ECLI:NL:OGEAA:2015:397

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
9 oktober 2015
Zaaknummer
K.G. no. 1730 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over ontruiming en schuldeisersverzuim tussen huurders en verhuurders

In deze zaak, die op 7 oktober 2015 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba is behandeld, hebben eisers, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. E.E. Rosenstand, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M.G.A. Baiz, met als doel de ontruiming van een trailer die door gedaagde wordt gehuurd. Eisers vorderen dat gedaagde binnen drie dagen na de uitspraak van het vonnis de trailer ontruimt, met kosten rechtens. Gedaagde heeft verweer gevoerd en stelt dat eisers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun verzoek, althans dat het verzoek moet worden afgewezen.

Tijdens de zitting op 28 augustus 2015 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij eisers hebben gesteld dat gedaagde zes maanden achterstallig is met huurbetalingen. Gedaagde betwist echter dat hij op de hoogte was van de huur opzegging die door eisers was verzonden op 16 januari 2015, en stelt dat hij niet was opgeroepen voor de hoorzitting van de Huurcommissie. Het Gerecht heeft vastgesteld dat gedaagde niet eerder dan na betekening van het deurwaardersexploot op de hoogte was van de beslissing van de Huurcommissie.

Het Gerecht oordeelt dat er geen gronden zijn om eisers niet-ontvankelijk te verklaren, maar dat de ontruiming niet kan worden gegrond op de door eisers verkregen toestemming van de Huurcommissie. Bovendien is het Gerecht van mening dat eisers in schuldeisersverzuim zijn geraakt, omdat zij huurbetalingen van gedaagde niet hebben geaccepteerd. Dit leidt tot de conclusie dat de vordering van eisers in een eventuele bodemprocedure niet met grote mate van zekerheid zal worden toegewezen. Het Gerecht wijst daarom het verzoek van eisers af en veroordeelt hen in de kosten van de procedure.

Uitspraak

Vonnis van 7 oktober 2015
Behorend bij K.G. no. 1730 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS in kort geding van:
Eiseres 1, en
Eiser 2,
beiden wonende in Aruba,
eisers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: Eisers,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
Gedaagde,
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: Gedaagde,
gemachtigde: de advocaat mr. M.G.A. Baiz.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de zaak ter terechtzitting van 28 augustus 2015.
1.2
Eisers zijn toen ter zitting verschenen samen met hun gemachtigde. Gedaagde is eveneens verschenen samen met zijn gemachtigde. Partijen hebben in twee termijnen het woord gevoerd - mede aan de hand van overgelegde pleitnota’s, die van Gedaagde voorzien van toegelaten producties - en hebben gereageerd of kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

2.1
Eisers vorderen dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Gedaagde beveelt het door hem van Eisers gehuurde te ontruimen binnen drie dagen na de uitspraak van dit vonnis, kosten rechtens.
2.2
Gedaagde voert verweer en concludeert dat Eisers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in het door hen verzochte, althans tot afwijzing daarvan, kosten rechtens.
2.3
Voor zover van belang voor de beslissing worden de stellingen van partijen hierna besproken.

