In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, stond de rechtspersoon Raytheon Canada Limited tegenover de publiekrechtelijke rechtspersoon Land Aruba. De procedure volgde op een tussenvonnis van 22 april 2015 en een mondelinge behandeling op 1 juni 2015. De kern van het geschil betrof de vraag of Land Aruba gehouden was aan de overeenkomst met Raytheon, gezien het feit dat de radarinstallatie niet operationeel was geworden. Land Aruba voerde aan dat de overeenkomst niet uitgevoerd was omdat de installatieplaats niet gereed was gemaakt, wat zij als schuldeisersverzuim beschouwde. Raytheon daarentegen stelde dat de niet-operationele status van de radar volledig aan Land Aruba te wijten was.
De rechter oordeelde dat Land Aruba geen beroep kon doen op de bepalingen van de overeenkomst die stipuleerden dat de verplichtingen pas ingingen op de 'Commencement Date', aangezien de niet-operationele radar het gevolg was van het verzuim van Land Aruba. Het beroep van Land Aruba op onvoorziene omstandigheden werd verworpen, en de rechter concludeerde dat Raytheon geen verplichting had om de overeenkomst te ontbinden. De rechter wees de vordering van Raytheon toe, waarbij Land Aruba werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van US$ 292.275, vermeerderd met rente, en de proceskosten van Raytheon diende te vergoeden. Dit vonnis werd uitgesproken op 21 oktober 2015 door mr. W.J. Noordhuizen.