ECLI:NL:OGEAA:2015:338

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 september 2015
Publicatiedatum
21 september 2015
Zaaknummer
B.B. 1738 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.J. Noordhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoge rentevergoedingen bij persoonlijke leningen en de grenzen van redelijkheid en billijkheid

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, stond de vraag centraal of de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. te veel rente berekende op een door de gedaagde geleend bedrag. De procedure begon met een tussenvonnis op 25 februari 2015, gevolgd door een conclusie van dupliek in reconventie van Island Finance en een akte van de gedaagde. De kern van het geschil was de rente van twee procent per maand die door Island Finance werd gehanteerd. Het Hof stelde vast dat partijen in beginsel vrij zijn om de rente te bepalen, maar dat deze vrijheid begrensd is door de goede zeden. Het Hof oordeelde dat de overeengekomen rente van 18 procent per jaar, ofwel 1,5 procent per maand, in dit geval als onredelijk moest worden beschouwd.

Het gerecht constateerde dat de lening een persoonlijke lening betrof, waarbij de rentevergoeding aan het begin van de looptijd werd vastgesteld. Het Arubaanse recht biedt geen bijzondere bescherming voor consumenten tegen hoge rentevergoedingen, wat betekent dat partijen in principe vrij zijn om hun voorwaarden te bepalen. De gedaagde had echter geen bijzondere gronden aangevoerd waarom de overeengekomen rente als onredelijk of in strijd met de goede zeden zou moeten worden beschouwd.

Het gerecht oordeelde dat de gedaagde voldoende op de hoogte was van de voorwaarden van de lening, inclusief de rente en de totale kosten. De vordering van Island Finance tot betaling van de rente en de hoofdsom werd toegewezen, evenals de buitengerechtelijke incassokosten van 15%. De zaak werd naar de rolzitting verwezen voor verdere uitlatingen van Island Finance, waarbij de gedaagde de mogelijkheid had om te reageren. Het vonnis werd uitgesproken op 9 september 2015 door rechter W.J. Noordhuizen, die de zaak aanhield voor verdere beslissingen.

Uitspraak

Vonnis van 9 september 2015
Behorend bij B.B. 1738 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Island Finance,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
Gedaagde,
te Aruba,
hierna ook te noemen: Gedaagde,
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 25 februari 2015;
- de conclusie van dupliek in reconventie zijdens Island Finance;
- de akte houdende uitlating producties zijdens Gedaagde.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VERDERE BEOORDELING.

