ECLI:NL:OGEAA:2015:302

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
2 september 2015
Publicatiedatum
14 september 2015
Zaaknummer
K.G. no. 1540 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over doorbetaling van loon na bedrijfsongeval

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres A een kort geding aangespannen tegen gedaagde stichting FMAA. A vorderde dat het Gerecht FMAA zou veroordelen tot doorbetaling van haar loon vanaf 10 juni 2015, de datum van een bedrijfsongeval dat A had opgelopen tijdens haar werkzaamheden voor FMAA. A stelde dat zij door het ongeval arbeidsongeschikt was geraakt en dat zij recht had op doorbetaling van haar loon, vermeerderd met wettelijke verhogingen en rente.

FMAA heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van A, althans tot matiging van het door A verzochte. Het Gerecht heeft de procedure beoordeeld aan de hand van de ingediende stukken en de mondelinge behandeling die op 27 augustus 2015 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze zitting zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden, die hun standpunten hebben toegelicht.

Het Gerecht heeft overwogen dat A recht heeft op uitkering op basis van de Landsverordening ongevallenverzekering, maar dat FMAA gedurende de eerste 52 weken na het ongeval al 100% van het loon heeft doorbetaald. Het Gerecht heeft vastgesteld dat A onvoldoende spoedeisend belang heeft aangetoond voor haar vordering tot doorbetaling van loon, aangezien FMAA aan haar verplichtingen heeft voldaan. Bovendien heeft het Gerecht geoordeeld dat de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege is geëindigd en dat FMAA niet verplicht is om het loon van A langer door te betalen zolang zij arbeidsongeschikt is.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vordering van A afgewezen en haar veroordeeld in de proceskosten van FMAA, begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde. Dit vonnis is uitgesproken op 2 september 2015 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 2 september 2015 (bij vervroeging)
Behorend bij K.G. no. 1540 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
A,
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: A,
gemachtigde: de advocaat mr. D.C.A. Crouch,
tegen:
de stichting
FUNDACION PA MANEHO DI ADICCION DI ARUBA,
gevestigd in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: FMAA,
gemachtigde: de advocaat mr. M.G.A. Baiz.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter openbare terechtzitting van 27 augustus 2015.
1.2
A is toen ter zitting verschenen samen met haar gemachtigde. FMAA is verschenen bij haar gemachtigde, die werd vergezeld door dhr. [naam] en mw. [naam] (directeur respectievelijk directie-assistent bij FMAA). De gemachtigden hebben in twee termijnen het woord gevoerd - mede aan de hand van overgelegde pleitnota’s, die van A voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
A vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
a. FMAA veroordeelt tot (door)betaling van het loon van A gerekend vanaf 10 juni 2015 tot dat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente over achterstallig loon;
b. te dezen enige andere juist voorkomende beslissing neemt;
c. FMAA veroordeelt in de proceskosten.
2.2
FMAA voert verweer, en concludeert tot afwijzing althans tot matiging van het door A verzochte, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Wat betreft de vraag of A al dan niet een spoedeisend belang heeft bij het door haar verzochte wordt het volgende overwogen.
3.2
Vast staat tussen partijen dat A tijdens de uitvoering van haar werkzaamheden voor FMAA op 10 juni 2014 een bedrijfsongeval is overkomen als gevolg waarvan zij tot heden onafgebroken arbeidsongeschikt is verklaard door de daartoe bevoegde instantie (hierna: het bedrijfsongeval). Ingevolge het eerste lid van artikel 3 van de Landsverordening ongevallenverzekering (hierna: de Lo) heeft de arbeider aan wie een ongeval is overkomen krachtens de bepalingen van de Lo en ongeacht het voortduren van de arbeidsovereenkomst recht op tegemoetkoming, bestaande uit uitkeringen in geld. Met “
ongeval” wordt in de Lo bedoeld een bedrijfsongeval zoals A is overkomen en met “
Bank” wordt bedoeld de Sociale Verzekeringsbank. Het eerste lid van artikel 5 van de Lo luidt: “
De arbeider die als gevolg van het ongeval geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, heeft recht op een uitkering in geld, ongevallengeld genaamd, met ingang van de dag na die van de melding van het ongeval bij de Bank.”, terwijl het tweede lid van dat artikel luidt: “
Bij volledige arbeidsongeschiktheid bedraagt het ongevallengeld als volgt: a. gedurende de eerste 52 weken 100% van het dagloon; b. voor de verdere duur 80% van het dagloon.”.
3.3
Uit vorenstaande wettelijke bepaling in verbinding met voormeld vaststaande feit volgt dat A recht heeft op uitkering zoals hiervoor geschetst, te weten thans 80% van haar loon nu vast staat dat FMAA gerekend vanaf de datum van het bedrijfsongeval - en dat getuigt van goed werkgeverschap, omdat FMAA daartoe ingevolge het bepaalde in het eerste lid van artikel 7A:1614d BW in verbinding met het tweede lid van dat artikel geenszins gehouden is - gedurende 52 weken 100% van het loon heeft doorbetaald aan A. In het licht van dit alles mist de stelling van A ter onderbouwing van het door haar gestelde spoedeisend belang, dat zij door het beweerdelijke ontslag thans verstoken is van inkomsten en daardoor niet in staat is om in haar levensonderhoud en dat van haar twee nog thuis wonende kinderen te voorzien, voldoende grondslag. Dat brengt reeds mee dat de onder 3.1 vermelde vraag ontkennend moet worden beantwoord.
3.4
Overigens heeft te gelden dat FMAA ingevolge het eerste lid van artikel 7A:1614d BW (in verbinding met het gegeven dat FMAA ruimschoots heeft voldaan aan haar verplichting om het loon van A door te betalen ten minste gedurende de in dat artikel vermelde termijn van zes weken) niet kan worden verplicht om het loon van A nog langer door te betalen zolang A als gevolg van het bedrijfsongeval arbeidsongeschikt is. Die omstandigheid staat thans aan een veroordeling tot doorbetaling van loon in de weg.
3.5
A zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van FMAA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
3.6
Ten overvloede wordt het volgende nog overwogen. A heeft tijdig de nietigheid van het beweerdelijke ontslag ingeroepen. Zodra A niet langer arbeidsongeschikt is en FMAA alsdan het loon van A niet betaalt, heeft zij in beginsel wel een spoedeisend belang bij een loonvordering in kort geding. Tegen die achtergrond wordt alvast voorshands overwogen dat het Gerecht FMAA niet volgt in haar stelling dat zij heeft te gelden als een “
publiekrechtelijk lichaam” in de zin van artikel 2 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomsten of als “
overheid” in de zin van het bepaalde in het tweede lid van artikel 7A:1613y BW. Dat brengt met zich dat titel 7A BW van toepassing is op de tussen partijen schriftelijk gesloten arbeidsovereenkomst. Die is gesloten voor bepaalde tijd, terwijl is gesteld noch gebleken dat één van de gevallen zoals vermeld in het tweede lid van artikel 7A:1613x BW zich voordoet, zodat krachtens het vierde lid van artikel 7A:1613x BW op die arbeidsovereenkomst de bepalingen inzake de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van toepassing zijn. Gelet op dit alles is de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst niet van rechtswege geëindigd zoals gesteld door FMAA. Indien FMAA die overeenkomst eenzijdig wenst te beëindigen, zal tijdige opzegging daarvan moeten plaatsvinden krachtens daartoe verkregen toestemming van de Directeur van de Directie Arbeid.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-wijst af het door A verzochte;
-veroordeelt A in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van FMAA, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier bij vervroeging in het openbaar uitgesproken op woensdag 2 september 2015.