2015:237

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 augustus 2015
Publicatiedatum
25 augustus 2015
Zaaknummer
E.J. no. 2273 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om erkenning van verworven rechten op vakantiedagen door vakverenigingen tegen werkgever

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben de vakverenigingen UNION ELECTRICISTAS ARUBANO (UEA) en ALGEMENE VAKBOND DER STAFLEDEN i.o. (ALVAST) een verzoek ingediend tegen de naamloze vennootschap ELECTRICITEIT-MAATSCHAPPIJ ARUBA (ELMAR). De vakverenigingen stelden dat zij verworven rechten hebben op de opname van vakantiedagen, specifiek de dagen tussen Kerst en Oud en Nieuw, de dag na Hemelvaartsdag, en de dagen rond 18 maart en 1 mei, en dat deze niet unilateraal door ELMAR gewijzigd kunnen worden. ELMAR verweerde zich tegen dit verzoek en stelde dat de vakverenigingen niet-ontvankelijk verklaard moesten worden.

Tijdens de zitting op 24 februari 2015 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. UEA c.s. voerden aan dat de gebruikelijke opname van vakantiedagen een verworven recht is, terwijl ELMAR betoogde dat ALVAST geen rechtspersoonlijkheid heeft en dat de vakverenigingen niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek. Het Gerecht oordeelde dat ALVAST wel degelijk als rechtspersoon kan optreden en dat de argumenten van ELMAR niet voldoende waren om de ontvankelijkheid van UEA c.s. te betwisten.

Het Gerecht concludeerde dat er geen verworven rechten zijn zoals door UEA c.s. gesteld. De argumenten van ELMAR over de vrijheid om haar bedrijfsvoering in te richten werden als valide beschouwd. De vorderingen van UEA c.s. werden afgewezen, en zij werden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van ELMAR. De beschikking werd uitgesproken op 18 augustus 2015 door mr. A.H.M. van de Leur.

Uitspraak

Beschikking van 18 augustus 2015
Behorend bij E.J. no. 2273 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING in de zaak van:

