ECLI:NL:OGEAA:2015:389

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
8 oktober 2015
Zaaknummer
A.R. 483 van 2013
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling op basis van ongerechtvaardigde verrijking tussen ex-partners

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, heeft eiser een vordering ingesteld tegen gedaagde op basis van ongerechtvaardigde verrijking. Eiser, die jarenlang samenwoonde met gedaagde, stelt dat hij financieel heeft bijgedragen aan verschillende vermogensbestanddelen die op naam van gedaagde staan, waaronder onroerend goed en een discotheek. Eiser verzoekt om een veroordeling tot betaling van de helft van de waarde van deze vermogensbestanddelen, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagde verzet zich tegen de vordering en stelt dat er geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking, aangezien de vermogensbestanddelen op haar naam staan en zij deze heeft verworven zonder dat eiser daar recht op heeft.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder een inleidend verzoekschrift en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Tijdens de comparitie van partijen op 22 april 2014 werd duidelijk dat er eerder al een procedure had plaatsgevonden over een vergelijkbare kwestie, waarbij het Gemeenschappelijk Hof de vordering van eiser had afgewezen. De rechter oordeelt dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat gedaagde ongerechtvaardigd is verrijkt en dat hij zelf ook heeft geprofiteerd van de gezamenlijke inkomsten uit de vermogensbestanddelen. De rechter wijst de vordering van eiser af en veroordeelt hem in de proceskosten van gedaagde.

De uitspraak werd gedaan op 7 oktober 2015 door mr. P.A.H. Lemaire, en de rechter verleent partijen kosteloze admissie, wijst de vordering af en legt de kosten van de procedure op aan eiser.