2.1
De kern van het geschil dat partijen verdeeld houdt is de vraag of Island Finance te veel rente berekent op het door Gedaagde van haar geleende geldbedrag.
2.2
Ter onderbouwing van zijn verweer wijst Gedaagde in dat verband op een uitspraak van (destijds) het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 25 mei 1999, ECLI:NL:OGHNAA:1999:AH7917. In dat vonnis werd, in kort geding, overwogen:
4.5 De tweede grief betreft de door appellante gehanteerde rente van twee procent per maand. Het Hof stelt voorop dat partijen in beginsel vrij zijn overeen te komen welke rente over het geleende bedrag verschuldigd zal zijn. Die vrijheid is echter begrensd. Naar het oordeel van het Hof is bedoelde grens in het onderhavige geval overschreden. De overeenkomst van partijen zoals deze is neergelegd in de schuldbekentenis is naar het oordeel van het Hof in strijd met de goede zeden. Voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter te zijner tijd tot het oordeel zal komen dat een rente van 18 procent per jaar ofwel 1,5 procent per maand tussen partijen zal hebben te gelden. [1]
2.3
Het gerecht stelt vast dat in het onderhavige geval sprake is van een persoonlijke lening waarbij de (vaste) rentevergoeding over de looptijd van de lening wordt becijferd aan het begin daarvan en wordt opgeteld bij de geleende hoofdsom. Op basis van de looptijd van de lening wordt het te betalen maandbedrag becijferd. Dat systeem brengt met zich mee dat de geldlener (consument) van te voren weet welk bedrag hij daadwerkelijk leent, anders gezegd: over welk bedrag hij de vrije beschikking krijgt, en wat hij daarvoor gedurende de looptijd van de lening aan kredietvergoeding (rente en kosten) betaalt.
2.4
Anders dan het Nederlandse (en Europese) recht kent het Arubaanse recht, voor zover het gerecht kan nagaan, geen bijzondere bepalingen die consumenten beschermen tegen het bedingen van (te) hoge rentevergoedingen. De Arubaanse wetgever heeft daartoe kennelijk geen noodzaak gezien. Het is het gerecht ook niet bekend dat de Centrale Bank van Aruba in het kader van haar toezichthoudende taak beperkingen aan de met consumenten overeen te komen rente of andere leningsvoorwaarden zou stellen [2] . In beginsel zijn partijen daarom vrij om iedere kredietvergoeding overeen te komen die zij wensen.”
2.5
Gesteld noch gebleken is dat de uit de “loan voucher” blijkende verzekeringspremie van Afl. 1.036,33 die Gedaagde moet betalen buitensporig is. Uit de door Island Finance overgelegde overeenkomst van geldlening blijkt, dat de effectieve kredietvergoeding op de onderhavige lening 27,50 % bedraagt. Dat is hoger dan de nominale rente van 18% per jaar in het door Gedaagde, hierboven aangehaalde vonnis van het Hof. Dat vonnis zag echter niet op de kredietvergoeding in geval van een persoonlijke geldlening maar (kennelijk) op de overeengekomen rente op een schuldig erkend bedrag in hoofdsom, waarover vanaf dat moment onzekere en afhankelijk van de snelheid van afbetaling van de hoofdsom nog te becijferen rente ging lopen. Het gerecht is van oordeel dat, wat er ook verder zij van het vonnis, de kans dat een consument lichtvaardig akkoord gaat met een (te) hoog rentepercentage hoger is, in het geval dat hem niet onmiddellijk duidelijk is wat de rentevergoeding uiteindelijk daadwerkelijk zal zijn en hoe lang hij, hoeveel per maand moet betalen om van de gehele schuld, inclusief onzekere rentevergoeding, verlost te zijn. In het onderhavige geval doet zich dat niet voor. Het moet, mede op grond van de loan voucher voor Gedaagde klip en klaar duidelijk zijn geweest hoeveel geld hij daadwerkelijk nominaal leende (Afl. 13.179,88), hoeveel rente hij daarover zou betalen (Afl. 11.204,72), hoeveel premie levensverzekering hij daarover zou betalen (Afl. 1.036,33) en hoeveel maanden (60) hij per saldo geld zou lenen en hoeveel hij per maand moest betalen (Afl. 406,41) om van de hele schuld, inclusief kredietvergoeding van effectief 27,5%, af te zijn [3] . Door Gedaagde zijn geen bijzondere, hem persoonlijk betreffende gronden aangevoerd waarom de kredietvergoeding in zijn geval als in strijd met de goede zeden nietig zou zijn of waarom het beroep van Island Finance op de overeengekomen kredietvergoeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
2.6
Daarbij komt dat het vonnis van het hof waarnaar Gedaagde verwijst in kort geding gewezen is en uiterst summier gemotiveerd werd voor een uitspraak waaraan zulke verstrekkende gevolgen zouden moeten worden verbonden – te weten nietigheid [4] van veel, zo niet alle, geldleningen van Island Finance waarin een hogere (effectieve) rente dan 18% per jaar is overeenkomen – als door Gedaagde bepleit. Het gerecht neemt daarbij mede in aanmerking dat Island Finance, wat men ook van de hoogte van de in rekening gebrachte kredietvergoeding en haar incassopraktijk vindt, kennelijk in een kredietbehoefte voor consumenten die bij andere bancaire instellingen niet aan een goedkopere lening kunnen komen voorziet. Het gaat de rechtsvormende taak van de rechter te buiten om in een geding als het onderhavige, los van de persoonlijke omstandigheden van dit bijzondere geval, de kredietvergoeding bij overeenkomsten van geldlening als de onderhavige nietig te oordelen of, als regel, een beroep op de overeengekomen effectieve rente naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar te achten.