1.de vakvereniging

UNION ELECTRICISTAS ARUBANO,
hierna ook te noemen: UEA,
en

2.de vakvereniging

ALGEMENE VAKBOND DER STAFLEDEN i.o.,
hierna ook te noemen: ALVAST,
beiden gevestigd in Aruba,
verzoekers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: UEA c.s.,
gemachtigde: de advocaat mr. E. Duijneveld,
tegen:
de naamloze vennootschap
NAAMLOZE VENNOOTSCHAP ELECTRICITEIT-MAATSCHAPPIJ ARUBA,
gevestigd in Aruba,
verweerster,
hierna ook te noemen: ELMAR,
gemachtigde: de advocaat mr. C.B.A. Coffie.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 24 februari 2015.
1.2
UEA c.s. zijn toen ter zitting verschenen bij hun gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. X en dhr. Y (voorzitter van ALVAST respectievelijk voorzitter van UEA). ELMAR is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. Z (directeur van ELMAR). Partijen hebben over en weer het woord gevoerd -mede aan de hand van door hen overgelegde pleitnota’s, die van ELMAR voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen (in die zin dat UEA c.s. ter zitting in de gelegenheid is gesteld om te reageren op het verweerschrift van ELMAR, en dat ELMAR vervolgens in de gelegenheid is gesteld om daar nog op te reageren, één en ander in het kader en naar analogie van re- en dupliek en tegen de achtergrond van het bepaalde in artikel 18c Rv. Eerst bij dupliek door ELMAR mogelijk opgeworpen nieuwe (bevrijdende) stellingen blijven buiten beschouwing, omdat UEA c.s. daar niet meer op hebben kunnen reageren.
1.3
Beschikking is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
UEA c.s. verzoeken dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. voor recht verklaart dat de gebruikelijke verplichte opname van vakantiedagen tussen Kerst en Oud en Nieuw en de dag na Hemelvaartsdag en de dagen voorafgaande aan of aansluitend op 18 maart en 1 mei (als deze aansluiten op een weekend) door (de leden van) UEA c.s. verworven rechten zijn die niet zonder meer unilateraal door ELMAR kunnen worden gewijzigd;
b. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
c. ELMAR veroordeelt in de proceskosten.
2.2
ELMAR voert verweer en concludeert dat UEA c.s. niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in het door hen verzochte, althans tot afwijzing daarvan, alsmede tot uitvoerbaar bij voorraad te verklaren hoofdelijke veroordeling van UEA c.s. in de proceskosten waaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente tot aan de voldoening daarvan.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat UEA niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte. ELMAR stelt dat ALVAST niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door haar verzochte, omdat ALVAST geen rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging is, zodat niet is voldaan aan het in het eerste lid van artikel 3:305a BW neergelegde vereiste. Dit verweer van ELMAR slaagt niet, omdat ALVAST onbestreden heeft gesteld dat zij zich naar derden toe manifesteert als vereniging (waarvan de leden contributie betalen), en als zodanig ter zake van de hierna te bespreken kwestie langdurig heeft onderhandeld met ELMAR. Uit deze feitelijkheden volgt dat ALVAST een samenwerkingsverband betreft van personen (de leden) dat als eenheid deelneemt aan het rechtsverkeer. Voor het zijn van een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging is vereist dat een dergelijk samenwerkingsverband een eigen van haar leden onderscheidenlijke identiteit heeft en als zodanig als eenheid aan het rechtsverkeer deelneemt door zich als subject van rechten en verplichtingen te gedragen. Naar het oordeel van het Gerecht voldoet ALVAST aan die criteria, althans niet is gesteld door ELMAR dat dit niet het geval is. Het ontvankelijkheidverweer van ELMAR wordt verworpen.
3.2
Ter zake van het antwoord op de vraag of UEA c.s. al niet rechten hebben verworven in de door hen gestelde zin wordt voorop gesteld dat, net als bij rechtsverwerking, het louter verloop van (ook lange) tijd te weinig aanknopingspunten biedt om verworven rechten vast te kunnen stellen. Voorts wordt voorop gesteld aan ELMAR in grote mate vrijheid toekomt om haar bedrijfsvoering naar haar wil in te richten en dat ELMAR als het gaat om (verbetering van) dienstverlening aan haar klanten in beginsel kan en mag bepalen wanneer zij open of gesloten is.
3.3
Tegen voormelde achtergrond hebben UEA c.s. het door ELMAR in haar verweerschrift onder 3. tot en met 35. gestelde niet of onvoldoende gemotiveerd bestreden. Uit die vaststaande stellingen volgt onder meer het volgende. ELMAR heeft vanaf (op zijn laatst) begin 2012 aan haar personeel (waaronder begrepen de leden van UEA c.s.) haar voornemen medegedeeld dat zij voortaan ook in december open zal blijven teneinde ook dan service te kunnen verlenen aan haar klanten. Die mededeling heeft veel stof doen opwaaien op de werkvloer van ELMAR, en gaf aanleiding tot al dan niet schriftelijke discussie tussen partijen tot in elk geval 19 oktober 2012. Op die datum is UEA een nieuwe cao overeengekomen met ELMAR. Artikel 31 daarvan - ter zake van welk artikel ALVAST heeft verklaard het te respecteren - geeft bepalingen ter zake van vakantiedagen waarop werknemers aanspraak kunnen maken. Het vierde lid van dat artikel bepaalt dat de werkgever de datum bepaalt waarop de vakantie van een werknemer ingaat en dat de werkgever daarbij zoveel mogelijk rekening zal houden met redelijke verlangens van de werknemer. Het zevende lid bepaalt dat ELMAR bevoegd (en dus niet verplicht) is om per jaar maximaal 4 werkdagen als zogeheten verplichte snipperdagen vast te stellen, met dien verstande dat (1) uitsluitend hele werkdagen als zodanig kunnen worden vastgesteld, (2) dienaangaande vooraf overleg met UEA heeft plaatsgevonden en (3) dat verplichte snipperdagen uiterlijk één week vooraf bekend worden gemaakt.
3.4
Reeds uit al het vorenstaande volgt dat geen sprake kan zijn van verworven rechten zoals gesteld door UEA c.s., althans mist hun stelling dat dit het geval is in het hiervoor geschetste verband voldoende grondslag. Als immers sprake zou zijn van die verworven rechten, valt zonder meer niet in te zien waarom UEA voormeld artikel 31 van de COA is overeengekomen op 19 oktober 2012 en dat ALVAST heeft verklaard dat zij dat artikel zal respecteren, welk artikel nu juist aan ELMAR - hangende een discussie daarover - de bevoegdheid geeft om al dan niet verplichte snipperdagen vast te stellen. De door ELMAR bestreden stelling van UEA c.s. dat bedoeld artikel een dode letter is in de CAO kan hen niet baten, omdat in voormeld verband verder niet zonder meer valt in te zien waarom een dode letter wordt neergelegd in een nieuw en nog recentelijk overeengekomen CAO. Eén en ander klemt temeer omdat UEA ELMAR bij brief van 11 maart 2014 ten behoeve van haar leden heeft verzocht om verplichte snipperdagen vast te stellen op 17 maart 2014 en 2 en 30 mei 2014, zonder daarbij te vermelden dat ELMAR in het kader van verworven rechten gehouden was tot inwilliging van dat verzoek maar juist (en naar het oordeel van het Gerecht terecht) onder vermelding van (vrij vertaald naar het Nederlands): “In afwachting van een hopelijk positief antwoord verblijven wij.”
3.5
Nu geen sprake is van de door UEA c.s. gestelde verworven rechten, bestaat er geen grond voor toewijzing van het door hen verzochte. De vorderingen van UEA c.s. zullen daarom worden afgewezen.
3.6
UEA c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partijen, hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van ELMAR, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 5, ad Afl. 900,-- per punt), te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf twee weken na de uitspraak van deze beschikking. Deze proceskostenveroordeling ziet tevens op mogelijke nog te maken nakosten.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-wijst af het door UEA c.s. verzochte;
-veroordeelt UEA c.s. hoofdelijk - des dat hetgeen de één heeft betaald de ander bevrijdt - in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van ELMAR, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.800,-- aan salaris voor de gemachtigde, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf twee weken na de uitspraak van deze beschikking tot aan dag der voldoening;
-verklaart voormelde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 18 augustus 2015.