ECLI:NL:OGEAA:2015:356

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
23 september 2015
Publicatiedatum
28 september 2015
Zaaknummer
ARBB no. 1297 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schadevergoeding uit wanprestatie en nakoming overeenkomst tussen Eiser en Gedaagde

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, vorderde Eiser schadevergoeding van Gedaagde wegens wanprestatie. Eiser had een aannemingsovereenkomst gesloten met Gedaagde voor de aanleg van een bomacrete-vloer van 175 m2, maar Gedaagde had slechts 86 m2 aangelegd. Eiser vorderde een schadevergoeding van Afl. 1.520,--, vermeerderd met wettelijke rente en incassokosten. Gedaagde voerde verweer en vorderde in reconventie dat Eiser zou worden veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst of schadevergoeding van Afl. 4.910,--. De procedure omvatte een comparitie van partijen en diverse akten van beide partijen.

Het Gerecht oordeelde dat Gedaagde in verzuim was geraakt, omdat hij niet had voldaan aan de overeenkomst. Eiser had Gedaagde meermalen in gebreke gesteld, maar Gedaagde had geen herstel of reparatie uitgevoerd. Het Gerecht concludeerde dat Eiser recht had op schadevergoeding van Afl. 1.270,-- voor de kosten van herstel door een derde, en dat Gedaagde ook recht had op schadevergoeding van Afl. 1.650,-- voor gederfde winst, omdat Eiser niet de volledige vloer had laten aanleggen. De vordering van Eiser voor incassokosten werd afgewezen, omdat er geen overeenkomst voor vergoeding van die kosten was.

De uitspraak werd gedaan op 23 september 2015, waarbij het Gerecht de kosten van de procedure aan beide partijen toebedeelde. Gedaagde werd veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan Eiser, en Eiser werd veroordeeld tot betaling van de kosten van de reconventionele procedure aan Gedaagde. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte werd afgewezen.

Uitspraak

Vonnis van 23 september 2015
Behorend bij ARBB no. 1297 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in de zaak van:
Eiser,
wonende in Aruba,
eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna ook te noemen: Eiser,
gemachtigde: de advocaat mr. H.S. Croes,
tegen:
BOMACRETE,
wonende/gevestigd in Aruba te (Adres),
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
hierna ook te noemen: Gedaagde,
procederende in persoon.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure tot 3 september 2014 blijkt uit het tussenvonnis van dit Gerecht van die datum. De bij dat vonnis gelaste comparitie van partijen heeft plaatsgevonden op 19 november 2014. Partijen zijn toen verschenen samen met hun respectieve gemachtigden. De gemachtigden van partijen hebben het woord gevoerd en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen. Eiser heeft tijdig een conclusie van antwoord in reconventie genomen. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de door Gedaagde genomen akte na comparitie;
- de antwoordakte van Eiser.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

in conventie

2.1
Eiser vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Gedaagde ten titel van schadevergoeding uit wanprestatie beveelt om aan Eiser te betalen Afl. 1.520,--, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 2 september 2013 en met 15% aan incassokosten.
2.2
Gedaagde voert verweer strekkende tot afwijzing van het door Eiser verzochte.
in reconventie
2.3
Gedaagde vordert dat het Gerecht bij vonnis:
-Eiser beveelt tot nakoming van de overeenkomst van 30 mei 2013, althans Eiser veroordeelt tot schadevergoeding ad Afl. 4.910,--, althans bepaalt dat Eiser “
afstand neemt van de voordelen die hij heeft genomen bij het sluiten van de overeenkomst van 30 mei 2013” bestaande uit onder meer “
een lagere prijs per vierkante meter.”.
2.4
Eiser voert verweer en concludeert dat Gedaagde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het door hem verzochte, althans tot ontzegging of afwijzing daarvan, kosten rechtens.
in conventie en in reconventie
2.5
Voor zover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE VERDERE BEOORDELING

