ECLI:NL:OGEAA:2015:41

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 mei 2015
Publicatiedatum
28 mei 2015
Zaaknummer
EJ. nr. 2912 van 2014
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring voor recht inzake erkenning en zorg voor minderjarige in Aruba

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in een verzoekschrift dat was ingediend door de vader van de minderjarige D. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. P.M.E. Mohamed, verzocht om een verklaring voor recht op basis van artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Dit verzoek was gerelateerd aan een eerdere uitspraak van een Dominicaanse rechtbank van 25 januari 2012, waarin de zorg voor de minderjarige aan de vader was toegewezen. De moeder van de minderjarige, die in de Dominicaanse Republiek woont, was niet verschenen op de zitting, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen.

De feiten van de zaak tonen aan dat de minderjarige sinds september 2011 bij de vader in Aruba woont, maar illegaal verblijft. De vader had de minderjarige erkend en de moeder had eerder ingestemd met de zorgoverdracht aan de vader. Het gerecht beoordeelde het verzoek en concludeerde dat de eerdere uitspraak van de Dominicaanse rechtbank niet vatbaar was voor opname in het register van de burgerlijke stand in Aruba, omdat de registers geen informatie bevatten over de zorg voor minderjarigen. Hierdoor was het verzoek van de vader niet toewijsbaar.

De beslissing van het gerecht was om het verzoek af te wijzen, wat op 19 mei 2015 werd uitgesproken door rechter E.M.D. Angela in aanwezigheid van de griffier. Deze uitspraak benadrukt de juridische complicaties rondom internationale zorgkwesties en de erkenning van buitenlandse uitspraken in Aruba.

Uitspraak

Beschikking van 19 mei 2015
Behorend bij EJ. nr. 2912 van 2014
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van:
A,
wonendein Aruba,
VERZOEKER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. P.M.E. Mohamed.
Belanghebbenden:
B, de minderjarige, wonende in Aruba,
C, de moeder, wonende in de Dominicaanse Republiek,
DE AMBTENAAR VAN DE BURGERLIJKE STAND.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 21 november 2014;
  • de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling van 24 februari 2015, waaruit blijkt dat de vader bijgestaan door zijn gemachtigde is verschenen. De moeder is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit de affectieve relatie tussen de vader en de moeder is op …. 2002 in de Dominicaanse Republiek geboren D (hierna: de minderjarige). De minderjarige is erkend door de vader.
2.2
De minderjarige woont sinds september 2011 bij de vader in Aruba. De minderjarige verblijft illegaal in Aruba.
2.3
Bij uitspraak van 25 januari 2012 van het gerecht “Cámara Civil y Comercial del Juzgado de Primera Instancia del Distrito Judicial de Hato Mayor” is de schikkingsakte (acta de guarda y tutela) d.d. 7 december 2011 - waarbij de moeder akkoord is gegaan om de “guarda y custodia” (de zorg) over de minderjarige aan de vader over te dragen - goedgekeurd.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt - naar het gerecht ter zitting begrijpt - tot afgifte van een verklaring zoals bedoeld in artikel 1:26 van het Burgerlijk Wetboek terzake voornoemde uitspraak d.d. 25 januari 2012.

4.DE BEOORDELING

4.1
Op grond van artikel 1:26 Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan het gerecht een verklaring voor recht afgeven dat een buiten Aruba gedane uitspraak overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie is opgemaakt of gedaan, en naar zijn aard vatbaar is voor opneming in een register van de burgerlijke stand.
4.2
Voornoemde uitspraak d.d. 25 januari 2012 is naar zijn aard niet vatbaar voor opneming in een register van de burgerlijke stand, aangezien die registers geen informatie omtrent “custodia y guarda” over minderjarigen bevatten (daargelaten de vraag of de Dominicaanse rechter bevoegd was tot het treffen van een voorziening met betrekking tot de minderjarige die op dat moment reeds in Aruba woonde). Het verzoek is reeds daarom niet toewijsbaar.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, ter terechtzitting van dinsdag 19 mei 2015 in tegenwoordigheid van de griffier.