Uitspraak

Vonnis van 7 oktober 2015
Behorend bij A.R. 483 van 2013
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
Eiser,
wonende te Aruba,
EISER,
Gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
Tegen
Gedaagde,
wonende te Aruba,
GEDAAGDE,
Gemachtigde: de advocaat mr. L.J. Pieters.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • Het inleidend verzoekschrift,
  • De conclusie van antwoord;
  • De conclusie van repliek;
  • De conclusie van dupliek;
  • De comparitie van partijen d.d. 22 april 2014, gelast bij tussenvonnis van 12 maart 2014, alsmede de griffiersaantekeningen;
  • De akte uitlating zijdens gedaagde;
  • De antwoord-akte zijdens eiser.
Het vonnis is bepaald op heden.
Dit vonnis wordt door een andere rechter gewezen dan de rechter die het tussenvonnis wees, aangezien deze inmiddels niet meer werkzaam is op dit gerecht.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Eiser verzoekt toestemming te verlenen kosteloos te mogen procederen. Hij vordert veroordeling van gedaagde, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van de helft van de waarde van de panden (Adres 1) en (Adres 2), van drie motorrijtuigen en van bestanddelen in de discotheek (Pub), vermeerderd met de wettelijke rente met ingang van de dag van indiening van het inleidend verzoekschrift, kosten rechtens. Eiser stelt dat partijen jarenlang hebben samengewoond als waren zij gehuwd. De genoemde vermogensbestanddelen staan op naam van gedaagde, maar zijn verworven met geld van eiser. Hij werkte, terwijl gedaagde slechts zes jaar buitenshuis heeft gewerkt. De genoemde vermogensbestanddelen zijn op naam van gedaagde gesteld, omdat eiser formeel nog jarenlang getrouwd was met een andere vrouw. Eiser baseert zijn vordering op ongerechtvaardigde verrijking. Gedaagde is verrijkt: al eisers geld is gestoken in vermogensbestanddelen die op naam van gedaagde zijn komen te staan, terwijl eiser daardoor is verarmd. Gedaagde weigert eiser te betalen.
2.2
Gedaagde verzoekt eveneens toestemming kosteloos te mogen procederen. Zij bestrijdt de vordering. Zij wijst er op dat partijen over deze kwestie al eerder hebben geprocedeerd. Het Gemeenschappelijk hof heeft eisers vordering, toen nog gebaseerd op waarde verrekening, afgewezen. Zij geeft aan dat er geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking. Eiser laat na concreet te stellen waarin de verrijking en verarming zouden bestaan en – indien daarvan sprake is – waarom de verrijking ongerechtvaardigd zou zijn. Het perceel (Adres 2) en het perceel (Adres 1) en de opstallen staan op haar naam. Het perceel (Adres 2) waarop de nachtclub staat, heeft gedaagde van haar moeder geschonken gekregen. Zij heeft voor het onroerend goed (Adres 1) een hypotheek afgesloten die zij heeft voldaan. De huurinkomsten uit het onroerend goed en de opbrengsten van de nachtclub kwamen mede haar toe. Partijen hebben gezamenlijk van de vruchten van het vermogen geleefd. Eiser heeft inderdaad gewerkt, maar gedaagde heeft voor de drie kinderen van partijen en het huishouden gezorgd. Behalve eiser, werkten ook de drie kinderen in de Pub. Deze staat sinds 18 juni 2009 op naam van de zoon van partijen. Wat dat betreft heeft eiser de verkeerde aangesproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Partijen zijn niet met elkaar gehuwd geweest en hebben geen samenlevingsovereenkomst gesloten. De vraag of gedaagde tot verrekening is gehouden, is reeds ontkennend beantwoord door het Gemeenschappelijk Hof in zijn uitspraak van 18 december 2012 (H131/12). Voor zover gedaagde met haar verwijzing naar deze uitspraak een beroep heeft willen doen op het gezag van gewijsde van deze uitspraak, wordt zulks verworpen, nu in dat geding de vraag niet aan de orde is geweest of gedaagde ten koste van eiser ongerechtvaardigd werd verrijkt.
3.2
De stellingen van eiser kunnen zijn vordering niet dragen. Voor toewijzing van een vordering wegens ongerechtvaardigde verrijking moet komen vast te staan dat gedaagde is verrijkt, dat eiser daardoor is verarmd en dat de verrijking ongerechtvaardigd is. Eiser lijkt van het standpunt uit te gaan dat het enkele feit dat de door hem in zijn petitum genoemde vermogensbestanddelen op naam van gedaagde staan en hij daaraan heeft meebetaald voldoende is om aanspraak te kunnen maken op de helft van de waarde van die vermogensbestanddelen. Aldus lijkt hij te steunen op de gedachte dat hetgeen binnen een langdurige relatie is opgebouwd, beide partijen ten goede dient te komen en niet afhankelijk moet zijn op wiens naam een vermogensbestanddeel staat. Dat is bij een vordering gebaseerd op ongerechtvaardigde verrijking echter niet het uitgangspunt. Gedaagde heeft niet concreet gespecificeerd waaruit de verrijking van gedaagde en zijn verarming bestaat. Het onroerend goed te (Adres 2) komt uit gedaagdes familie. Gedaagde heeft bovendien onweersproken gesteld dat de huur- en bedrijfsopbrengsten van het onroerend goed en de Pub als gezinsinkomen aan beide partijen en hun kinderen ten goede is gekomen, zodat eisers stelling dat hij vrijwel alles betaalde voor de pub en het onroerend goed, niet gegrond is gebleken. Die betalingen kunnen immers mede aan gedaagde worden toegerekend, terwijl eiser zelf ook profiteerde van zijn uitgaven, namelijk doordat deze huur- en bedrijfsopbrengsten genereerden. Tevens is onweersproken gebleven dat de pub inmiddels op naam van een van de kinderen staat. Of en hoe gedaagde daardoor is verrijkt, is gesteld noch gebleken. Aldus kan uit hetgeen eiser heeft gesteld niet worden afgeleid in hoeverre gedaagde werd verrijkt en hij werd verarmd en zal de vordering worden afgewezen. Eiser zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure aan de zijde van gedaagde.

4.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
Verleent partijen kosteloze admissie;
Wijst de vordering af;
Veroordeelt eiser in de kosten van de procedure aan de zijde van gedaagde, begroot op Afl. 450,-- aan griffierechten, Afl. 174,-- aan verschotten en Afl. 3.150,-- aan salaris gemachtigde;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.H. Lemaire, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 7 oktober 2015 in aanwezigheid van de griffier.