In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vader een verzoek ingediend op 16 maart 2015, met betrekking tot de voogdij over zijn twee minderjarige kinderen, geboren in Colombia. De moeder, die opgeroepen was voor de zitting, is niet verschenen. De vader heeft de minderjarigen erkend en zij wonen sinds 3 mei 2011 bij hem in Aruba, zonder verblijfstitel. De moeder had eerder op 30 september 2014 bij de 'Instituto Colombiano de Bienestar Familiar' ingestemd met de overdracht van de voogdij aan de vader.
Het verzoek van de vader was gericht op het verkrijgen van een verklaring als bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek, ter bevestiging dat de akte van 30 september 2014 overeenkomstig de plaatselijke voorschriften was opgemaakt. Het gerecht heeft echter geoordeeld dat de akte niet vatbaar is voor opname in het register van de burgerlijke stand, omdat deze registers geen informatie over voogdij over minderjarigen bevatten. Hierdoor kon het verzoek niet worden toegewezen.
Op 29 september 2015 heeft het gerecht de beschikking gegeven, waarin het verzoek van de vader werd afgewezen. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.