2.7
Het verweer van Gedaagde op dit punt faalt daarom.
2.8
Het gerecht constateert dat de looptijd van de overeenkomst van geldlening op 5 augustus 2014 is verstreken. Dat betekent, dat de overeengekomen kredietvergoeding geheel ‘verdiend’ is. Voor zover die nog niet betaald is maakt Island Finance daar terecht aanspraak op. De vordering tot vergoeding van 1,4% per maand tot een totaal maximum van Afl. 11.204,72 aan rentebetaling is bereikt is dus door de tijd ingehaald. Een vordering aan geleende hoofdsom, vermeerderd met de overeengekomen kredietvergoeding, minus hetgeen Gedaagde heeft betaald, is daarom toewijsbaar. Dat bedrag kan worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag dat de lening inclusief kredietvergoeding afgelost had moeten zijn, te weten 5 augustus 2014. Island Finance zal gelegenheid worden geboden om dat restantbedrag te becijferen nu Gedaagde betwist dat ter zake van 1,4% per maand moet worden uitgegaan. Voor zover het gerecht kan nagaan is voor deze lening geen boeterente in de zin van artikel 6 van de overeenkomst in rekening gebracht. [5] De overeenkomst voorziet niet in het in rekening brengen van vertragingsrente.
2.9
Island Finance maakt daarnaast aanspraak op 15% buitengerechtelijke incassokosten. Het gerecht zal ook die kosten toewijzen, overeenkomstig vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof. Island Finance heeft door overlegging van stukken voldoende aangetoond dat zij buitengerechtelijke kosten heeft gemaakt. Partijen zijn ter zake van hoogte daarvan overeengekomen dat die forfaitair 15% bedragen. Het gerecht ziet geen aanleiding dat bedrag desalniettemin te matigen. Het is redelijk dat er buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt en de gevorderde hoogte ervan is redelijk. Het gevorderde bedrag dient te worden toegewezen.
2.1
Het gerecht zal de zaak naar de rolzitting verwijzen voor akte uitlating zijdens Island Finance. Gedaagde kan daarop nadien reageren. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
2.11
Voor zover het de reconventionele vordering betreft stuit die wat betreft lening nummer XXXXXX af op het bovenstaande. Gedaagde vordert echter ook gedeeltelijke terugbetaling van hetgeen hij voor andere lening (XXX), heeft betaald. Gedaagde baseert die vordering op onverschuldigde betaling. Voor zover die vordering op het bovenstaande is gebaseerd stuit die ook af. Voor zover die vordering erop is gebaseerd dat door Gedaagde ten onrechte boeterente is betaald, geldt dat de vordering onvoldoende is toegelicht en het ter zake gevorderde bedrag onvoldoende is afgesplitst van de vordering uit hoofde van een (vermeend) nietig rentebeding.
2.12
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
verwijst de zaak naar de rol van 7 oktober 2015 voor akte uitlating zijdens Island Finance met betrekking tot rechtsoverweging 2.8,
peremptoir.
verstaat dat Gedaagde nadien een antwoordakte mag nemen en de zaak daarvoor naar een nader te bepalen rolzitting zal worden verwezen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Noordhuizen rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 september 2015 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Het gerecht merkt hier op dat 1,5% per maand effectief niet gelijk is aan 18% per jaar omdat bij een maandelijks berekende rente de betalingsverplichting in beginsel (aan het eind van) die maand ontstaat terwijl bij een jaarlijks berekende rente de betalingsverplichting in beginsel pas aan het eind van het desbetreffende jaar ontstaat. Het effectiefrentepercentage is bij een maandrente van 1,5% dus iets hoger dan 18% per jaar. Klaarblijkelijk heeft het hof dat in kort geding niet meegewogen, althans heeft het hof zich over de betalingsdata van de verschuldigde rente in kort geding niet uitgelaten.
2.Behoudens kennelijk de door Gedaagde aangestipte verplichting om de effectieve rente te vermelden in plaats van de ‘add on’-rente
3.Op de overeenkomst staat dat ook de nominale rente 27,5% zou bedragen. Wat daarvan zij, dat Island Finance na 60 termijnen een flink bedrag en rente zou hebben betaald, zowel percentueel als absoluut, moet hem duidelijk zijn geweest.
4.Mogelijk onder conversie in een dan rechtsgeldig tarief.
5.Anders dan kennelijk voor de lening XXXXX waarvoor Gedaagde borg stond of waar hij medeschuldenaar was.