in conventie en in reconventie

3.1
De aard en strekking van de conventionele en reconventionele vorderingen brengen mee dat die gezamenlijk besproken zullen worden.
3.2
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat Gedaagde niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn reconventionele vordering. Het ontvankelijkheidsverweer van Eiser wordt daarom verworpen.
3.3
Vast staat tussen partijen dat Gedaagde krachtens een daartoe tussen partijen op 25 mei 2013 gesloten aannemingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) een zogeheten bomacrete-vloer zou construeren van 175 m2 voor Eiser tegen betaling van Afl. 11.760,--. Vast staat verder dat Gedaagde een bomacrete-vloer van 86 m2 heeft aangelegd voor Eiser. Eiser stelt in dat verband dat partijen op 2 september 2013 nader zijn overeengekomen dat Gedaagde geen 175 m2 vloer zou construeren, maar slechts 86 m2. Die bevrijdende stelling heeft Gedaagde gemotiveerd bestreden, en staat daarom niet vast. Bedoelde stelling komt in deze procedure ook niet vast te staan, omdat Eiser geen levering van bewijs heeft aangeboden.
3.4
Tegen voormelde achtergrond staat verder vast dat Eiser onder de overeenkomst in totaal Afl. 6.850,-- heeft betaald aan Gedaagde voor door hem geleverd werk. Voorts staat vast dat Eiser Gedaagde meermalen doch tevergeefs in gebreke heeft gesteld en heeft aangemaand om over te gaan tot herstel/reparatie van het door hem geleverde werk wegens beweerdelijke (afwerk)gebreken daaraan. Die stelling heeft Eiser onderbouwd met een door ing. (Naam) opgesteld schadetaxatierapport. Het Gerecht twijfelt niet aan de deskundigheid en betrouwbaarheid van die deskundige, en twijfelt evenmin aan de betrouwbaarheid van het door hem uitgebrachte rapport. In dat rapport wordt geconcludeerd dat de vloer gerepareerd kan worden door de scheuren met een kleurmengsel te dichten waarna het geheel met een sealer wordt afgewerkt, terwijl de kosten daarvan worden geraamd op Afl. 2.000,--. De stelling van Gedaagde dat de door hem geconstrueerde vloer - kort gezegd - niet gebrekkig is en juist is aangelegd mist in het licht van het rapport voldoende grondslag. Die stelling wordt daarom gepasseerd, en vast komt te staan dat het door Gedaagde geleverde werk gebrekkig was.
3.5
Hoewel vast staat dat Gedaagde meermalen tot herstel/reparatie van de vloer is aangemaand door Eiser, volgt reeds uit zijn stellingen dat verzuim aan de zijde van Gedaagde ook zonder ingebrekestelling is ingetreden. Vast staat dat Eiser de vloer heeft laten repareren door een derde tegen betaling van Afl. 1.270,--. Die schade zal Gedaagde moeten vergoeden. Gedaagde zal daartoe worden veroordeeld. De deelvordering ter zake van kosten voor het schoonmaken van het bij partijen genoegzaam bekende zwembad ad Afl. 250,-- zal worden afgewezen, omdat Eiser onbestreden heeft gesteld dat Eiser nog geen zwembad had ten tijde van de laatste werkdag van Gedaagde voor Eiser. De in de akte na comparitie neergelegde nadere uitleg van Eiser op dit onderdeel wordt buiten beschouwing gelaten, omdat Gedaagde daarop niet meer heeft kunnen reageren.
3.6
De door Eiser gevorderde wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag en de ingangsdatum daarvan zullen, als zijnde onbestreden, worden toegewezen.
3.7
De vordering van Eiser ter zake van vergoeding van incassokosten wordt afgewezen. Gesteld nog gebleken is immers dat partijen vergoeding van die kosten waren overeengekomen en evenmin heeft Eiser gesteld dat hij schade heeft geleden in de vorm van niet in de proceskostenveroordeling begrepen kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte.
3.8
In het licht van het vaststaande gegeven dat partijen hebben afgesproken dat Gedaagde een vloer van 175 m2 zou construeren voor Eiser en in dat van het gegeven dat is gesteld noch is gebleken dat de overeenkomst op enig moment is ontbonden wordt het volgende overwogen. Het Gerecht ziet geen grond voor toewijzing van het primair door Gedaagde verzochte, nu duidelijk is dat Eiser geen nakoming (in de zin van het aanleggen door Gedaagde van het ontbrekende deel van de vloer) meer wenst. Uit die houding van Gedaagde volgt dat hij wat betreft de constructie van het nog aan te leggen deel van de vloer, te weten (175 minus 86 =) 89 m2 in verzuim is geraakt zonder ingebrekestelling. Die wanprestatie brengt met zich dat Eiser schadeplichtig is jegens Gedaagde. Gedaagde stelt dat hij voor een bedrag van Afl. 4.910,-- schade heeft geleden, maar gebleken is dat Gedaagde bij de beraming van zijn schade alleen het positieve contractsbelang en geen besparing van kosten in aanmerking heeft genomen. Door het resterende werk niet uit te kunnen voeren heeft Gedaagde immers geen kosten (van materiaal en manuren) hoeven te maken. Rekening houdende met één en ander begroot het Gerecht de schade van Gedaagde schattenderwijs op Afl. 1.650,-- (aan gederfde winst). Eiser zal worden veroordeeld om dat bedrag te vergoeden aan Gedaagde.
3.9
Gedaagde zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de conventionele procedure gevallen aan de zijde van Eiser, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten en Afl. 500,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten van liquidatietarief 2, ad Afl. 250,-- per punt, te weten één punt voor het verzoekschrift, een half punt voor de comparitie wat betreft het conventionele deel daarvan en een half punt voor de na die comparitie genomen akte).
3.1
Eiser zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de reconventionele procedure gevallen aan de zijde van Gedaagde, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 250,-- aan salaris voor de gemachtigde (1 punt van liquidatietarief 2, te weten een half punt voor de comparitie wat betreft het reconventionele deel daarvan en een half punt voor de na die comparitie genomen akte). Hierbij wordt nog overwogen dat het Gerecht geen punt van het liquidatietarief toekent voor de Gedaagde genomen conclusie van eis in reconventie, omdat Gedaagde toen in persoon procedeerde.

4.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
in conventie
-veroordeelt Gedaagde om ten titel van schadevergoeding aan Eiser te betalen
Afl. 1.270,--, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 2 september 2013 tot aan de algehele voldoening;
-veroordeelt Gedaagde in de kosten van deze conventionele procedure gevallen aan de zijde van Eiser, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten en Afl. 500,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte;
in reconventie
-veroordeelt Eiser om ten titel van schadevergoeding aan Gedaagde te betalen
Afl. 1.650,--;
-veroordeelt Eiser in de kosten van deze reconventionele procedure gevallen aan de zijde van Gedaagde, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 250,-- aan salaris voor de gemachtigde;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 23 september 2015 in aanwezigheid van de griffier.