ECLI:NL:OGEAA:2015:266

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 september 2015
Publicatiedatum
7 september 2015
Zaaknummer
K.G. no. 1663 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over doorbetaling van loon na ontslag op staande voet

In deze zaak heeft eiser, E, een kort geding aangespannen tegen zijn werkgever, de naamloze vennootschap Desarollos Hotelco Corporation DHC Aruba N.V., handelend onder de naam The Ritz-Carlton Aruba. Eiser vordert dat gedaagde wordt veroordeeld om zijn loon door te betalen, inclusief achterstallig loon vanaf 9 juli 2015, en vertragingsrente. Eiser stelt dat hij sinds 17 juli 2007 in dienst is bij Aruba Marriott en per 21 oktober 2013 is overgeplaatst naar het hotel van gedaagde. Op 2 januari 2015 heeft gedaagde hem laten weten dat zijn functie overbodig was, waarna eiser een ontbindingsverzoek indiende dat op 23 juni 2015 werd afgewezen. Gedaagde bood eiser een andere functie aan, maar eiser maakte bezwaar en weigerde te verschijnen op het werk. Gedaagde ontsloeg eiser op 9 juli 2015 op staande voet wegens herhaaldelijk niet verschijnen op het werk.

De rechter heeft de vordering van eiser afgewezen. De rechter oordeelt dat eiser zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst niet is nagekomen door niet op het werk te verschijnen, ondanks dat hij arbeidsgeschikt was. De rechter concludeert dat eiser zich in een andere positie heeft geplaatst dan een werknemer die incidenteel niet komt opdagen en dat hij niet met recht aanspraak kan maken op de geleidelijke sancties uit het personeelshandboek. Eiser wordt veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op Afl. 1.000,-- aan salaris van de gemachtigde.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 september 2015.

Uitspraak

Vonnis van 1 september 2015
K.G. no. 1663 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
Vonnis in kort geding tussen:
*E,
wonende te Aruba,
eiser,
gemachtigde: de advocaat mr. C.F.K.J. Lejuez en mr. P.A.J. van der Biezen,
en
de naamloze vennootschap
DESAROLLOS HOTELCO CORPORATION DHC ARUBA N.V.,
handelend onder de naam The Ritz-Carlton Aruba,
gevestigd te Aruba,
gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. J. Sjiem Fat en mr. D. Canwood.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de ter openbare terechtzitting op 14 augustus 2015 overgelegde pleitnotities, die zijn voorgedragen.
Bij faxbericht, ingekomen op 27 augustus 2015 heeft mr Canwood het gerecht laten weten dat partijen niet tot een regeling zijn gekomen en vonnis verzoeken.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De vordering en het verweer

2.1
Eiser vordert bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde te veroordelen, om zolang het dienstverband tussen partijen niet op rechtmatige wijze zal zijn beëindigd, eiser zijn loon door te betalen, met inbegrip van het achterstallige loon vanaf 9 juli 2015, te vermeerderen met vertragingsrente conform artikel 1614q BW en de wettelijke rente, kosten rechtens.
2.2
Eiser baseert – kort samengevat - zijn vordering op het volgende. Hij geeft aan sedert 17 juli 2007 in dienst te zijn van Aruba Marriott en per 21 oktober 2013 te zijn overgeplaatst naar het hotel van gedaagde. Op 2 januari 2015 heeft zijn werkgever hem laten weten dat zijn functie overbodig was. Hij mocht kiezen uit een andere functie of begeleid ontslag. Omdat er geen functie naar eisers niveau beschikbaar was, heeft eiser betaald verlof gekregen en is een ontbindingsverzoek ingediend. Dit verzoek is bij beslissing van 23 juni 2015 door het gerecht afgewezen. Gedaagde heeft hem toen een functie aangeboden die aanmerkelijk afweek van zijn oude functiebeschrijving van Casino Production Manager. Eiser heeft tegen deze eenzijdige functiewijziging per e-mail van 30 juni 2015 bezwaar gemaakt. In die mail heeft hij aangegeven dat hij pas op het werk zou verschijnen nadat de bestaande onenigheid tussen hem en gedaagde is opgelost. Na reactie daarop zijdens gedaagde, heeft eiser bij mail van 1 juli 2015 zijn standpunt in de mail van 30 juni herhaald en andermaal aangegeven dat hij op het werk zal verschijnen nadat het bestaande conflict is opgelost. Bij e-mail van 3 juli 2015 heeft gedaagde aan eiser bericht dat hij op 6 juli 2015 staat ingeroosterd, vanaf 17.30 uur. Op 4 juli 2015 heeft eiser gedaagde medegedeeld dat hij niet op het werk zal verschijnen wegens het bestaande arbeidsconflict betreffende de nieuwe functie-omschrijving. Bij brief van 9 juli 2015 heeft gedaagde hem op staande voet ontslagen, vanwege, kort gezegd, herhaaldelijk niet verschijnen op het werk. Gelet op de correspondentie tussen partijen, is eiser van mening dat gedaagde hem niet heeft mogen ontslaan wegens no call/no show. Eiser heeft de nietigheid ingeroepen van het ontslag. Ook acht eiser het gegeven ontslag disproportioneel, gelet op de getrapte sancties waarin haar personeelshandboek voorziet.
2.3
Gedaagde voert gemotiveerd verweer. Zij stelt dat sprake is van werkweigering. Zij heeft eiser de functie aangeboden die hij al had, namelijk van Casino production manager. Van het aanbieden van een andere functie heeft zij, toen eiser zich daartegen verzette, afgezien. Zij concludeert tot afwijzing van de vordering.

