ECLI:NL:OGEAA:2015:452

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 oktober 2015
Publicatiedatum
2 november 2015
Zaaknummer
EJ nr. 1044 van 2015
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging arbeidsovereenkomst en schadevergoeding na kennelijk onredelijk ontslag

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoekster Z, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. J.A.R. Bryson, een verzoek ingediend tegen de Stichting Desaroyo Educativo Comunitario. Het verzoek betreft de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, die volgens Z op rechtsgeldige wijze op 31 mei 2015 is beëindigd, en de stelling dat de opzegging kennelijk onredelijk is. De stichting is niet verschenen op de zitting en heeft geen verweer gevoerd.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 18 mei 2015 werd ingediend, gevolgd door een exploot van betekening op 7 september 2015. De stichting werd opgeroepen om op 15 september 2015 een verweerschrift in te dienen, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. De rechter heeft de beschikking op 27 oktober 2015 gegeven.

De rechter heeft vastgesteld dat Z de ontslagbrief pas op 21 januari 2015 heeft ontvangen, wat betekent dat de opzegtermijn van vier maanden eindigt op 1 juni 2015. Z heeft recht op achterstallig loon over deze periode, wat is vastgesteld op AWG 852,04. Daarnaast is de cessantia-uitkering van AWG 939,75 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechter heeft ook geoordeeld dat het ontslag kennelijk onredelijk is, gezien de lange diensttijd van Z en het gebrek aan financiële voorzieningen van de stichting. Een billijke vergoeding van AWG 4.000,00 is toegekend.

De stichting is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op AWG 50,00 aan griffierecht, AWG 203,40 aan explootkosten en AWG 900,00 aan salaris van de gemachtigde. De rechter heeft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

Beschikking d.d. 27 oktober 2015
Behorend bij EJ nr. 1044 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
Z,
wonende te Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: Z
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson,
tegen:
STICHTING DESAROYO EDUCATIVO COMUNITARIO,
gevestigd te Morgenster 8 in Aruba,
VERWEERSTER, hierna: de stichting
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoekschrift met productie, ingediend op 18 mei 2015 en het exploot van betekening d.d. 7 september 2015, waarbij de stichting is opgeroepen om op 15 september 2015 een verweerschrift in te dienen. De stichting heeft geen gebruik gemaakt van de aan haar aangeboden mogelijkheid om verweer te voeren.
1.2
De beschikking is bepaald op heden.

2.HET VERZOEK

Het verzoek strekt ertoe om bij beschikking:
- voor recht te verklaren dat de arbeidsovereenkomst op rechtsgeldige wijze op 31 mei
2015 is beëindigd en dat de opzegging kennelijk onredelijk is;
- de stichting te veroordelen om het achterstallig loon over de maanden februari tot en
met mei 2015 aan Z uit te betalen, vermeerderd met de wettelijke verhoging
ex artikel 7A;1614q BW en de wettelijke rente vanaf de dag van opeisbaarheid;
- de stichting te veroordelen om de cessantia-uitkering aan Z te betalen,
vermeerderd met de wettelijke rente;
- de stichting te veroordelen aan Z schadevergoeding naar billijkheid toe te
kennen;
- de stichting in de kosten van deze procedure te veroordelen.

3.DE BEOORDELING

3.1
Op de eerste plaats is aan de orde de vraag of de stichting de arbeidsovereenkomst met Z op rechtens juiste wijze heeft opgezegd.
3.2
Z stelt onweersproken dat zij de ontslagbrief d.d. 23 december 2014 eerst op 21 januari 2015 heeft ontvangen. Dit heeft tot gevolg dat het dienstverband met inachtneming van de opzegtermijn, die volgens de stichting 4 maanden bedraagt, eindigt per 1 juni 2015. Z heeft gesteld dat het loon over de opzegtermijn niet is voldaan. Uit productie 2 volgt dat het weekloon ad AWG 50,12 bedroeg. Een opzegtermijn van vier maanden is gelijk aan 17 weken, aldus bedraagt het loon over de opzegtermijn 17 x AWG 50,12 = AWG 852,04. Dit bedrag wordt dan ook toegewezen.
3.3
De gevorderde verklaring voor recht dat de opzegging onregelmatig is wordt bij gebreke van enig belang afgewezen.
3.4
De cessantia-uitkering ad AWG 939,75 is eveneens toewijsbaar, evenals de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf 22 april 2015, zijnde de dag waarop de stichting in verzuim raakte, tot de dag der voldoening.
3.5
Wat betreft de stelling van Z dat het ontslag kennelijk onredelijk is wordt als volgt overwogen. De beëindiging van de dienstbetrekking door de werkgever zal ingevolge artikel 7A:1615s BW kennelijk onredelijk geacht kunnen worden wanneer, mede in aanmerking genomen de voor de werknemer getroffen voorzieningen en de voor hem bestaande mogelijkheden om ander passend werk te vinden, de gevolgen van de beëindiging voor hem te ernstig zijn in vergelijking met het belang van de werkgever bij die beëindiging. Ter beantwoording van de vraag of het ontslag kennelijk onredelijk is, dienen alle omstandigheden ten tijde van het ontslag in aanmerking te worden genomen. Z stelt dat zij zeventien jaar bij de stichting heeft gewerkt, thans op hoge leeftijd is en niet eenvoudig ander werk zal kunnen vinden. Vast staat dat de stichting geen enkele financiële voorziening heeft getroffen voor Z. Voorts staat vast dat het de stichting niet gelukt is om subsidie te verkrijgen. Het is het gerecht ambtshalve bekend dat meerdere stichtingen met vergelijkbare problemen kampen. In het licht van de feiten en omstandigheden acht het gerecht een vergoeding van AWG 4.000,00 billijk.
3.6
De stichting zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot op heden begroot op AWG 50,- griffierecht, op AWG 203,40 aan explootkosten en op AWG 900,- aan salaris van gemachtigde.
4.DE BESLISSING
De rechter:
4.1
veroordeelt de stichting om aan Z te betalen het bedrag van AWG 852,04 aan achterstallig loon over de maanden februari tot en met mei 2015, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf 22 april 2015 tot de dag der voldoening;
4.2
veroordeeld de stichting te betalen aan Z een bedrag van AWG 939,75 zijnde de cessantia-uitkering te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 april 2015 tot de dag der voldoening;
4.3
veroordeelt de stichting te betalen aan Z een billijke vergoeding van
AWG 4.000,00;
4.4
veroordeelt de stichting in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Z wordt begroot op AWG 50,00 aan griffierecht, AWG 203,40 aan explootkosten, AWG 900,00 aan salaris van de gemachtigde;
4.5
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.6
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 27 oktober 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.