ECLI:NL:OGEAA:2015:318

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 september 2015
Publicatiedatum
21 september 2015
Zaaknummer
A.R. 1250 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de rechtsgeldigheid van de beslissing van de Sociale Verzekeringsbank Aruba over ouderdomspensioen

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, stond de rechtsgeldigheid van een beslissing van de Sociale Verzekeringsbank Aruba (SVB) centraal. De zaak betreft een beroep van B tegen een beslissing van de SVB van 30 januari 2013, waarbij zijn ouderdomspensioen met terugwerkende kracht werd verlaagd. B had eerder beroep ingesteld bij het College van Beroep, dat op 23 februari 2014 oordeelde dat de verlaging van het pensioen niet per 1 maart 1998, maar per 1 februari 2013 moest plaatsvinden. SVB vorderde in deze procedure dat de uitspraak van het College van Beroep onrechtmatig was en dat B een bedrag van Afl. 18.555,00 onverschuldigd had ontvangen, dat hij diende terug te betalen.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een verzoekschrift en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. SVB stelde dat de uitspraak van het College van Beroep geen formele rechtskracht had en dat er klemmende bijkomende omstandigheden waren die een uitzondering op deze rechtskracht rechtvaardigden. B voerde verweer tegen deze stellingen.

De rechter oordeelde dat de procedure van het College van Beroep voldoende waarborgen bood en dat de uitspraak van 23 februari 2014 als juist diende te worden aangenomen. SVB werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitgesproken op 16 september 2015 door rechter Y.M. Vanwersch.

Uitspraak

Vonnis van 16 september 2015
Behorend bij A.R. 1250 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
SOCIALE VERZEKERINGSBANK ARUBA
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: de SVB,
gemachtigde: de advocaat mr. M.D. Tromp,
tegen:
B,
wonende te Aruba,
hierna ook te noemen: B ,
gemachtigde: de advocaat mr. H.S. Croes.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek;
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
B heeft tegen de beslissing van SVB van 30 januari 2013, waarbij zijn ouderdomspensioen achtereenvolgens is verlaagd met ingang van 1 maart 1998, 1 januari 2005, 1 januari 2006, 1 januari 2008 en 1 januari 2009 beroep ingesteld bij het College van Beroep.
2.2
Op 23 februari 2014 heeft het College van Beroep uitspraak gedaan en bepaald dat het ouderdomspensioen van B in verband met kortingen met ingang van 1 februari 2013 dient te worden verlaagd in plaats van per 1 maart 1998.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
SVB vordert - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - te verklaren voor recht dat de uitspraak van het College van Beroep van 23 januari 2014, CVB 379/2013 onrechtmatig is en dat SVB een bedrag ad Afl. 18.555,00 onverschuldigd aan B heeft betaald alsmede B te veroordelen tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente en met veroordeling in de proceskosten.
3.2
SVB baseert de vordering - kort weergegeven - op de stelling dat de uitspraak van het College van Beroep geen formele rechtskracht heeft, althans dat er sprake is van klemmende bijkomende omstandigheden, waardoor de formele rechtskracht uitzondering moet lijden. Nu deze uitspraak onrechtmatig is, want in strijd met de wet, dient B alsnog terug te betalen hetgeen hij onverschuldigd heeft ontvangen.
3.3
B voert verweer, dat bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
Als eerste wordt behandeld het meest verstrekkende verweer, inhoudende dat de uitspraak van 23 februari 2014 van het College van Beroep formele rechtskracht heeft, zodat van de juistheid hiervan dient te worden uitgegaan. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.2
In casu heeft B beroep in gesteld tegen het besluit van SVB conform de in artikel 38 lid 2 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering voorziene wijze. De wetgever heeft er voor gekozen om het rechtsmiddel van beroep tegen beslissingen van SVB te laten beoordelen door een College van Beroep, bestaande uit een lid-voorzitter die rechtsgeleerde is, een lid uit werknemers- en een lid uit werkgeverskringen. Volgens bestendige rechtspraak dient de burgerlijke rechter, in geval de geldigheid van het besluit in het voor hem gevoerde geding in geschil is, in beginsel van die geldigheid uit te gaan, mits tegen dat besluit van een bestuursorgaan een met voldoende waarborgen omklede administratiefrechtelijke rechtsgang heeft opengestaan, behoudens indien de daaraan verbonden bezwaren door bijkomende omstandigheden zo klemmend worden dat op dat beginsel een uitzondering moet worden aanvaard (NJ 1997,166).
4.3
Anders dan SVB is het gerecht van oordeel dat de procedure zoals beschreven in artikel 38 lid 2 van de Landsverorderning Algemene Ouderdomsverzekering (hierna: Lv. AOV) met voldoende waarborgen omkleed is. Immers, de burger kan zijn bezwaar tegen een besluit van SVB laten toetsen door een onafhankelijk college, waarbij hoor en wederhoor wordt toegepast. Het enkele feit dat de wetgever niet heeft voorzien in de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen een uitspraak van het College van Beroep, heeft niet tot gevolg dat om deze reden de procedure niet met voldoende waarborgen omkleed is.
4.4
Volgens SVB is er tevens sprake van klemmende bijkomende omstandigheden die een uitzondering op het beginsel rechtvaardigen. Volgens SVB heeft zij recht op verhaal indien zij door toedoen van de pensioengerechtigde te veel uitkeert. Nu SVB op grond van artikel 12 van de Lv. AOV de mogelijkheid heeft om ouderdompensioen in te trekken of te herzien, is er geen sprake van klemmende bijkomende omstandigheden die een uitzondering rechtvaardigen op het beginsel van de formele rechtskracht.
4.5
Dit heeft tot gevolg dat uit wordt gegaan van de juistheid van de uitspraak van het College van Beroep van 23 februari 2014, zodat alle overige stellingen en weren verder onbesproken kunnen blijven.
4.6
SVB wordt nu zij in het ongelijk is gesteld in de kosten van de procedure veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
verklaart SVB niet -ontvankelijk;
5.2
veroordeelt SVB in de kosten van de procedure aan de zijde van B begroot op Afl. 1.500,00 voor salaris gemachtigde;
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 september 2015 in aanwezigheid van de griffier.