3.De beoordeling

3.1
Uit de e-mailwisseling tussen partijen blijkt dat zij van mening verschillen of de door gedaagde aangeboden functie dezelfde is als het werk dat eiser eerder deed of dat er inderdaad zodanig wezenlijke verschillen zijn dat er – ook al luidt de functiebenaming eender - sprake is van een andere baan. Indien eiser gelijk zou hebben dat er materieel sprake zou zijn van een andere functie, betekent dat echter nog niet dat hij daarmee het recht heeft eenzijdig te beslissen dat hij thuis kan blijven.
3.2
Te meer niet, daar zijn directe chef hem ondubbelzinnig heeft laten weten dat hij op het werk had moeten verschijnen. Zo wordt zijdens gedaagde in de mail van 2 juli 2015 aangegeven: “We therefore request you, and insofar summon you, to report to work upon the day being declared ‘AG’ [het gerecht begrijpt: arbeidsgeschikt] at 5.30pm as scheduled. [...] Failure to do so may be construed as job abandonment and may result in dismissal for urgent reasons or grounds for dissolution since you are refusing to perform the reasonable obligations as an employee of The Ritz-Carlton.” Bij mail van 3 juli 2015 wordt zijdens de werkgever nog eens benadrukt dat volgens haar geen sprake is van een andere baan en dat hij op 6 juli om 5.30pm op het werk wordt verwacht. Eiser laat dan weten dat hij niet zal komen, zolang er een geschil is. Gedaagde reageert daar op dat hij op 6 juli moet komen en zo niet dan kan er ontslag op staande voet plaats vinden.
3.3
Dat eiser op 6 juli weer arbeidsgeschikt was, staat tussen partijen niet ter discussie. Tevens staat vast dat eiser zich niet voor werk heeft gemeld op 6 juli, noch de dagen daarna, en evenmin contact heeft opgenomen met zijn baas. Eiser vond dat laatste niet nodig, omdat hij immers al eerder per mail had laten weten niet te zullen komen zolang er een conflict was.
3.4
Eiser heeft – ondanks dat het voor hem duidelijk was dat zijn werkgever heel anders tegen de kwestie aankeek (namelijk dat er geen sprake was van een verschil van mening over de functie) - geweigerd te komen en heeft evenmin stappen ondernomen om het geschil op een redelijke manier te bespreken, bijvoorbeeld door te verschijnen en met zijn baas het gesprek over de functie aan te gaan. Eiser heeft evenmin met zoveel woorden aangeboden zijn ‘oude’ werkzaamheden te hervatten. Door aldus te handelen, heeft eiser zichzelf bovendien in een andere positie geplaatst dan een werknemer die incidenteel een eerste of tweede dag niet komt opdagen en zijn chef niet belt. Hij kan dus evenmin met recht aanspraak maken op de geleidelijke sancties waarin het personeelshandboek voor dergelijke gevallen voorziet. Eiser heeft een wezenlijke verplichting uit hoofde van zijn arbeidsovereenkomst op zodanige wijze verzaakt dat dit is aan te merken als dringende reden tot ontslag. Zijn vorderingen zullen derhalve worden afgewezen.
3.5
Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure zijdens gedaagde.

4.De beslissing

De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
Wijst de vorderingen af.
Veroordeelt eiser in de kosten van de procedure begroot op Afl. 1.000,-- aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 september 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.