ECLI:NL:OGEAA:2015:365

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 september 2015
Publicatiedatum
30 september 2015
Zaaknummer
P-2015/06359, 390 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop en bezit van cocaïne en hennep in Aruba met verwerping van nietigheid van dagvaarding

In deze strafzaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is de verdachte op 18 september 2015 veroordeeld voor het medeplegen van de verkoop en het bezit van cocaïne en hennep. De zaak begon met een verzoek van de raadsman, mr. A.S. Kock, om de dagvaarding nietig te verklaren, wat door de rechter werd verworpen. De officier van justitie, mr. J. Zondervan, had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, met aftrek van voorarrest. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk verkopen en in bezit hebben van cocaïne en hennep in de periode van 15 december 2014 tot en met 13 mei 2015 in Aruba. Tijdens de zitting werd de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van de officier van justitie besproken, waarbij het gerecht oordeelde dat er geen redenen waren om de dagvaarding nietig te verklaren of de vervolging te schorsen.

De rechter kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, gebaseerd op bewijsmiddelen zoals tapgesprekken en aangetroffen cocaïne tijdens een huiszoeking. De verdachte ontkende de verkoop van cocaïne, maar het gerecht oordeelde dat de bewijzen overtuigend waren. De rechter kwalificeerde de feiten als medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Landsverordening verdovende middelen en het Wetboek van Strafrecht. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarbij rekening werd gehouden met zijn eerdere veroordeling in 1999 voor een soortgelijk feit. Daarnaast werden er beslissingen genomen over inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder de verbeurdverklaring van een geldbedrag dat aan de verdachte toebehoorde.

Uitspraak

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
S T R A F V O N N I S
in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1957 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], thans alhier gedetineerd.

1.Onderzoek van de zaak

Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 28 augustus 2015. De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.S. Kock.
De officier van justitie, mr. J. Zondervan, heeft ter terechtzitting gevorderd de verdachte ter zake van de aan hem tenlastegelegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden, met aftrek van voorarrest.
De raadsman heeft het woord tot verdediging gevoerd.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd:
1. dat hij op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip, in of omstreeks de periode vanaf 15 december 2014 tot en met 13 mei 2015 in Aruba, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, opzettelijk een hoeveelheid cocaïne zijnde een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I en IV, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeld heeft verkocht en/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/of in bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend;
(artikel 3 van de Landsverordening Verdovende Middelen jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
2. dat hij op verschillende tijdstippen, althans enig tijdstip, in of omstreeks de periode vanaf 15 december 2014 tot en met 13 mei 2015 in Aruba, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, opzettelijk hennep, althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I, in bezit heeft gehad en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft aangewend;
(artikel 4 van de Landsverordening Verdovende Middelen jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)

3.Voorvragen

Geldigheid van de dagvaarding
De raadsman van verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat de dagvaarding ten aanzien van het eerste feit nietig dient te worden verklaard, nu de tenlastelegging te summier is en daarin onvoldoende feitelijk is omschreven welke handelingen verdachte verweten worden, zodat het de verdachte onvoldoende duidelijk is waartegen hij zich dient te verdedigen.
Het gerecht verwerpt het voornoemde verweer en overweegt daartoe dat het aan de verdachte tenlastegelegde voldoet aan de eisen, zoals gesteld in artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering. Ook is gedurende het onderzoek ter terechtzitting het gerecht overigens niet gebleken dat daarover bij de verdachte onduidelijkheid heeft bestaan.
Bevoegdheid van het gerecht
Krachtens de wettelijke bepalingen is het gerecht bevoegd van het tenlastegelegde kennis te nemen.
Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen feiten of omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan.
Redenen voor schorsing van de vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging gebleken.

4.Bewijsbeslissingen

Bewezenverklaring
Het gerecht heeft uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat het bewezen acht:
1. Dat hij op verschillende tijdstippen
, althans enig tijdstip,in
of omstreeksde periode vanaf 15 december 2014 tot en met 13 mei 2015 in Aruba, tezamen en in vereniging met
anderen ofeen ander,
althans alleen,opzettelijk een hoeveelheid cocaïne
zijnde een stof als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I en IV, althans enig zout van cocaïne als vorenbedoeldheeft verkocht en
/of heeft afgeleverd en/of heeft vervoerd en/ofin bezit heeft gehad en
/ofaanwezig heeft gehad
en/of heeft aangewend.
2. Dat hij op verschillende tijdstippen
, althans enig tijdstip,in
of omstreeksde periode vanaf 15 december 2014 tot en met 13 mei 2015 in Aruba, tezamen en in vereniging met
anderen ofeen ander, opzettelijk hennep,
althans enige gebruikelijke bereiding waaraan de hars die uit hennep wordt getrokken ten grondslag ligt, als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Landsverordening verdovende middelen of in de Regeling aanwijzing verdovende middelen I,in bezit heeft gehad en
/ofaanwezig heeft gehad
en/of heeft aangewend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, zoals doorgestreept in de tekst, is niet bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