3.DE BEOORDELING

3.1
Er zijn gronden gesteld noch gebleken waaruit volgt dat Eisers niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in het door hen verzochte. Het ontvankelijkheidsverweer van Gedaagde wordt daarom verworpen.
3.2
Het spoedeisend belang van Eisers bij hun vordering ligt besloten in die vordering.
3.3
Vast staat tussen partijen dat Gedaagde thans van Eisers een trailer huurt in welke Gedaagde tegen betaling van huurpenningen woonachtig is. Vast staat verder dat Eisers krachtens daartoe door de Huurcommissie 8 december 2014 verkregen toestemming op 16 januari 2015 een aangetekend schrijven (met daarbij een afschrift van de beschikking van de Huurcommissie) hebben verzonden naar Gedaagde, bij welk schrijven die huur werd opgezegd per 1 mei 2015. Gedaagde heeft gemotiveerd betwist dat hij dit schrijven en/of de kennisgeving daarvan heeft ontvangen, terwijl het Gerecht geen grond ziet voor het oordeel dat het voorshands aannemelijk is dat dit wel het geval is.
3.4
Verder staat vast dat (1) voormeld schrijven bij deurwaardersexploot van 18 mei 2015 is betekend aan Gedaagde, (2) Gedaagde niet was opgeroepen voor noch aanwezig was bij de hoorzitting van de Huurcommissie na welke bedoelde toestemming is verleend, en (3) dat Gedaagde beroep heeft ingesteld bij dit Gerecht tegen die beslissing van de Huurcommissie, op welk beroep ten tijde van de behandeling van dit kort geding nog geen uitspraak was gegeven. Tegen de hiervoor geschetste achtergrond oordeelt het Gerecht het wel voorshands aannemelijk dat Gedaagde niet eerder dan na betekening van voormeld exploot kennis heeft genomen van de beslissing van de Huurcommissie.
3.5
Voormeld beroep, waarvan is gesteld noch gebleken dat het niet tijdig is ingesteld, heeft schorsende werking met betrekking tot de door de Huurcommissie aan Eisers verleende toestemming tot opzegging van de huur tussen partijen (hierna: de toestemming). Het gegeven dat nog voor het instellen van het beroep gebruik is gemaakt van die toestemming maakt dat naar het voorshandse oordeel van het Gerecht niet anders. Indien dat wel het geval zijn zou opzegging direct na of nog voor de daartoe verkregen toestemming een tijdig (maar dus na de opzegging) ingesteld beroep tegen die beslissing immers zinledig maken, hetgeen niet in overstemming is met de strekking en geest van de Huurcommissieverordening en evenmin de bedoeling kan zijn geweest van de wetgever. Een eenmaal gegrond verklaard beroep brengt met zich dat een reeds daarvoor verrichte opzegging heeft te gelden als te zijn verricht zonder de daartoe vereiste toestemming, met als gevolg dat die opzegging geen werking heeft. Eén en ander betekent naar het voorlopig oordeel van het Gerecht dat de door Eisers verzochte ontruiming bij de huidige stand van zaken niet kan worden gegrond op de door hen verkregen toestemming.
3.6
Ter zake van de stelling van Eisers, dat Gedaagde zes maanden achterstallig is met betaling van huur en dat dit grond oplevert voor de door hen verzochte ontruiming, wordt het volgende overwogen. Het Gerecht oordeelt het voorshands aannemelijk dat Eisers in schuldeisersverzuim zijn geraakt zoals gesteld door Gedaagde, door meerdere door Gedaagde via postwissels verrichte huurbetalingen niet in ontvangst te nemen. Dit klemt temeer omdat vast is komen te staan dat Eisers als opvolgend verhuurders vóór deze procedure nimmer te kennen hebben gegeven aan Gedaagde dat zij - anders dan hun rechtsvoorganger - geen huurbetalingen via postwissels wensten. Het schuldeisersverzuim aan de zijde van Eisers staat aan ontbinding door Eisers van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst in de weg. Bij dit alles komt dat Eisers ter zitting contante betaling van twee maanden huur in ontvangst hebben genomen (met betrekking tot de maanden juli en augustus 2015). Al het vorenstaande brengt met zich dat Eisers zich niet met succes kunnen beroepen op de door hen gestelde huurbetalingsachterstand.
3.7
Bij de hiervoor geschetste stand van zaken valt niet met grote mate van zekerheid te verwachten dat de vordering van Eisers in een eventuele bodemprocedure zal worden toegewezen. Dat brengt met zich dat de thans door Eisers verzochte voorziening moet worden afgewezen. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een ander oordeel kunnen dragen.
3.8
Afweging van de belangen van partijen maakt vorenstaande niet anders, omdat het Gerecht geen zwaarder wegende belangen ziet zijdens Eisers bij toewijzing van het door hen verzochte ten opzichte van de belangen van Gedaagde bij afwijzing daarvan.
3.9
Eisers zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, worden verwezen in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Gedaagde, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht, rechtdoende in kort geding:
-wijst af het door Eisers verzochte;
-veroordeelt Eisers in de kosten van deze procedures gevallen aan de zijde van Gedaagde, tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 1.500,-- aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 7 oktober 2015.