ECLI:NL:OGEAA:2015:300

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 september 2015
Publicatiedatum
14 september 2015
Zaaknummer
A.R. no. 2141 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over schadevergoeding na ongeval met bulldozer

In deze civiele procedure, aangespannen door eiser A tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon Servicio di Limpieza di Aruba (Serlimar), heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 2 september 2015 uitspraak gedaan. De zaak betreft een geschil over schadevergoeding na een ongeval waarbij A betrokken was met zijn auto en een bulldozer bestuurd door een werknemer van Serlimar. De procedure is gestart met een tussenvonnis op 27 augustus 2014, gevolgd door bewijslevering op 16 oktober 2014 en 8 januari 2015. De kern van de zaak draait om de vraag of Serlimar in staat is geweest om te bewijzen dat A schuld heeft aan het ongeval. Het Gerecht oordeelt dat de door Serlimar aangedragen getuige, die in loondienst is van Serlimar, niet betrouwbaar is. Dit leidt tot de conclusie dat Serlimar niet heeft kunnen aantonen dat A met zijn auto de bulldozer heeft gepasseerd, ondanks het gegeven dat de bulldozer bestuurder A een stopteken had gegeven. Het beroep van Serlimar op eigen schuld van A wordt verworpen. Het Gerecht veroordeelt Serlimar tot betaling van Afl. 8.271,03 aan A, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 januari 2013. Daarnaast wordt Serlimar veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van A zijn begroot op Afl. 838,-- aan verschotten en Afl. 1.600,-- aan salaris voor de gemachtigde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en is uitgesproken door mr. A.H.M. van de Leur in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 2 september 2015
Behorend bij A.R. no. 2141 van 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
A,
wonende in Aruba,
eiser,
hierna ook te noemen: A,
gemachtigde: de advocaat mr. J.J. Coutinho,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
SERVICIO DI LIMPIEZA DI ARUBA (SERLIMAR),
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Serlimar,
gemachtigde: de advocaat mr. V.A.V. Carlo.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot 27 augustus 2014 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
-het proces-verbaal van bewijslevering van 16 oktober 2014;
-het proces-verbaal van bewijslevering van 8 januari 2015;
-de conclusie na bewijslevering van Serlimar;
-de antwoordconclusie na bewijslevering van A.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VERDERE BEOORDELING

2.1
Het Gerecht volhardt in de in het tussenvonnis neergelegde overwegingen en beslissingen.
2.2
Wat betreft de beantwoording van de vraag of Serlimar al dan niet is geslaagd in de aan haar gegeven bewijsopdracht wordt voorop gesteld dat in een civiele procedure als de onderhavige het uit het Wetboek van Strafvordering voortvloeiende wettelijk vereiste bewijsminimum niet geldt. De stelling van A dat één getuige heeft te gelden als geen getuige is dus niet juist.
2.3
Met A is het Gerecht evenwel van oordeel dat het Serlimar niet is gelukt om te bewijzen dat A met zijn door hem bestuurde auto bedoelde achteruitrijdende bulldozer aan de achterkant daarvan heeft gepasseerd in weerwil van het gegeven dat de bestuurder van die bulldozer aan (onder meer) A een ook voor hem zichtbaar stopteken had gegeven. Het Gerecht grondt dat oordeel in het gegeven dat de enkele door Serlimar voorgebrachte getuige het ongeval (als de bestuurder van de bulldozer) heeft veroorzaakt en dat die getuige in loondienst van Serlimar werkzaam is. Die omstandigheden brengen met zich dat het Gerecht de door die getuige afgelegde verklaring onvoldoende betrouwbaar oordeelt. Dit klemt temeer omdat die verklaring geen enkele steun vindt in overige bewijsmiddelen.
2.4
Vorenstaande brengt mee dat het beroep van Serlimar op eigen schuld van A faalt.
2.5
De slotsom luidt dat Serlimar ten titel van schadevergoeding uit onrechtmatige daad zal worden veroordeeld om aan A te betalen Afl. 8.271,03. De over dat bedrag gevorderde wettelijke rente en de ingangsdatum daarvan zullen, als zijnde niet of onvoldoende bestreden, eveneens worden toegewezen.
2.6
Serlimar zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van A, tot aan deze uitspraak begroot op (450,-- + 203,-- + 185,-- =) Afl. 838,-- aan verschotten en Afl. 1.600,-- aan salaris voor de gemachtigde (4 punten van liquidatietarief 3, ad Afl. 400,-- per punt). De kosten voor het aan F.G. Vos op 18 september 2013 uitgebrachte oproepingsexploot zulle gedragen moeten worden door (de griffier van) dit Gerecht, omdat uit de oproepingsbeschikking van 16 september 2013 blijkt dat bij die beschikking ten onrechte is bepaald dat [naam] voornoemd moest worden opgeroepen als gedaagde in de onderhavige zaak.

3.DE BESLISSING

Het Gerecht:
-veroordeelt Serlimar om aan A te betalen Afl. 8.271,03, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 1 januari 2013 tot aan de algehele voldoening;
-veroordeelt Serlimar in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van A, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 838,-- aan verschotten en Afl. 1.600,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 2 september 2015 in aanwezigheid van de griffier.