5.Bewijsmiddelen

De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de wettige bewijsmiddelen zijn vervat. De bewijsmiddelen zullen in geval van hoger beroep in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverwegingen
Verdachte ontkent cocaïne aan derden te hebben verkocht en ook de raadsman heeft ter terechtzitting aangevoerd dat uit het dossier onvoldoende blijkt dat de verdachte cocaïne aan derden zou hebben verkocht. De raadsman heeft het gerecht derhalve verzocht om de verdachte van dat deel van het onder 1. tenlastegelegde vrij te spreken. Ter staving van voornoemde heeft de raadsman aangevoerd dat, anders dan in soortgelijke zaken gebruikelijk is, er thans geen planmatige observatie van verdachte heeft plaatsgevonden, noch is er bij de woning van verdachte gepost om te verifiëren of er daadwerkelijk verdovende middelen vanuit de woning van verdachte werden verkocht.
Anders dan door de raadsman is aangevoerd is het gerecht van oordeel dat de verkoop van cocaïne door de verdachte blijkt uit de diverse tapgesprekken die zich in het dossier bevinden, in samenhang met de tijdens de huiszoeking aangetroffen cocaïne verpakt in een groot aantal plastic zakjes, alsmede het aantreffen van zowel een plastic tas met daarin 39 stuks foliepapier en een plastic bakje inhoudende 350 stuks foliepapier, waarvan ambtshalve bekend is dat deze gebruikt worden voor het verpakken van cocaïne, teneinde deze te kunnen verkopen.

6.Kwalificatie en strafbaarheid van het bewezenverklaarde

1. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 3, eerste lid, onder B en C van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
2. Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met artikel 4, eerste lid, onder C van de Landsverordening verdovende middelen,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.

7.Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid opheffen of uitsluiten.

8.Oplegging van straf of maatregel

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder de verdachte zich daaraan schuldig heeft gemaakt en op de persoon van de verdachte, zoals van één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht het gerecht na te noemen beslissing passend. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn zoon, de medeverdachte [medeverdachte], schuldig gemaakt aan de verkoop van cocaïne en het bezit en aanwezig hebben van zowel cocaïne als hennep. Van verdovende middelen is algemeen bekend dat deze verslavend werken en voor de gezondheid van personen schadelijk zijn. Het gebruik van en handel in verdovende middelen gaat vaak gepaard met geweldcriminaliteit en leidt tot vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door verslaafden gepleegde strafbare feiten ter financiering van de behoefte aan deze verdovende middelen. Aldus heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het drugscircuit hier te lande. Ook wordt met de handel in verdovende middelen veel geld verdiend. Verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door het oogmerk van financieel gewin ten koste van anderen. Oplegging van een vrijheidsontnemende straf is dan ook geïndiceerd.
Ten voordele van verdachte geldt dat hij alleen in 1999 voor een soortgelijk feit met politie en/of justitie in aanraking is geweest en is veroordeeld.
Alles afwegende kan niet worden volstaan met een andere of lichtere straf dan gevangenisstraf van na te melden duur.

9.Inbeslaggenomen voorwerpen

A.
Verbeurdverklaring
Het in beslag genomen geldbedrag, zijnde Amerikaanse Dollars, waarvan ter terechtzitting is gebleken dat het aan verdachte toebehoort en dat met betrekking daartoe het strafbare feit onder 1 is begaan, zal verbeurd worden verklaard.
B.
Teruggave
De teruggave zal worden gelast van het in beslag genomen geldbedrag, bestaande uit 10 biljetten van Afl. 100,-, aan de verdachte, nu dat niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is mede gegrond op de artikelen 1:13, 1:62, 1:67, 1:68 1:136 en 1:224 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

Het gerecht:
verklaart bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten zoals hierboven bewezen geacht heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en de verdachte hiervoor strafbaar;
kwalificeert het bewezenverklaarde als hierboven omschreven;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
zes (6) maanden;
bepaalt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
verklaart verbeurdde in rubriek 9A genoemde voorwerpen;
gelast de teruggaveaan de verdachte van het in rubriek 9B genoemde voorwerp;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip dat de duur van deze hechtenis gelijk wordt aan die van de opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. P.A.H. Lemaire en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit gerecht op 18 september 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.